2021
Ik vond familiegeschiedenis niet leuk, maar toen gebeurden er wonderen
Oktober 2021


Digitaal thema-artikel: jongvolwassenen

Ik vond familiegeschiedenis niet leuk, maar toen gebeurden er wonderen

Mijn familie in Taiwan wist niet veel over onze familiegeschiedenis, maar door geloof te oefenen heb ik wonderen meegemaakt.

jonge vrouw kijkt naar een fotoboek

Toen ik 10 jaar was en in Taiwan woonde, introduceerde mijn grootmoeder de zendelingen in onze familie. Mijn vader doopte mij, mijn moeder en mijn broer. Maar kort na onze tempelverzegeling ging de rest van mijn familie niet meer naar de kerk.

Dus kwam de verantwoordelijkheid voor stamboomonderzoek automatisch op mijn schouders terecht. Daar had ik het echter nooit makkelijk mee.

Ik probeerde de uitnodigingen van kerkleiders om dit heilige werk te doen na te volgen, maar vanwege verschillende tegenvallers verminderde mijn inzet.

Een reden was dat mijn ouders het idee van tempelwerk voor de doden niet prettig vonden. Ze vonden het in strijd met hun keuzevrijheid dat wij beslissingen voor hen namen over het ontvangen van verordeningen.

Het was ook erg moeilijk om informatie te vinden over mijn voorouders. De meeste Chinese families houden een genealogische kroniek bij, een zupu, die gegevens bevat die soms teruggaan tot maar liefst 2000 v.C. Maar de zupu van mijn familie bevatte geen geboorte- en overlijdensdatums van mijn mannelijke, laat staan mijn vrouwelijke voorouders. Daardoor kon ik geen namen indienen bij de tempel of verordeningen voor hen doen.

Na deze tegenslagen gaf ik de moed op met mijn stamboomonderzoek.

Opnieuw beginnen

Tegen de tijd dat ik naar de universiteit ging, had ik al jaren niet meer aan stamboomonderzoek gedacht. Toen, gedurende een bepaald semester, moedigde onze ring ons aan om ons tot doel te stellen een naam van een familielid naar de tempel te nemen. Onze ringleiders beloofden ons dat we, indien wij zouden bidden, geleid zouden worden naar voorouders die hun verordeningen gedaan wilden hebben.

In het begin was ik niet bepaald enthousiast over deze uitnodiging. Ik had het immers al eerder geprobeerd en gefaald.

Toen ik echter elke dag bad om succes met mijn stamboomonderzoek en de motivatie om ermee door te gaan, werd mijn hart verzacht. En al snel ontwaakte in mij het verlangen om de draad weer op te pakken.

Op een avond had ik een sterke aandrang om mijn familiestamboom op FamilySearch te openen en een bepaalde tak van voorouders te gaan onderzoeken. Nadat ik zonder veel succes met een zoekmachine naar een paar verschillende namen had gezocht, vond ik opeens een webpagina voor een van mijn voorouders.

Kennelijk was deze voorouder een prominente figuur geweest gedurende de revolutie in Taiwan, en de pagina bevatte al zijn informatie met de bijgevoegde bronnen. Van daaruit lukte het me meer informatie over zijn kinderen en ouders te vinden.

Door die willekeurige internetzoektocht vond ik die dag zes namen om naar de tempel te sturen. Binnen een maand had ik maar liefst vijftig namen ingediend.

Het was ongelooflijk.

Of mijn bijdrage veel betekende?

Al snel had ik een massa namen naar de tempel gebracht, maar toch vroeg ik mij nog steeds af of mijn voorouders aan de andere zijde van de sluier de verordeningen werkelijk wilden accepteren. Ik vroeg mij af of mijn inspanningen veel effect hadden.

Ik bad daarom om een bevestiging. De volgende keer dat ik naar de tempel ging en een verzegeling voor een van mijn voorouders aan het afronden was, keek de verzegelaar mij met tranen in de ogen aan. Hij zei dat hij het enthousiasme van mijn voorouders bij het ontvangen van de verordening kon voelen.

Toen wist ik dat God mijn gebeden had verhoord en dat mijn werk als tussenpersoon inderdaad betekenis had.

Mijn ouders zijn nog steeds niet van tempelwerk gecharmeerd. Maar ik heb de troost en steun van mijn voorouders gevoeld, vooral als ik mij alleen voelde als enig actief lid in de familie. Ik voel dat zij ook meedoen en het hart van mijn ouders verzachten.

Ouderling John A. Widtsoe (1872–1952) van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft gezegd dat ‘eenieder die ernaar streeft de zielen aan de andere zijde te helpen, op zijn beurt hulp met alle levenszaken ontvangt’.1

En ik heb die hulp van de andere zijde echt gevoeld.

Familiegeschiedenis is een van de meest opwindende en lonende activiteiten die wij als leden van de Kerk van Jezus Christus mogen doen. Terwijl wij met de vergadering van Israël aan de andere kant van de sluier bezig zijn, vergaren wij een ‘leger engelen’ die ons ondersteunen in ons aardse bestaan. Wij verbinden ons met de hemel en komen dichter bij Christus. En, zoals zuster Wendy Watson Nelson getuigde: ‘Uw bijdrage aan familiegeschiedenis brengt wonderen teweeg in uw leven en in het leven van uw dierbaren.’2

Daar ben ik van overtuigd.

Noten

  1. John A. Widtsoe, in The Forefather Quest (1937), 22.

  2. Wendy Watson Nelson, in Rachel Sterzer, ‘Family History Work Is about People’, Church News, 23 februari 2016, ChurchofJesusChrist.org/church/news.