2013
Op Jezus wachten
December 2013


Op Jezus wachten

‘Want de Zoon des mensen zal komen in de heerlijkheid zijns Vaders, met zijn engelen’ (Matteüs 16:27).

Karlijn doorzocht zorgvuldig het verkreukelde pakpapier dat in de doos in de berging lag. Ze had nog steeds niet gevonden waar ze naar zocht.

Ze deed alles terug in de doos en ging op zoek naar mama.

Karlijn had al onder de piano, onder de bank en in Thomas’ kinderbedje gezocht. Hij was weg. Ze moest het tegen mama zeggen.

‘Mama, het kindje Jezus is weg.’

Karlijn liet mama het kerststalletje in de huiskamer zien. Jozef, Maria en de herders waren er. De wijzen waren er, en zelfs een kameel en een ezel. Alle beeldjes stonden om de lege kribbe heen.

‘Daar lijkt het wel op, hè?’ zei mama.

‘Ja, ik kan Hem nergens vinden. Ik heb zo’n beetje overal gezocht.’ Het kerststalletje stelt zonder het kindje Jezus weinig voor.

Mama ging naar de boekenkast. ‘Hij is niet weg’, zei ze terwijl ze iets van de bovenste plank afpakte.

Karlijn slaakte een zucht van verlichting. ‘Hier is Hij!’ zei ze. ‘Ik leg Hem wel in de kribbe.’

Ze reikte haar hand naar het beeldje uit, maar mama legde het terug op de plank. ‘We leggen het kindje Jezus dit jaar op kerstochtend in de kribbe’, zei mama. ‘Die traditie heeft papa in Frankrijk overgenomen.’

‘Waarom? Iedereen kijkt verdrietig.’

‘Ik weet niet of ze verdrietig zijn’, zei mama. ‘Ik vind dat het meer lijkt alsof ze wachten.’

Karlijn keek eens goed naar de beeldjes. Ze zag de lege plek in de kribbe waar Jezus hoorde te liggen. Sommige beeldjes probeerden de plek aan te raken.

‘Misschien heb je gelijk’, zei Karlijn.

‘Weet je nog hoe graag je wilde dat Thomas thuiskwam na zijn geboorte?’ vroeg mama.

Karlijn lachte naar haar babybroertje, dat op de deken aan het spelen was. ‘Ja, het duurde hartstikke lang.’

‘Wist je dat profeten duizenden jaren hadden gewacht tot Jezus kwam en ervoor zorgde dat we naar ons hemelse Vader konden terugkeren?’

Karlijn dacht terug aan een plaatje in het jeugdwerk van een profeet die over Jezus’ geboorte schreef. ‘Ik denk het wel’, zei ze.

‘Profeten als Jesaja dachten na over wat de Heiland zou doen als Hij zou komen en schreven erover’, zei mama. ‘Ze hadden hun hele leven op zijn geboorte gewacht. Daarom hebben we de kerststal zo neergezet; dan denken we eraan dat veel mensen lang op de komst van de Heiland hebben gewacht.’

‘Als ik mijn hele leven moest wachten, zou ik het wel beu worden’, zei Karlijn terwijl ze naar de herders keek die op Jezus wachtten.

‘Maar er is nóg een reden dat we dit doen’, zei mama.

‘Welke dan?’

‘Weet je nog dat we het op de gezinsavond over de wederkomst hebben gehad?’

Karlijn dacht even na. ‘Dat is toch wanneer Jezus terugkomt?’

‘Zo is dat’, zei mama.

‘Wanneer gebeurt dat?’

‘Dat weten we niet. Maar we wachten op Jezus’ komst, net zoals de herders in de kerststal en zoals de profeten vanouds. Dat is de andere reden waarom we tot Kerstmis wachten om het kindje Jezus in de kerststal te leggen — om ons eraan te herinneren dat wij ook op Hem wachten.’

‘Zal Hij dan weer in een kribbe liggen?’ vroeg Karlijn.

‘Nee, want Hij is geen kindje meer. De volgende keer dat Jezus komt, is Hij een herrezen wezen. Maar net zoals jij op kerstochtend wacht en net zoals men op Jezus’ komst naar de aarde heeft gewacht, denken we er door de lege kribbe in de kerststal aan dat wij op zijn wederkomst wachten. We zijn het kindje Jezus niet kwijtgeraakt. Op die manier is ons gezin Hem indachtig.’

‘We moeten gewoon wachten’, zei Karlijn met een glimlach.

‘Zo is dat’, zei mama.

‘Mogen we tijdens het wachten wat suikerkoekjes bakken?’