Welkom bij deze uitgave

Het eerste testament van Jezus Christus

Christus in Gethsémané, Michael T. Malm

Als hoogleraar doe ik regelmatig onderzoek in Jeruzalem naar de Bijbel en de Dode Zeerollen. Mijn vrouw, Camille, en ik hebben verschillende keren een boottocht op het Meer van Galilea gemaakt. We dachten op die momenten na over de Schriftteksten die betrekking hebben op watermassa’s.

Micha zegt bijvoorbeeld dat Jehova ‘al [onze] zonden […] in de diepten van de zee [zal werpen]’ (Micha 7:19). Niet één zonde, of sommige zonden, maar al onze zonden. ‘Al’ wijst op een volledige kwijtschelding. ‘Diepten’ betekent ver onder het wateroppervlak, waar onze zonden voor altijd zullen verdwijnen.

Gelukkig laat Jehova onze zonden niet op het strand aanspoelen, waar anderen ze zouden kunnen vinden en bekijken. Daarnaast heeft het zeewater een reinigende werking. Doordat Jehova bereid was onze ongerechtigheden te dragen (zie Jesaja 53:11), zijn onze zonden weggewassen. Zoals ouderling Ulisses Soares van het Quorum der Twaalf Apostelen bevestigt, zijn we door bekering verzekerd van een plaats aan Jehova’s zijde (zie pagina 4).

Andere oudtestamentische profeten schreven talloze indrukwekkende teksten over de Heiland. Het Oude Testament is namelijk sterk op Jezus Christus gericht. Het is in feite het eerste testament van Jezus Christus.

Ik hoop dat u dit in gedachten houdt terwijl u dit jaar het Oude Testament bestudeert, en dat uw getuigenis van die waarheid door mijn kleine bijdrage aan de Liahona van deze maand (zie pagina 40) versterkt zal worden.

Met vriendelijke groeten,

Donald W. Parry

Hoogleraar aan de Brigham Young University