De Heer zal in heerlijkheid naar de aarde terugkeren

Alles wat we in de kerk doen — zendingswerk, familiegeschiedenis en tempelwerk, in het evangelie onderwijzen, leven naar het voorbeeld van Christus — bereidt ons en anderen voor op het eeuwig leven en op de wederkomst van de Heer.¹

Van zijn eerste komst — zijn sterfelijk leven — zijn relatief weinig mensen getuige geweest. Wanneer Hij ‘met macht en grote heerlijkheid’ terugkeert, zal heel het mensdom er getuige van zijn (LV 29:11). De wederkomst zal het millennium inluiden, wanneer de Heiland ‘duizend jaar lang in gerechtigheid bij de mensen op aarde [zal] wonen’ (LV 29:11).

De Schriften beschrijven veel gebeurtenissen die voor de wederkomst zullen plaatsvinden. Enkele daarvan zijn:

De grote afval, een afval van de waarheid (zie 2 Tessalonicenzen 2:1–3; 2 Timoteüs 4:3–4).
De herstelling van het evangelie en van het priesterschap, en tevens het tevoorschijn komen van het Boek van Mormon (zie Jesaja 29:4–18; Handelingen 3:19–21).
De prediking van het evangelie overal ter wereld (zie Matteüs 24:14).
Een tijd van oorlog, goddeloosheid en natuurrampen (zie Matteüs 24:6–7; 2 Timoteüs 3:1–7).
‘Wonderen in de hemel en op aarde’ (Joël 2:30; zie ook Matteüs 24:29–30; LV 29:14–16; 49:23).

Hoewel we tekenen kunnen zien dat zijn wederkomst nabij is, weet niemand precies wanneer de Heer terug zal komen: ‘Van die dag of van die ure weet niemand, ook de engelen in de hemel niet, noch zullen zij dat weten totdat Hij komt’ (LV 49:7).

Sommigen zullen niet voorbereid zijn op de terugkeer van de Heiland. Het zal een angstige tijd zijn voor de goddelozen, maar het zal een dag van vrede en triomf voor de rechtvaardigen zijn. Daarom hebben de Schriften en de profeten van de laatste dagen ons geleerd dat we zo moeten leven dat we erop voorbereid zijn om onze Heiland te ontmoeten wanneer Hij wederkomt. De Heer heeft gezegd:

En te dien dage, wanneer Ik in mijn heerlijkheid zal komen, zal de gelijkenis worden vervuld, die Ik van de tien maagden heb gegeven.

‘Want zij die wijs zijn en de waarheid hebben ontvangen en de Heilige Geest tot hun gids hebben genomen en niet zijn misleid — voorwaar, Ik zeg u: Zij zullen niet worden omgehakt en in het vuur geworpen, maar zullen de dag verdragen’ (LV 45:56–57; zie ook Matteüs 25:1–13).

Vóór de wederkomst zullen er aardbevingen, stormen, donderslagen en bliksemschichten zijn, en de golven der zee zullen zich ‘buiten hun grenzen storten’ (zie LV 88:89–90).
‘De zon zal veranderd worden in duisternis en de maan in bloed, voordat de grote en geduchte dag des Heren komt’ (Joël 2:31).
‘En zo groot zal de heerlijkheid van zijn tegenwoordigheid zijn dat de zon haar aangezicht uit schaamte zal verbergen’ (LV 133:49).
De Heiland zal op de Olijfberg staan en de Joden zullen vragen: ‘Wat zijn dat voor wonden in uw handen en in uw voeten?’ Hij zal antwoorden: ‘Deze wonden zijn de wonden waarmee Ik verwond werd in het huis van mijn vrienden. […] Ik ben Jezus die gekruisigd is.’ (Zie LV 45:48–52.)
De rechtvaardigen zullen opstaan en worden opgenomen om de Heiland in de wolken tegemoet te gaan (zie LV 88:95–97).