Boodschap van de gebiedsleiding
Liefdevol dienen
Jaren geleden raakte onze toen 4-jarige zoon betrokken bij een ernstig verkeersongeval op zo’n 320 km van huis. Na een week werd hij van het ziekenhuis overgebracht naar ons plaatselijk ziekenhuis. Toen we thuiskwamen, zat er een briefje in de bus van een liefhebbende, zorgzame dienende zuster waarop stond wie onze andere vier kinderen van school zou halen, wie voor maaltijden zou zorgen en wie de was zou doen. Onze zoon verbleef vijf weken in het ziekenhuis, en in die periode beviel mijn vrouw van onze jongste zoon. Met een zoontje in de ene vleugel van het ziekenhuis, een vrouw en een pasgeboren baby in de andere, vier kinderen om voor te zorgen en een voltijdse baan, zouden we het niet hebben aangekund zonder de aanzienlijke hulp van onze wijkleden. We waren enorm dankbaar voor hun onbaatzuchtige bediening. We weten dat mensen het altijd goed bedoelen als ze vragen of er iets is wat ze kunnen doen, maar deze zuster ging nog een stapje verder. Ze voorzag wat we nodig zouden hebben, en regelde dat.
In Lukas 4:18–19 las de Heiland voor uit de profetieën van Jesaja over zijn komst en zijn aardse zending. Er staat:
‘De Geest van de Heere is op Mij, omdat Hij Mij gezalfd heeft; Hij heeft Mij gezonden om aan armen het Evangelie te verkondigen, om te genezen wie gebroken van hart zijn, om aan gevangenen vrijlating te prediken en aan blinden het gezichtsvermogen, om verslagenen weg te zenden in vrijheid’ (zie Jesaja 61:1).
In de huidige wereld zijn veel mensen gebroken van hart, vanwege familiale problemen of andere beproevingen. Veel mensen zitten gevangen in een verslaving, een depressie of in moedeloosheid. Veel mensen zijn blind, vooral voor de vredevolle waarheden van het evangelie van Jezus Christus. En veel mensen zijn verslagen door de teleurstellingen van het leven.
In 3 Nephi 18:32 lezen we: ‘Evenwel zult u hem niet uit uw synagogen of uw bedehuizen werpen, want zulke mensen zult u het woord blijven bedienen; want u weet niet of zij niet zullen terugkomen en zich bekeren, en met een volmaakt voornemen van hart tot Mij komen en Ik hen zal genezen, en u het middel zult zijn om redding tot hen te brengen.’
Kunt u zich een zegen voorstellen die prachtiger is dan samen te werken met de Heiland om het leed van de mensen in onze omgeving weg te nemen en een werktuig voor hun heil te zijn?
Een tijdje geleden bezocht ik mijn zoon die in Rexburg (Idaho, VS) studeert. Hij, zijn vrouw en ik gingen naar een fastfoodrestaurant. Het was het einde van een semester, en er waren massa’s studenten die uitbundig hun diploma-uitreiking kwamen vieren. Ik zag een jonge vrouw binnenkomen. Ze zag er eenzaam uit, en overdonderd door het lawaai en de drukte in het restaurant. Ik kreeg het gevoel dat ik haar moest uitnodigen om bij ons te komen zitten. Toen haar bestelling klaar was, liep ze met haar dienblad langs ons heen naar een leeg tafeltje. Op dat moment dacht ik dat ze mij maar een vreemde kerel zou vinden als ik haar vroeg om bij ons te komen zitten, en dus liet ik de kans voorbijgaan. Ik weet nog dat ik die nacht om half drie wakker werd en me afvroeg of ze echt behoefte aan onze hulp en vriendschap had gehad. Ik stapte uit bed, ging op mijn knieën, en bad dat iemand anders haar zou helpen omdat ik had gefaald. Ik besloot toen dat ik nooit meer zulke ingevingen of kansen om iemand op te beuren, voorbij zou laten gaan.
Laten we allemaal elke gelegenheid aangrijpen om anderen de hand te reiken, op te bouwen, te sterken, en liefdevol te dienen. Op die manier vervullen we het heilige verbond dat we bij onze doop hebben gesloten, om als zijn getuige te staan, en zijn handen te zijn bij de genezing van mensen in nood.