2013
Volgelingen van Christus
Mei 2013


Volgelingen van Christus

Christus volgen is niet iets dat we nonchalant of af en toe kunnen doen. Het houdt blijvende toewijding in aan een levenswijze die altijd en overal geldt.

Ouderling Dallin H. Oaks

Een van onze geliefdste lofzangen, vandaag gezongen door het Tabernakelkoor, begint met deze woorden:

‘Kom,’ sprak de Heiland, ‘volg Mij na.’

Dat elk dus in zijn voetspoor ga,

want wij toch worden dan alleen

met Godes Zoon, de Heiland, één.1

Deze woorden, geïnspireerd door de eerste uitnodiging die de Heiland zijn discipelen gaf (zie Matteüs 4:19), zijn geschreven door John Nicholson, een Schotse bekeerling. Zoals veel van onze leiders uit de begintijd van de kerk had hij weinig formele scholing gehad, maar had hij een grote liefde voor onze Heiland en het heilsplan.2

Alle boodschappen van deze conferentie helpen ons om in het voetspoor van onze Heiland te treden. Zijn voorbeeld en leringen geven het pad aan dat volgelingen van Jezus Christus moeten volgen.

Net als alle andere christenen bestuderen leden van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen het leven van onze Heiland zoals opgetekend in de nieuwtestamentische boeken van Matteüs, Marcus, Lucas en Johannes. Ik zal voorbeelden en leringen uit die vier bijbelboeken met u doornemen en onze leden en alle andere christenen vragen om te overwegen hoe deze herstelde kerk en ieder van ons in aanmerking komt voor het predikaat volgeling van Christus.

Jezus heeft ons geleerd dat de doop een vereiste is om het koninkrijk van God binnen te kunnen gaan (zie Johannes 3:5). Hij begon zijn bediening door Zich te laten dopen (zie Marcus 1:9); zijn volgelingen en Hij doopten ook anderen (zie Johannes 3:22–26). Wij doen dat ook.

Jezus begon zijn prediking met een aansporing aan zijn toehoorders om zich te bekeren (zie Matteüs 4:17). Dat is nog steeds de boodschap van zijn dienstknechten aan de wereld.

Jezus heeft in de loop van zijn bediening geboden gegeven. En Hij zei: ‘Wanneer gij Mij liefhebt, zult gij mijn geboden bewaren’ (Johannes 14:15; zie ook vss. 21, 23). Hij bevestigde dat zijn volgelingen om zijn geboden te onderhouden ‘wat hoog is bij mensen’ (Lucas 16:15) en de ‘overlevering der mensen’ (Marcus 7:8; zie ook vs. 13) achter zich moesten laten. Hij waarschuwde bovendien: ‘Indien gij van de wereld waart, zou de wereld het hare liefhebben, doch omdat gij van de wereld niet zijt, maar Ik u uit de wereld uitgekozen heb, daarom haat u de wereld’ (Johannes 15:19). Zoals de apostel Petrus later verklaarde, moesten de volgelingen van Jezus ‘een volk Gode ten eigendom’ zijn (1 Petrus 2:9).

Heiligen der laatste dagen begrijpen dat ze niet ‘van de wereld’ moeten zijn, noch gebonden aan ‘de overlevering der mensen’, maar net als andere volgelingen van Christus vinden ze het soms moeilijk om de Heiland hierin te volgen. Sommigen bewandelen wereldse wegen omdat, zoals Jezus zei van sommigen die Hij onderwees: ‘Zij […] gesteld zijn op de eer der mensen, meer dan op de eer van God’ (Johannes 12.43). Die manieren waarop men Christus niet volgt, zijn te talrijk en te persoonlijk om hier op te noemen. Ze variëren van wereldse praktijken zoals politieke correctheid en uitersten in kleding en uiterlijke verzorging tot en met afwijkingen van fundamentele waarden zoals de eeuwige aard en functie van het gezin.

De leringen van Jezus waren niet theoretisch bedoeld. Het is altijd de bedoeling geweest om ernaar te handelen. Jezus leerde: ‘Een ieder nu, die deze mijn woorden hoort en ze doet, zal gelijken op een verstandig man’ (Matteüs 7:24; zie ook Lucas 11:28), en ‘Zalig die slaaf, die zijn heer bij zijn komst zo bezig zal vinden’ (Matteüs 24:46). In een andere geliefde lofzang zingen we:

Heiland, leer mij U te dienen

op het pad dat U ons wees; […]

Heiland, leer mij U te dienen;

U wil ik volgen, Heer.3

Zoals Jezus ons heeft geleerd, zullen zij die Hem liefhebben zijn geboden onderhouden. Zij zullen gehoorzamen, zoals president Thomas S. Monson ons vanmorgen heeft geleerd. Christus volgen is niet iets dat we nonchalant of af en toe kunnen doen. Het houdt blijvende toewijding in aan een levenswijze die altijd en overal geldt. De Heiland leerde ons dat beginsel, en hoe we hieraan herinnerd dienen te worden, en hoe we de kracht kunnen opdoen om ons eraan te houden, toen Hij de verordening van het avondmaal instelde (of de communie, zoals anderen het noemen). Uit hedendaagse openbaring weten we dat Hij zijn volgelingen gebood om ter gedachtenis aan Hem te nemen van zinnebeelden (zie BJS, Matteüs 26:22, 24; BJS, Marcus 14:21–24 [zie de tripelcombinatie]). Leden van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen houden zich aan dat gebod door wekelijks een eredienst bij te wonen waarbij ze nemen van brood en water, en zich ertoe verbinden om Hem altijd indachtig te zijn en zijn geboden te onderhouden.

Jezus heeft geleerd: ‘de mensen behoren altijd te bidden’ (Lucas 18:1). Hij gaf daar zelf het voorbeeld in, bijvoorbeeld toen Hij ‘ de nacht door[bracht] in gebed tot God’ (Lucas 6:12) voordat Hij zijn twaalf apostelen riep. Net als andere christenen, bidden wij in al onze erediensten. We bidden bovendien om leiding, en we leren dat we geregeld individueel moeten bidden, en dagelijks als gezin in gebed neer dienen te knielen. Net als Jezus bidden we tot onze Vader in de hemel. En dat doen we in de heilige naam van Jezus Christus.

De Heiland riep twaalf apostelen om Hem bij te staan in zijn kerk. En Hij gaf hun de sleutels en het gezag om de kerk voort te zetten na zijn dood (zie Matteüs 16:18–19; Marcus 3:14–15, 6:7; Lucas 6:13). De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen volgt als de herstelde kerk van Jezus Christus dit voorbeeld in haar organisatie en in het bevestigen van sleutels en gezag op apostelen.

Sommigen die Jezus riep om Hem te volgen, reageerden niet meteen, maar vroegen om uitstel teneinde familieverplichtingen te vervullen. Jezus antwoordde: ‘Niemand, die de hand aan de ploeg slaat en ziet naar hetgeen achter hem ligt, is geschikt voor het Koninkrijk Gods’ (Lucas 9:62). Veel heiligen der laatste dagen houden dezelfde prioriteit aan waarin Jezus onderwees. Dit omvat het fantastische voorbeeld van duizenden zendelingen op leeftijd en anderen die hun kinderen en kleinkinderen achter hebben gelaten om de zendingstaken te verrichten waartoe zij geroepen waren.

Jezus onderwees dat God man en vrouw heeft geschapen, en dat een man zijn ouders moet verlaten en zijn vrouw moet aankleven (zie Marcus 10:6–8). Onze toewijding aan deze lering is alom bekend.

In de bekende gelijkenis van het verloren schaap leerde Jezus dat we veel moeite moeten doen om leden van de kudde op te zoeken die zijn afgedwaald (zie Matteüs 18:11–14; Lucas 15:3–7). Zoals wij weten, heeft president Monson hier grote nadruk op gelegd door zijn gedenkwaardige voorbeeld en zijn leringen over het redden van onze medemens.4

In onze pogingen om anderen te redden en te dienen, volgen wij het unieke voorbeeld van onze Heiland, en zijn leringen aangaande het tonen van liefde: ‘Gij zult uw naaste liefhebben als uzelf’ (Matteüs 22.39). Hij heeft ons zelfs geboden onze vijanden lief te hebben (zie Lucas 6:27–28). En in zijn grootse leringen aan het eind van zijn sterfelijke bediening zei Hij:

‘Een nieuw gebod geef Ik u, dat gij elkander liefhebt; gelijk Ik u liefgehad heb, dat gij ook elkander liefhebt.

‘Hieraan zullen allen weten, dat gij discipelen van Mij zijt, indien gij liefde hebt onder elkander’ (Johannes 13:34–35).

Jezus leerde ons dat we in het kader van die liefde voor elkaar diegenen moeten vergeven die ons iets hebben aangedaan (zie Matteüs 18:21–35; Marcus 11:25–26; Lucas 6:37). Hoewel velen dit een moeilijk gebod vinden, kennen we allemaal inspirerende voorbeelden van heiligen der laatste dagen die in alle liefde vergiffenis hebben geschonken, zelfs voor de ernstigste wandaden. Een voorbeeld: Chris Williams ontleende aan zijn geloof in Jezus Christus de kracht om de dronken bestuurder te vergeven die de dood van zijn vrouw en twee van hun kinderen veroorzaakte. Slechts twee dagen na het drama, toen hij nog radeloos van verdriet was, zei deze vergevensgezinde man, die toen een van onze bisschoppen was: ‘Als discipel van Christus had ik geen andere keus.’5

De meeste christenen geven aan de armen en de behoeftigen (zie Matteüs 25:31–46; Marcus 14:7). De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen en haar leden blinken uit in het volgen van deze lering van de Heiland. Onze leden geven gulle bijdragen aan liefdadige doelen en geven bovendien van hun tijd en andere middelen aan de armen en de behoeftigen. Daarnaast vasten onze leden maandelijks door twee maaltijden over te slaan en doneren zij tenminste de tegenwaarde hiervan als vastengave, die door onze bisschoppen en gemeentepresidenten wordt gebruikt voor hulp aan behoeftige leden. Dat wij vasten om de hongerigen te helpen, is een daad van naastenliefde, die een geestelijk feest is als ze met de juiste bedoeling wordt verricht.

Minder bekend is de wereldwijde humanitaire hulpverlening van de kerk. Met geldmiddelen bijgedragen door gulle leden stuurt De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen voedsel, kleding en andere levensbehoeften over de hele wereld om het lijden van volwassenen en kinderen overal te verlichten. Die humanitaire bijdragen, die de afgelopen tien jaar in de honderden miljoenen liepen, worden gedaan zonder godsdienst, ras of nationaliteit in aanmerking te nemen.

Onze grootschalige hulpactie na de aardbeving en tsunami in Japan in 2011 beliep dertien miljoen dollar in contante hulp en hulpgoederen. Daarnaast hebben ruim 31 duizend vrijwilligers van de kerk meer dan zeshonderdduizend manuren hulp verleend. Onze humanitaire hulp aan de slachtoffers van orkaan Sandy in de oostelijke staten van de VS omvat grote zendingen hulpgoederen en bovendien driehonderdduizend uren vrijwilligerswerk voor opruimwerkzaamheden verricht door ongeveer 28 duizend kerkleden. Een van de vele voorbeelden van afgelopen jaar is een zending van 136 duizend kilo kleding en schoenen naar vluchtelingen in het Afrikaanse land Tsjaad. De afgelopen vijfentwintig jaar hebben we bijna dertig miljoen mensen in 179 landen geholpen.6 De mensen die ‘mormonen’ worden genoemd, weten echt hoe ze aan de armen en behoeftigen moeten geven.

Onze Heiland gaf zijn volgelingen in zijn laatste bijbelse lering opdracht om zijn leringen te brengen aan elke natie en elk individu. Vanaf het begin van de herstelling heeft De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen ernaar gestreefd om zich aan die lering te houden. Zelfs toen we nog een arme nieuwe kerk waren met slechts enkele duizenden leden, stuurden onze leiders zendelingen over de oceanen, naar het oosten en het westen. Als leden hebben wij sindsdien de christelijke boodschap uitgedragen, nu in een zendingsprogramma met ruim zestigduizend voltijdzendelingen en nog eens duizenden deeltijdzendelingen. We hebben wereldwijd zendelingen in meer dan 150 landen en territoriums.

Aan het eind van zijn bergrede, leerde Jezus: ‘Gij dan zult volmaakt zijn, gelijk uw hemelse Vader volmaakt is’ (Matteüs 5:48). Het doel van die lering, en het doel van onze Heiland volgen, is tot de Vader te komen, die onze Heiland ‘mijn Vader en uw Vader, mijn God en uw God’ noemde (Johannes 20:17).

Uit hedendaagse openbaring, die alleen in het herstelde evangelie voorkomt, weten we dat het gebod om naar volmaking te streven deel uitmaakt van het plan van God de Vader voor het heil van zijn kinderen. In dat plan zijn wij allen erfgenamen van onze hemelse Ouders. ‘Wij [zijn] kinderen Gods’, aldus de apostel Paulus, ‘Zijn wij nu kinderen, dan zijn wij ook erfgenamen: erfgenamen van God, en mede-erfgenamen van Christus’ (Romeinen 8:16–17). Dit betekent, zoals we in het Nieuwe Testament lezen, dat we ‘erfgenamen zouden worden […] des eeuwigen levens’ (Titus 3:7), en dat we, als we tot de Vader komen, ‘alles’ beërven (HSV, Openbaring 21:7): alles wat Hij heeft, een denkbeeld dat voor onze sterfelijke geest nauwelijks te bevatten is. Maar we kunnen ten minste begrijpen dat het bereiken van deze allerhoogste bestemming uitsluitend mogelijk is als we onze Heiland, Jezus Christus, volgen, die leerde: ‘Niemand komt tot de Vader dan door Mij’ (Johannes 14:6). Wij streven ernaar Hem te volgen en meer op Hem te gaan lijken, zowel hier als in het hiernamaals. Dat is de reden dat wij in de laatste coupletten van onze lofzang ‘Kom, volg Mij na’ zingen:

Is het genoeg te weten dat

wij moeten treden ’t aardse pad,

en door beproeving worden rein?

Nee, ook ons hart moet heilig zijn. […]

Ons wacht dan koningschap en macht,

blijdschap en glorie, levenskracht,

indien wij langs der eeuwen lijn

’t ‘Kom, volg Mij na’ gehoorzaam zijn.7

Ik getuig van onze Heiland, Jezus Christus, wiens leringen en voorbeeld wij trachten na te volgen. Hij nodigt ons allen, die zwaar belast zijn, uit om tot Hem te komen, van Hem te leren, Hem te volgen, en zo doende rust te vinden voor onze ziel (zie Matteüs 4:19; 11:28). Ik getuig van de waarheid van zijn boodschap en van de goddelijke zending en het goddelijke gezag van zijn herstelde kerk. In de naam van Jezus Christus. Amen.

Noten

  1. ‘Kom, volg Mij na’, lofzang 82.

  2. Zie Karen Lynn Davidson, Our Latter-day Hymns: The Stories and the Messages (1988), pp. 142–143, 419.

  3. ‘U wil ik volgen, Heer’, lofzang 153.

  4. Zie bijvoorbeeld Heidi S. Swinton, To the Rescue: The Biography of Thomas S. Monson (2010), pp. 149–61; Thomas S. Monson, ‘To the Rescue’, Liahona,July 2001, 57–60.

  5. Chris Williams, in Jessica Henrie, ‘Father Relies on Faith to Forgive Intoxicated Teen Driver’, Deseret News, 1 augustus 2012, deseretnews.com/article/865559847/Let-It-Go-Chris-Williams-shares-his-story-of-tragedy-and-forgiveness.html; see also Chris Williams, Let It Go: A True Story of Tragedy and Forgiveness (2012).

  6. Zie ‘Emergency Response: Church Assists Worldwide’, Church News, 9 maart 2013, p. 9; Welfare Services Emergency Response, ‘2012 Year in Review’, p. 8.

  7. Lofzang 201.