Digitaal thema-artikel: Kom dan en volg Mij
Lessen uit het leven van Mozes over leidinggeven
De auteurs wonen in Utah (VS).
Vier gebeurtenissen uit Mozes’ leven kunnen ons helpen met meer zelfvertrouwen in onze roeping te dienen.
Bij alle kerkroepingen horen leidinggevende taken, en bij veel roepingen ook bestuurlijke taken. Maar we hebben niet allemaal leidinggevende en bestuurlijke ervaring als we geroepen worden. Hoe kunnen we leren om doeltreffend in bediening en bestuur te zijn?
Naast onze studie van het Algemeen handboek: dienen in De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen kunnen we bestuderen hoe profeten van weleer, zoals Mozes, met hun leidinggevende taken omgingen. Hier zijn vier beginselen die we van Mozes kunnen leren.
1. Mozes diende ook al voelde hij zich onvoorbereid.
Mozes moest Egypte ontvluchten omdat hij tussenbeide kwam toen een Israëlitische slaaf klappen kreeg van een Egyptische opziener, die het met de dood moest bekopen (zie Exodus 2:11–12, 15). Voor zover wij weten leidde hij daarna een rustig leven als herder onder de hoede van Jethro, de man die zijn schoonvader werd (zie Exodus 2:21; 3:1).
Toen verscheen de Heer op een dag aan Mozes (zie Joseph Smith Translation, Exodus 3:2) en riep hem ‘om het volk te redden uit de hand van de Egyptenaren, en het te leiden uit dit land naar een goed […] land’ (Exodus 3:8).
Hoewel Mozes voor een Israëliet was opgekomen die door een Egyptische opziener werd geslagen, zag Mozes zichzelf niet als iemand die alle Israëlieten zou bevrijden. Hij was tenslotte een bekeerling tot het geloof van hen die het hun hele leven hadden geleerd en nageleefd.
Mozes vroeg de Heer zelfs: ‘Wie ben ik, dat ik naar de farao zou gaan en de Israëlieten uit Egypte zou leiden?’ (Exodus 3:11.) En toen Mozes werd gevraagd om de oudsten van Israël een boodschap te brengen (zie Exodus 3:16), antwoordde hij de Heer: ‘Och Heere, ik ben geen man van veel woorden […], want ik spreek onduidelijk en moeizaam’ (Exodus 4:10).
Maar de Heer beloofde hem te leren wat hij moest doen (zie Exodus 4:12), dus Mozes ging in geloof voort (zie Exodus 4:18, 20). Mozes aarzelde vanwege de zwakheden die hij bij zichzelf zag, maar toch aanvaardde hij de opdrachten van de Heer.
Toepassing op ons leven
Net als Mozes hebt u zich misschien wel eens ongeschikt voor een bepaalde roeping gevoeld. U was misschien verrast en nederig gestemd toen u werd geroepen. De meesten van ons voelen ons zo. Maar als iemand voor een kerkfunctie wordt geroepen, kunnen we voor ogen houden dat de Heer deze persoon op dat moment voor die roeping heeft gekozen. Dat beginsel geldt voor elke roeping.
Ieder van ons heeft meer capaciteiten dan op het eerste gezicht te zien zijn. We hebben ook allemaal een potentieel dat in dit leven niet volledig verwezenlijkt zal worden. Maar we kunnen erop vertrouwen dat de Heer graag wil dat we op bepaalde momenten in bepaalde roepingen dienen om onszelf en anderen te helpen groeien. En net als Mozes mogen we op de belofte van de Heer vertrouwen: ‘Voorzeker, Ik zal met u zijn’ (Exodus 3:12).
Ouderling Neal A. Maxwell (1926–2004) van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft ons goede raad gegeven over het aanvaarden van roepingen, zelfs als we ons niet voorbereid voelen: ‘God vraagt ons niet eerst naar onze vaardigheid, maar alleen naar onze beschikbaarheid, en als we dan onze betrouwbaarheid bewijzen, zal hij onze bekwaamheid vergroten!’ 1
President Thomas S. Monson (1927–2018) heeft ons ook verzekerd: ‘Als we in dienst van de Heer zijn, dan hebben we recht op zijn hulp. Denk eraan dat wie door de Heer geroepen wordt, door de Heer bekwaam wordt gemaakt.’ 2
Ouderling David A. Bednar van het Quorum der Twaalf Apostelen sprak over zijn vertrouwen in de Heer stellen toen hij als apostel werd geroepen: ‘Ik denk dat ik beter dan wie ook weet dat er binnen De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen honderdduizenden mannen zijn die beter gekwalificeerd zijn dan ik, […] maar ik weet van wie de roeping is gekomen. En daarom vind ik het een eer. Ik wil graag dienen, en ik zal ongetwijfeld heel veel bijleren.’ 3 We kunnen een soortgelijk vertrouwen tonen door ernaar te streven om te leren en te dienen als onze roeping onze capaciteiten te boven lijkt te gaan.
Mozes kreeg te horen dat hij een werk te doen had (zie Mozes 1:6). Joseph Smith kreeg te horen dat God een werk voor hem te doen had (zie Geschiedenis van Joseph Smith 1:33). Dat kunnen we ook over ieder van ons zeggen. Dat geldt voor onze roeping en is ook van toepassing op andere manieren waarop de Heer ons inspireert om te dienen en ‘gedreven voor een goede zaak werkzaam te zijn en vele dingen uit eigen vrije wil te doen en veel gerechtigheid tot stand te brengen’ (Leer en Verbonden 58:27). We kunnen als tempelbezoeker of verordeningswerker dienen. We kunnen aan vrijwilligerswerk op JustServe.org en andere goede serviceprojecten deelnemen. We kunnen een behulpzame buur zijn. En natuurlijk kunnen we een attente en plichtsgetrouwe dienende broeder of zuster zijn voor de leden aan wie we zijn toegewezen.
Het is onwaarschijnlijk dat we alle mogelijkheden ooit zullen uitputten als we zijn ‘belast met de opdracht van de Heer’ (Leer en Verbonden 64:29).
2. Mozes vertrouwde op de Heer.
De Heer verzekerde Mozes dat hij er uiteindelijk in zou slagen om Israël te bevrijden, ook al zouden er de nodige hindernissen zijn. Nadat Hij Mozes voor het werk had geroepen, liet de Heer Mozes zien dat hij wonderen kon verrichten, zoals een staf in een slang laten veranderen (zie Exodus 4:2–4). De Heer vertelde Mozes hoe hij en zijn broer, Aäron, verschillende plagen moesten veroorzaken (zie Exodus 7–11), wat ook gebeurde. De Heer zei tegen Mozes dat de Israëlieten in hun huis aan de dood zouden ontsnappen door het bloed van het paaslam aan de bovendorpel en de beide deurposten van hun deur te strijken (zie Exodus 12:3–13, 21–23). Later zei de Heer tegen Mozes dat mensen genezen konden worden van dodelijke slangenbeten door alleen maar naar een koperen slang te kijken (zie Numeri 21:8–9; Alma 33:19–22).
Mozes had niet de kennis of macht om al die dingen uit zichzelf te doen. Maar hij vertrouwde er volledig op dat de Heer de beloofde resultaten zou laten volgen. Omdat Mozes deed wat de Heer hem opdroeg, bracht de Heer veel wonderen onder zijn volk teweeg (zie 1 Nephi 17:23–42).
Toepassing op ons leven
Ook wij kunnen vertrouwen in de Heer tonen door ervoor te kiezen om in geloof te handelen. President Henry B. Eyring, tweede raadgever in het Eerste Presidium, heeft gezegd: ‘U geeft blijk van uw vertrouwen in Hem als u luistert met de bedoeling om te leren, u te bekeren en dan heen te gaan en te doen wat Hij vraagt.’ 4
Toen Nephi werd opgedragen iets moeilijks te doen, zei hij: ‘Ik zal heengaan en de dingen doen die de Heer heeft geboden, want ik weet dat de Heer geen geboden aan de mensenkinderen geeft zonder een weg voor hen te bereiden, zodat zij kunnen volbrengen wat Hij hun gebiedt’ (1 Nephi 3:7). Met die houding ging Nephi verder, ‘van tevoren niet wetende wat [hij] moest doen’ (1 Nephi 4:6). Hij ging zo ver als hij op dat moment kon zien, met het vertrouwen dat hij meer zou zien als hij verder ging. Pas daarna werd de volgende stap hem duidelijk gemaakt, en daarna de volgende, totdat hij zijn taak kon uitvoeren.
We mogen erop vertrouwen dat ‘alle dingen voor [ons] welzijn [zullen] samenwerken’ (Leer en Verbonden 90:24) als we de Heer volgen.
3. Mozes leerde van God en onderwees daarna anderen.
In Mozes 1–4 lezen we dat de Heer Mozes een visioen van ontelbare werelden en de schepping van onze wereld liet zien. Met dit als basis ging Mozes Gods heilsplan beter begrijpen toen hij zich voorbereidde om het volk te leiden. Later kreeg Mozes een aantal geboden die de Israëlieten in staat stelden Gods zegeningen waardig te zijn (zie Exodus 20:1–17). Mozes onderwees deze geboden vervolgens aan zijn volk. Het volk onderwijzen was een belangrijk onderdeel van zijn werk.
Toen Jethro zag hoe vaak de mensen bij Mozes kwamen om zijn oordeel te vragen over zaken waar ze hulp bij nodig hadden, gaf hij hem de raad: ‘Je moet hun de verordeningen en de wetten voorhouden en hun de weg bekendmaken waarop zij moeten gaan en het werk dat zij moeten doen’ (Exodus 18:20).
Toepassing op ons leven
De Heer moedigt zijn volk altijd aan om kennis en waarheid te zoeken. Adam werd geboden zijn kinderen vrijelijk in de leer te onderwijzen (zie Mozes 6:58). In onze bedeling hebben we deze opdracht van de Heiland gekregen: ‘Zoek kennis, ja, door studie en ook door geloof’ en ‘organiseer u; […] en vestig […] een huis van leren [en] een huis van orde’ (Leer en Verbonden 88:118, 119; zie ook Leer en Verbonden 93:36).
En als we iets geleerd hebben, moeten we dat ijverig aan anderen onderwijzen (zie Leer en Verbonden 11:21). Ons wordt geboden elkaar in de leerstellingen en beginselen van het evangelie te onderwijzen (zie Leer en Verbonden 42:12–14). Bij ons onderricht moeten we elkaar opbouwen om ‘in alle heiligheid voor [Gods] aangezicht te handelen’ (Leer en Verbonden 43:9; zie ook de verzen 7–8).
Er staat ook een belangrijk beginsel in Lukas 22:32: ‘Als u eens tot inkeer gekomen bent, versterk dan uw broeders.’ We kunnen eerst zelf tot God naderen, daarna kunnen we anderen ook door Gods woord sterken.
Als we een leidinggevende functie vervullen, hoeven we niet elke handeling van degenen met wie we samenwerken aan te sturen; we concentreren ons op het onderwijzen van leerstellingen en beginselen en nodigen ze uit om eerst de Heer te raadplegen (zie Alma 37:37) en dan met elkaar te overleggen, zodat ze ‘naar eigen believen kunnen handelen’ (Leer en Verbonden 58:28).
4. Mozes leerde delegeren.
Jethro gaf Mozes goede raad toen hij overbelast raakte door zijn rol als rechter van het volk: ‘Want dit [alle lasten alleen dragen] is te zwaar voor je. Je kunt dit niet alleen doen’ (Exodus 18:18). Hij gaf Mozes de raad om anderen te leren oordelen te vellen en ook een bestuurlijke hiërarchie op te zetten, waarin Mozes alleen de moeilijkste zaken moest beslissen en anderen de andere zaken konden afhandelen (zie Exodus 18:14–26). Later kregen zeventig andere mannen de gelegenheid om samen met Mozes de Heer te zien en hulp te bieden bij geestelijke zaken (zie Exodus 24:9–10; Numeri 11:16–17, 25).
Toepassing op ons leven
In ons dienende werk moeten we ons op onze belangrijkste taken concentreren. We kunnen er veel leren door het Algemeen handboek te bestuderen. We kunnen onze hemelse Vader om leiding vragen en daarnaar handelen om te weten wat we zelf moeten doen en wat we aan anderen moeten delegeren. We zouden misschien wel alles zelf willen doen, maar laten we denken aan de recente organisatorische veranderingen. Die zijn onder meer doorgevoerd om bisschoppen te helpen delegeren en zich op hun hoogste prioriteiten te concentreren. Ouderling Quentin L. Cook van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft gezegd: ‘Zoals u zich zult herinneren, zijn de Melchizedekse-priesterschapsquorums in 2018 aangepast om nauwer met de ZHV samen te werken, zodat ouderlingenquorums en zustershulpverenigingen onder leiding van de bisschop taken op zich kunnen nemen die in het verleden veel van zijn tijd in beslag namen.’ 5
Ouderling Dieter F. Uchtdorf van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft ons eraan herinnerd om onze inzet niet te ingewikkeld te maken:
‘Als leiders moeten we de puurheid en duidelijkheid van de kerk en het evangelie […] strikt beschermen. We moeten onze leden evenmin met onnodige lasten opzadelen.
‘En als lid van de kerk moeten wij ons, niemand uitgezonderd, bewust inspannen om onze energie en tijd in dingen te steken die er echt toedoen, terwijl we onze medemens verheffen en het koninkrijk van God opbouwen.’ 6
Dit zijn enkele lessen die we leren van Mozes en ook van hedendaagse kerkleiders die in het voetspoor van de Meesterleider, Jezus Christus, treden. Laten we nadenken over hoe wij dienen in zijn koninkrijk en hoe we soortgelijke leidinggevende capaciteiten bij onszelf en anderen kunnen ontwikkelen.