‘Zie je wat een beetje geloof kan doen?’
Godfrey J. Ellis
Washington, VS
Enige tijd geleden namen mijn vrouw en ik onze twee jongste zoons mee naar Frankrijk om de plekken te bezoeken waar ik als voltijdzendeling werkzaam was geweest. We bezochten gemeenten van de kerk waar ik had gediend en verheugden ons met leden die ik had onderwezen. We bezochten ook historische trekpleisters.
Zo namen we een kijkje bij de ruïnes van het Château de Châlucet. Dit enorme middeleeuwse kasteel werd eeuwen geleden aangevallen en grotendeels verwoest. Er was overal begroeiing, en het pad naar de ruïnes toe was smal en steil. De klimtocht was lastig, maar uiteindelijk de moeite waard.
De jongens genoten ervan om in de kerker af te dalen en op de restanten van de hoge kasteelmuren te klauteren. Het kasteel sprak tot hun verbeelding, net zoals dat 24 jaar daarvoor bij mij het geval was.
Terwijl we daar waren, zagen we vanuit de verte in rap tempo een onweersbui op ons af komen. Donkere wolken pakten zich samen, met lichtflitsen en bulderende donderslagen.
We haastten ons het pad af richting de auto terwijl de bui op ons af denderde. We waren al gauw drijfnat van de striemende stortregen. Het zandpad werd een en al modder. We maakten ons zorgen dat we ons evenwicht zouden verliezen en van het steile pad vol stenen zouden kletteren.
We zagen aan de rand van het pad een schuilplekje tussen de bomen. We kropen daar dicht bij elkaar en vroegen ons af hoe lang we moesten wachten om naar beneden te kunnen.
‘Laten we bidden’, zei onze jongste zoon.
Hij vroeg of hij het mocht uitspreken. Hij bad dat de regen zou ophouden, zodat we veilig van de heuvel konden afdalen. Hij keek ons aan en zei: ‘Nu hebben we alleen nog genoeg geloof nodig.’
Ik legde uit dat gebeden niet altijd op die manier werken.
‘Nee,’ zei hij, ‘over tien minuten stopt de regen!’
Na zo’n tien minuten stopte het met regenen.
‘Oké, laten we gaan!’ zei hij.
‘Als we nu gaan, en het weer gaat regenen, komen we in de knel’, zei onze oudere zoon.
‘Dat gaat niet gebeuren!’ antwoordde onze jongste. ‘Kom op!’
We baanden ons tussen de struiken en takken door een weg langs de drogere delen van het pad omlaag. Terug in de auto spraken we een gebed van dankbaarheid uit. Even later begon het weer te regenen.
‘Zie je wat een beetje geloof kan doen?’ zei onze zoon nederig.
Hij leerde ons die dag een enorme les.