2017
Pleidooi voor een hedendaagse profeet
January 2017


Tot we elkaar weerzien

Pleidooi voor een hedendaagse profeet

In 1939, voordat de Tweede Wereldoorlog uitbrak, werd broeder Brown door een lid van het Engelse Lagerhuis uitgenodigd om een juridisch argument te presenteren ter onderbouwing van broeder Browns bewering dat Joseph Smith een profeet was. In een toespraak met de titel ‘The Profile of a Prophet’ op 4 oktober 1955 gehouden aan de Brigham Young University, beschreef president Brown hun gesprek (zie speeches.byu.edu).

Afbeelding
Hugh B. Brown

Illustratie James Johnson

Ik begon […]: ‘U zegt dat mijn geloof dat God in deze tijd tot een mens heeft gesproken bizar en absurd is?’

‘Volgens mij wel.’

‘Gelooft u dat God ooit tot iemand heeft gesproken?’

‘Jazeker, daarvoor vinden we in de Bijbel talloze bewijzen.’

‘Sprak Hij tot Adam?’

‘Ja.’

‘Tot Henoch, Noach, Abraham, Mozes, Jakob, Jozef en andere profeten?’

‘Ik geloof dat Hij tot ieder van hen gesproken heeft.’

‘Gelooft u dat het contact tussen God en de mens ophield toen Jezus op aarde verscheen?’

‘Nee, dat contact bereikte toen een climax, een hoogtepunt.’

‘Mijnheer, gelooft u dat Saulus uit Tarsus, die rechtsgeleerde en tentenmaker was, na de opstanding van Jezus op weg naar Damascus met Jezus van Nazareth sprak, die was gekruisigd, herrezen en naar de hemel opgestegen?’

‘Jazeker.’

‘Wiens stem hoorde Saulus?’

‘Hij hoorde de stem van Jezus Christus, want zo stelde Hij Zich voor.’

‘Dan kan ik in alle ernst aannemen dat het in de Bijbel gebruikelijk was dat God met de mens sprak.’

‘Daar ben ik het denk ik wel mee eens, maar kort na de eerste eeuw na Christus is daar een einde aan gekomen.’

‘Waarom is daar volgens u een einde aan gekomen?’

‘Dat weet ik niet.’

‘Gelooft u dat God sinds die tijd niet meer gesproken heeft?’

‘Dat weet ik wel zeker.’

‘Daar moet u een reden voor hebben. Kunt u mij die reden geven?’

‘Ik weet het niet.’

‘Mag ik een aantal mogelijke redenen opnoemen? Misschien spreekt God niet meer tot de mens, omdat Hij dat niet kan. Hij is die macht kwijtgeraakt.’

Hij zei: ‘Dat zou uiteraard godslastering zijn.’

‘Nou, als u dat niet kunt aanvaarden, dan spreekt Hij misschien niet meer tot de mens omdat Hij ons niet meer liefheeft en Hij niet langer in de mens geïnteresseerd is.’

‘Nee,’ zei hij, ‘God heeft alle mensen lief en Hij maakt geen onderscheid tussen mensen.’

‘Welnu, als Hij tot ons kan spreken, en als Hij ons liefheeft, dan is het enige mogelijke antwoord dat wij Hem niet meer nodig hebben. We hebben zoveel vooruitgang op het gebied van de wetenschap geboekt en we zijn zo verstandig geworden, dat we God niet meer nodig hebben.’

En toen zei hij, en zijn stem trilde toen hij aan de op handen zijnde oorlog dacht: ‘Mijnheer Brown, er is nog nooit een moment in de geschiedenis van de wereld geweest dat de stem van God harder nodig was dan nu. Misschien kunt u mij vertellen waarom Hij niet spreekt.’

Mijn antwoord luidde: ‘Hij spreekt wél, Hij hééft gesproken; maar de mens heeft geloof nodig om Hem te horen.’

Afdrukken