Alonso’s eeuwige familie
‘Want de tempel is de plek om de gezinnen te verzeeg’len.’ (Kinderliedjes, 99.)
‘Kan ik weer bij Mamá en Papá zijn?’
‘Pasen is een goede tijd om aan Jezus en zijn opstanding te denken’, zei zuster Rojas. Ze hield een plaat van Jezus omhoog. ‘Dankzij Hem kunnen mensen die dood zijn weer levend worden.’
Alonso keek op toen zijn jeugdwerkleerkracht dat zei. Kan ik mijn ouders dan weer zien? vroeg Alonso zich af.
Mamá was jaren geleden overleden. Alonso kon zich haar niet goed herinneren, maar hij vond het fijn om naar foto’s van haar te kijken. Toen stierf Papá ook.
Nu woonde Alonso bij abuela (grootmoeder). Zij had hem over haar kerk, De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen, verteld. Hij zou zich volgend jaar laten dopen en bevestigen, als hij oud genoeg was.
Toen hield zuster Rojas een plaat van een wit gebouw omhoog. ‘Tempels zijn ook een geweldig geschenk van Jezus. Dit is een van de tempels hier in Chili.’
Alonso keek naar het gouden standbeeld op de punt van het gebouw. Het was prachtig! Hij vroeg zich af wat daarbinnen gebeurde.
‘In tempels worden gezinnen voor eeuwig aan elkaar verzegeld’, zei zuster Rojas. ‘Ik ben in deze tempel in Santiago aan mijn ouders verzegeld nadat we lid van de kerk waren geworden. Omdat we verzegeld zijn, kan ik zelfs na dit leven bij hen zijn.’
Alonso werd enthousiast toen hij dat hoorde. ‘Kan ik aan mijn ouders verzegeld worden?’ vroeg hij. ‘Ook al zijn ze al dood?’
Zuster Rojas knikte. ‘Ja! Dat is een van de redenen waarom tempels zo belangrijk zijn. Ze zijn al onze familieleden tot zegen, ook degenen die overleden zijn.’
Alonso bleef de rest van de dag aan tempels denken. Hij vroeg of abuela hem meer wilde vertellen. Ze sprak over de witte kleding die mensen daar dragen en de prachtige kunstwerken aan de muur.
‘Het mooiste is dat je er aan je ouders verzegeld kunt worden’, zei abuela. ‘We zullen twee mensen uit de wijk vragen om bij de verzegeling als plaatsvervangers voor hen op te treden.’
‘Kunnen we morgen gaan?’ vroeg Alonso. ‘Ik wil voor eeuwig bij Mamá en Papá zijn!’
Abuela glimlachte. ‘Ik ben blij dat je wilt gaan,’ zei ze, ‘maar de dichtstbijzijnde tempel is in Concepción. We hebben niet genoeg geld voor de bus.’
‘Ik spaar wel mee voor de reis!’ zei Alonso.
Vanaf dat moment betaalde Alonso tiende als hij een muntje op straat vond of de kans kreeg om wat geld te verdienen. De rest stopte hij in hun tempelfonds.
Na maanden sparen, hadden Alonso en abuela eindelijk genoeg geld om naar de tempel te reizen. Ze vroegen of broeder en zuster Silva met ze mee wilden gaan. Op de langverwachte dag maakten ze een lange busreis naar de stad Concepción. Tegen zonsondergang zag Alonso iets van goud in de verte.
‘Ik kan de engel Moroni zien!’ zei Alonso, en hij wees naar het standbeeld op de punt van het blauwe koepeldak van de tempel.
Ze brachten de nacht in een appartement naast de tempel door. In de ochtend ging Alonso voor het eerst de tempel in. Hij zag daar een groot portret van Jezus. Hij en abuela deden witte kleren aan. Hij voelde zich blij en vredig.
Toen het tijd was voor de verzegeling, ging Alonso naar een prachtige kamer met spiegels aan de muren. Een tempelwerker liet Alonso, abuela en de Silva’s zien hoe ze rond een speciale tafel, een altaar, moesten knielen. Het was met zachte stof bedekt.
Broeder en zuster Silva waren daar in de plaats van Alonso’s vader en moeder. Abuela nam de plaats in voor zijn zus die overleden was voordat Alonso werd geboren.
Alonso probeerde met gesloten ogen zijn familie samen voor zich te zien.
Ik kan niet wachten om ze weer te zien, dacht Alonso. Ik ben zo dankbaar dat gezinnen eeuwig samen kunnen zijn! ●