We werden allebei gezegend
Anna Fingerle (Hesse
Duitsland)
Ik werd gedeeltelijk blind toen een vrachtwagen me op de fiets aanreed. Ruim vier jaar later, in december 2011, kreeg ik de ingeving om een broeder die ik uit een vorige wijk kende om een zegen te vragen. Ik kwam die broeder slechts af en toe tegen, dus ik begreep niet waarom ik het hem moest vragen. Ik wist dat er andere goede priesterschapsdragers waren die ik kon vragen.
In de daaropvolgende weken werd het gevoel dat ik een zegen nodig had sterker. Ik was tempelwerkster in de Frankfurttempel, dus ik besloot een van de broeders daar om een zegen te vragen.
Nadat ik dat besloten had, kwam de broeder die ik volgens mijn ingeving moest vragen in de tempel aan. Ik wist meteen dat dit geen toeval was – mijn hemelse Vader wilde dat ik juist déze broeder zou vragen. Ik vatte moed en vroeg of ik hem na de dienst kon spreken. Dat vond hij goed.
Toen ik hem later sprak, legde ik uit dat ik niet wist waarom, maar dat ik het gevoel had dat hij me een zegen moest geven. Hij zei dat hij dat met plezier zou doen. Hij vroeg een andere broeder om erbij te komen, en gaf me een zegen. Toen hij klaar was, was ik in de war. De zegen was fijn, maar er was eigenlijk niets bijzonders aan.
En toen deed ik mijn ogen open.
Toen ik mijn ogen opendeed, kon ik de hele kamer bijna helder zien. Ik kon het niet geloven! Ik vroeg de broeder of hij wist waarom hij het was die mij die zegen moest geven. Zijn antwoord was verootmoedigend.
‘Ik denk niet dat deze zegen alleen voor u was’, zei hij. ‘Hij was ook voor mij. Ik geef morgen mijn nichtje een zegen omdat ze gedoopt wordt. Haar ouders zijn niet actief in de kerk, en zij is in bijna 20 jaar de eerste uit het gezin die zich laat dopen. Veel familieleden zullen de doopdienst bijwonen, en ik wist niet zeker of mijn geloof sterk genoeg was om die zegen te geven. Nu weet ik dat ik het kan.’
In de daaropvolgende dagen werd mijn gezichtsvermogen zo veel beter dat ik mijn witte stok niet meer nodig had. Ik verpakte hem in cadeaupapier en gaf hem als kerstgeschenk aan de broeder, vergezeld van een brief. ‘Ik weet dat dit niet de staf van Mozes is,’ schreef ik, ‘maar ik hoop dat het u herinnert aan de macht van het priesterschap dat u draagt.’
Onze hemelse Vader houdt van ons en verheugt zich erin ons te zegenen. Deze zegen in de kersttijd herstelde niet alleen mijn gezichtsvermogen, maar gaf bovendien een nederige priesterschapsdrager vertrouwen in zijn dienstbetoon.