Digitaal thema-artikel: Geloofsportret
Geschenk van getuigenis en liefde
Ik vreesde dat het muzikale getuigenis van broeder Bravenec zijn langste tijd had gehad, maar toen zag ik dat hij langzaam naar het orgel schuifelde.
We begonnen ‘In Christus’ kerk zijn wij tezaam’,1 te zingen. Van mij had het wel wat sneller gemogen, maar ik concentreerde me op de verordening.
Er kwam een vredig gevoel over mij, mijn ziel vond rust. De toon en maat van het orgel waren precies goed voor onze voorbereiding op het avondmaal.
Ik keek dankbaar naar onze organist, die eerbiedig met de muziek mee bewoog. Ik dacht terug aan onze eerste kennismaking acht jaar geleden. Een paar maanden voor we elkaar leerden kennen, was het huis van Ed Bravenec door bosbranden in de as gelegd. Al zijn bezittingen waren verloren gegaan. Toen de zendelingen en ik hem in zijn nieuwe woonwagen een evangelieles gaven, vertelde broeder Bravenec dat hij orgel speelde.
‘Ik speel om mijn getuigenis en mijn liefde voor God te uiten’, zei hij. Het gesprek kwam op de vraag of hij misschien in onze wijk zou mogen spelen, mocht hij lid van de kerk worden.
Ik keek naar zijn vingertoppen. Een paar ervan waren geamputeerd. Ik was onder de indruk van zijn geloof, maar twijfelde of hij zou kunnen spelen.
‘De kerk zou u dankbaar zijn als u ons in uw talent laat delen’, zei ik.
Broeder Bravenec nam genoegen met mijn antwoord, waarna we van een goede les en het begin van een hechte vriendschap genoten. Hij liet zich al snel dopen en werd, zoals hij gehoopt had, onze wijkorganist.
In de jaren na zijn doop, moest er door zijn slechte een van zijn tenen worden geamputeerd. Niet lang daarna werd bij zuster Bravenec, die na de doop van haar man weer actief was geworden, vergevorderde kanker vastgesteld. En broeder Bravenec raakte nog een teen kwijt.
We moesten hem een paar weken missen, omdat hij voor zijn vrouw zorgde en zelf weer op krachten moest komen. Maar niet lang daarna kwam hij weer naar de kerk en gaf zijn getuigenis door de prachtige melodieën van het orgel.
In 2019 kreeg broeder Bravenec te horen dat een van zijn benen moest worden afgezet. Ik was verdrietig voor hem, omdat ik dacht dat zijn jaren achter het orgel hiermee wel tot het verleden behoorden. Maar een paar weken na de operatie hobbelde broeder Bravenec op zijn nieuwe beenprothese de kerk binnen.
Op stokken schuifelde hij langzaam naar het orgel. Hij ging op de orgelbank zitten, deed zijn beenprothese af en begon het preludium te spelen. Een paar minuten later speelde hij de openingslofzang. Toen was het tijd voor het avondmaal.
‘Nemen symbolen in zijn naam’, zongen we – perfect van toon en maat.