2013
Het favoriete kerstlied
December 2013


Het favoriete kerstlied

De auteur woont in Washington (VS).

Ik waardeerde haar lied niet zo totdat ik besefte wie ze eigenlijk toezong.

Illustration of Christmas decorations.

Illustratie Dan Burr

Ik herinner me dat de wijk haar gebruikelijke kerstfeest hield, met rood en groen papier op de tafels, een maaltijd op papieren borden, kleine kinderen die in het rond renden en het vrolijke geluid van kletsende leden. Op de een of andere manier lukte het iemand om iedereen stil te krijgen en een zegen over het eten uit te spreken, waarna men aan de maaltijd begon. Het programma zou bijna beginnen.

Het was mijn wijk niet. Omdat ik met een vriendin naar haar wijkfeest was meegegaan, kende ik weinig mensen. We wilden vroeg weg, maar haar moeder haalde ons over om voor het programma te blijven.

Het eerste programmaonderdeel werd door jeugdwerkkinderen verzorgd, die met stralenkransen van klatergoud om hun hoofd het podium opliepen. Ze zongen een lied, waarna ze al botsend en giechelend van het podium afliepen, waar stukjes goudfolie bleven liggen.

Daarna speelden twee pianisten een opgetogen lied. De eerste pianist speelde vloeiend ‘Komt allen tezamen’ (lofzang 139). De andere, een kleine jongen, ging vóór de piano zitten en keek beteuterd achterom naar zijn moeder, die zachtjes het ritme aangaf. De jongen zuchtte, draaide zich weer om en speelde zo goed als hij kon ‘Up on the Housetop’.

Het volgende programmaonderdeel was een van mijn favoriete liederen — ‘C-h-r-i-s-t-m-a-s’.

Toen ik opkeek, zag ik een zuster met gebogen schouders, en een arm slap langs het lichaam, onhandig met grote stappen op de piano aflopen. Ze had een ongelijke heup en er verscheen een scheve glimlach op haar gezicht voordat ze begon. Ik geef toe dat ik me ten onrechte afvroeg of ze wel kon zingen.

‘Toen ik nog jong was, betekende Kerstmis maar één ding’, zong ze. Het lied ging over een kind dat Kerstmis leert spellen en ontdekt waar de feestdag werkelijk om draait.

Haar mond hing aan één kant slap en ze articuleerde slecht.

Ik keek eens voorzichtig om me heen naar de uitdrukking op het gezicht van de leden. Niemand geneerde zich. Sterker nog, ze zaten glimlachend naar het lied te luisteren.

Ze zong verder, keek omhoog en concentreerde zich op een willekeurig punt op het plafond. Na een tijdje keek ik ook omhoog, maar ik zag alleen maar plafondtegels. Toen ik mijn blik echter weer op haar richtte, zag ik tranen in haar ogen fonkelen.

Toen ze klaar was, kreeg ze een daverend applaus. Ze zag rood van verlegenheid. Toen ze terug naar haar plek liep, betoonden leden van de wijk hun oprechte dank door haar arm of schouder aan te raken. Een zuster die vlak bij me zat, zei tegen haar hoe mooi ze gezongen had. Ze antwoordde zachtjes: ‘Dank u. Ik hoop dat Hij het mooi vond.’

Hij? Voor wie had ze eigenlijk gezongen? Ik wist het antwoord meteen al. Ik besefte dat ze niet voor de aanwezigen in de zaal had gezongen. Ze had niet opgetreden om goedkeuring van het publiek te krijgen. Ze had voor de Heiland gezongen om Hem te loven.

Op dat wijkfeest volgden nog vele andere, en ik heb het lied ‘C-h-r-i-s-t-m-a-s’ door vele geoefende zangers horen vertolken. Maar de versie die ik die Kerstmis hoorde, staat me nog het meeste bij, omdat iemand haar op een bijzondere maar hartverwarmende manier had vertolkt.