2020
Weten is mooi, maar niet genoeg
Januari 2020


Weten is mooi, maar niet genoeg

Hieronder staan enkele verhalen van leden uit de begintijd van de kerk die het getuigenis van de getuigen van het Boek van Mormon hebben gehoord.

Joseph holding the golden plates

Illustraties Dan Burr

Het getuigenis van een getuige van het Boek van Mormon horen, is haast hetzelfde als de gouden platen of een engel zien. Veel vroege kerkleden hadden die kans.

Wat volgt zijn de verhalen van enkele leden die met de getuigen van het Boek van Mormon hebben gesproken. We zullen echter zien dat president Russell M. Nelson gelijk had toen hij zei dat een getuigenis van het Boek van Mormon krijgen ‘mooi is, maar niet genoeg!’1

Rebecca Williams

Rebecca Williams: ‘Hun woord wordt geloofd’

Rebecca Swain Williams hoorde vanaf 1830 in Ohio verschillende getuigen van het Boek van Mormon. Ze gaf haar vader en broers dit getuigenis: ‘Ik heb hetzelfde verhaal van een aantal leden van de familie [Smith] en van de drie getuigen zelf gehoord. Ik hoorde hen in een openbare bijeenkomst verklaren dat zij een heilige engel uit de hemel hadden zien neerdalen, die de platen meebracht en ze voor hen neerlegde.’

Toen haar familieleden haar getuigenis verwierpen, gaf Rebecca geen krimp. Ze bleef van hen houden, voor hen bidden en de goede raad van haar vader waarderen. Ze bleef ook tot hem getuigen dat de getuigen van het Boek van Mormon de waarheid vertelden: ‘Het zijn mensen met een goed karakter en hun woord wordt geloofd. […] Zij hebben een engel van God gezien en met hem gesproken.’2

Aan het einde van de jaren 1830, toen er in de kerk veel onenigheid heerste, bleef Rebecca trouw. Ze koos ervoor om de voorschriften in het Boek van Mormon na te leven.3

William McLellin

William McLellin: ‘Verplicht om de waarheid te erkennen’

Op een ochtend in 1831 hoorde een jonge onderwijzer, William McLellin, dat sommige mannen op weg naar Missouri over een nieuw boek zouden prediken dat beschreven werd als ‘een openbaring van God’. Hij haastte zich om naar ze te luisteren. Hij hoorde David Whitmer getuigen dat hij ‘een heilige engel had gezien die de waarheid van deze kroniek aan hem bekend had gemaakt’. William had een intens verlangen om te weten of hun getuigenissen waar waren. Hij ging met hen mee naar Independence (Missouri), 650 km verderop. Daar sprak hij met andere getuigen, onder wie Martin Harris en Hyrum Smith.4

William en Hyrum praatten urenlang. ‘Ik wilde precies weten waar de kroniek vandaan was gekomen’, schreef William later. Nadat hij de volgende morgen had gebeden om naar de waarheid te worden geleid, realiseerde hij zich dat hij ‘als eerlijk man verplicht was om de waarheid en geldigheid van het Boek van Mormon te erkennen’.5

In de jaren daarna werd het geloof van William op de proef gesteld en versterkt door zijn keuzes en door de vervolging van de heiligen der laatste dagen. Toen heiligen in Jackson County (Missouri) werden aangevallen, werd Williams vriend Hiram Page, een van de acht getuigen, met knuppels en zwepen geslagen door mannen die zeiden dat ze hem zouden laten gaan als hij het Boek van Mormon zou verloochenen. ‘Hoe kan ik het verloochenen als ik weet dat het waar is?’ zei Hiram, en ze sloegen hem weer.

William werd gesterkt door Hirams getuigenis, maar hij was uiteraard doodsbang om geslagen te worden. Toen William hoorde dat er een beloning werd uitgeloofd om hem en Oliver Cowdery gevangen te nemen, verlieten ze de stad en verstopten ze zich samen met David Whitmer in een bos. Daar sprak William met twee van de drie getuigen. Hij zei: ‘Ik heb nog nooit een echt visioen gehad, maar jullie naar eigen zeggen wel, dus jullie weten het zeker. Jullie weten dat ons leven voortdurend in gevaar is, en dat de bende ons elk moment kan vangen. Zeg mij in de vreze Gods, is dat Boek van Mormon waar?’

‘Broeder William,’ zei Oliver, ‘God heeft zijn heilige engel gezonden om de waarheid van de vertaling ervan aan ons te verkondigen. Daarom weten we het. En al doodt de bende ons, dan nog verklaren we met onze laatste ademtocht dat het waar is.’

David voegde eraan toe: ‘Wat Oliver heeft gezegd, is de plechtige waarheid, want wij vergissen ons niet. Ik verklaar met klem dat dit de waarheid is!’6

David, Martin, Hiram, Oliver en William wisten dat Joseph Smith het Boek van Mormon door de macht van God had vertaald. Ze wisten dat het evangelie op de gouden platen waar was. Maar later stapelden hun ergernissen jegens Joseph zich zodanig op, dat ze zich niet langer aan de leringen in het Boek van Mormon hielden.

De profeet Joseph Smith zag welke keuzes ze maakten, en getuigde niet alleen dat het Boek van Mormon waar was – ‘het nauwkeurigste boek op aarde en de sluitsteen van onze godsdienst’ – maar ook ‘dat de mens dichter bij God komt door zich aan de leringen erin te houden, dan door welk ander boek ook’.7

Sally Parker

Sally Parker: ‘Sterk in het geloof’

Sally Parker was een buurvrouw van Lucy Mack Smith in Kirtland (Ohio). ‘Ze vertelde me het hele verhaal’, schreef Sally. Toen ze aan Lucy vroeg of ze de platen had gezien, ‘zei [Lucy] dat ze die niet had mogen zien, maar dat ze ze wel had gevoeld en vastgehouden. En ik geloofde alles wat ze zei, want ik heb acht maanden naast haar gewoond, en ze was een van de beste vrouwen die ik ooit heb gekend’.

In 1838 hoorde Sally ook Hyrum Smith zijn getuigenis geven. ‘Hij zei dat hij de platen met eigen ogen had gezien en ze met zijn handen had betast.’8

Aan het eind van de jaren 1830 was Sally Parker verdrietig omdat zoveel mensen de kerk verlieten. Ze nam zich met hernieuwde vastberadenheid voor om zich aan de voorschriften in het Boek van Mormon te houden. ‘Ik ben van plan vast te houden aan mijn geloof dat als een mosterdzaadje is’, schreef Sally. ‘Ik voel de kracht ervan in mijn hart. Ik ben even sterk in het geloof als toen we ons lieten dopen. Ik denk er nog steeds hetzelfde over. Ik ben van plan om tot mijn dood aan het evangelie vast te houden.’9

Rhoda Greene

Rhoda Greene: ‘Hij bezat de Geest van God.’

Lucy Mack Smith hield tijdens een algemene conferentie in 1845 een toespraak, nadat alle getuigen van het Boek van Mormon in haar familie aan ziekte gestorven of vermoord waren. Ze vertelde over de eerste zending van haar zoon Samuel.

Samuel, een van de acht getuigen, ging op bezoek bij Rhoda Greene, wiens man voor een andere kerk op zending was. Samuel vroeg Rhoda of ze een boek wilde hebben. ‘Het is het Boek van Mormon, dat mijn broer Joseph heeft vertaald van platen die hij heeft opgegraven’, legde hij uit.

Rhoda nam het boek aan. Ze wilde het lezen en aan haar man laten zien. Toen Samuel later terugkwam, vertelde Rhoda hem dat haar man geen interesse had, en dat ze het boek niet zou kopen. Teleurgesteld wilde Samuel het boek weer meenemen. Rhoda vertelde later aan Lucy dat Samuel even stil was en naar haar keek. ‘Ze had nog nooit een man zo zien kijken’, zei Lucy in haar conferentietoespraak. ‘Ze wist dat hij de Geest van God bij zich had.’

‘De Geest verbiedt mij om dit boek weer mee te nemen’, zei Samuel tegen Rhoda. Daarop knielde ze en vroeg ze Samuel om samen met haar te bidden. Ze hield het boek, las het en kreeg er een getuigenis van. Na verloop van tijd gebeurde hetzelfde met haar man. Zij besloten om zich hun hele leven aan de voorschriften in het boek te houden.

‘En zo begon het werk,’ getuigde Lucy, ‘en toen verspreidde het zich als een mosterdzaadje.’10

Rhoda Greene is een van mijn voorouders. Ik ben gesterkt door haar getuigenis van het Boek van Mormon, en door de opgetekende getuigenissen van de getuigen en van hen die deze getuigenissen gehoord hebben. Ik voel me door hun keuzes gesterkt om de leringen in het Boek van Mormon na te leven.

Ieder van ons kan een hedendaagse getuige van het Boek van Mormon zijn, wanneer de Heilige Geest ons de waarheid van het boek bevestigt. Kort voordat ik op zending vertrok, las ik het Boek van Mormon uit. Ik knielde en bad eenvoudig maar met een eerlijke bedoeling, een oprecht hart en geloof in Jezus Christus (zie Moroni 10:3–4). Ik kreeg sterk de ingeving: ‘Je weet al dat het waar is.’ Daarbij voelde ik een gemoedsrust waartegen ik me nooit heb willen verzetten. Sindsdien weet ik zeker dat het Boek van Mormon waar is.

Maar dat is niet genoeg. President Russell M. Nelson heeft gezegd: ‘Als ik iemand, mezelf ook, hoor zeggen: “Ik weet dat het Boek van Mormon waar is”, wil ik uitroepen: “Dat is mooi, maar niet genoeg!” We moeten vóélen, “uit het diepst van [ons] hart”, dat het Boek van Mormon werkelijk het woord van God is. We moeten dat zo diep voelen dat we geen dag zonder dat boek willen leven.’11 Wat president Nelson zegt, is waar. Mijn voortdurende inspanningen om volgens de leringen in het Boek van Mormon te leven, hebben me dichter bij God gebracht dan wat dan ook.

Noten

  1. Russell M. Nelson, ‘Hoe zou ons leven er zonder het Boek van Mormon uitzien?’ Liahona, november 2017, 63.

  2. Rebecca Swain Williams aan Isaac Swain, Youngstown, New York, 12 juni 1834. Zie transcriptie en foto’s van de brief in Janiece Johnson, ‘Give Up All and Follow Your Lord’, BYU Studies, deel 41, nr. 1 (2002), 97–102.

  3. Zie ook Janiece Lyn Johnson, ‘Rebecca Swain Williams: Standvastig en onwrikbaar’, Liahona, april 2011, 28–31.

  4. Zie The Journals of William E. McLellin: 1831–1836, red. Jan Shipps en John W. Welch, (1994), 29–33.

  5. The Journals of William E. McLellin, 33.

  6. In William E. McLellin’s Lost Manuscript, red. Mitchell K. Schaefer (2012), 165–167.

  7. Joseph Smith, in de inleiding tot het Boek van Mormon. Voor meer informatie over deze leer, zie Scott C. Esplin, ‘Getting “Nearer to God”: A History of Joseph Smith’s Statement’, in Living the Book of Mormon: Abiding by Its Precepts, red. Gaye Strathearn en Charles Swift (2007), 40–54.

  8. In Janiece L. Johnson, ‘“The Scriptures Is a Fulfilling”: Sally Parker’s Weave’, BYU Studies, deel 44, nr. 2 (2005), 116, 115.

  9. In Johnson, ‘“The Scriptures Is a Fulfilling”’, 117.

  10. Lucy Mack Smith, ‘This Gospel of Glad Tidings to All People’, in Jennifer Reeder en Kate Holbrook, red., At the Pulpit: 185 Years of Discourses by Latter-day Saint Women (2017), 24.

  11. Russell M. Nelson, ‘Hoe zou ons leven er zonder het Boek van Mormon uitzien?’, 63.