Digitaal thema-artikel: jongvolwassenen
Drie beginselen over Jezus Christus die alleen in onze kerk worden onderwezen
Door ons geloof in de Heiland en zijn herstelde evangelie kunnen we meer op Hem gaan lijken.
Na zijn geboorte zochten herders en wijzen hun Heiland, Jezus Christus. De herders zagen een engel en de wijzen volgden een ster (zie Mattheüs 2:9–10; Lukas 2:8–12).
Tegenwoordig kunnen we op veel verschillende manieren meer over de Heiland te weten komen en Hem aanbidden (zie Mattheüs 2:2).
In De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen hebben we het voorrecht dat we niet alleen door de Bijbel meer over onze Verlosser te weten kunnen komen, maar ook door hedendaagse profeten en het Boek van Mormon. Hier zijn drie beginselen over de Heiland die kenmerkend voor de kerk zijn.
1. De Vader en Hij zijn afzonderlijke Personen
Jezus legde zijn rol als de eniggeboren Zoon uit en zei: ‘Ik en de Vader zijn één’ (Johannes 10:30). Heiligen der laatste dagen weten echter dat de Vader en de Zoon één zijn in doel, maar dat ze niet dezelfde Persoon zijn. Ouderling James E. Talmage (1862–1933) van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft geschreven: ‘In de originele Griekse tekst is “één” onzijdig. Daaruit blijkt dat er eenheid in eigenschappen, macht of doel wordt bedoeld en niet eenheid van persoon. In dat geval zou de mannelijke vorm zijn gebruikt.’1
Stefanus zag ‘de Zoon des mensen, staande aan de rechterhand van God’ (Handelingen 7:56) vóór hij werd gestenigd. De profeet Joseph Smith zag in een visioen ‘twee Personen’ (Geschiedenis van Joseph Smith 1:17). De Heiland zelf bad geregeld tot zijn Vader.
We aanbidden de Vader als onze God en eren de Zoon als hoofd van de kerk. Maar we geloven niet in de gangbare christelijke overtuiging van de Drie-eenheid, waarover ongeveer driehonderd jaar na de opstanding van Christus tijdens het concilie van Nicea een compromis is gesloten.2
2. Hij verbindt ons met onze hemelse Vader
Door de val van Adam en Eva werden we van Gods tegenwoordigheid afgesneden (zie Alma 42:7). De verzoening van onze Heiland overbrugt echter de kloof die door Adams overtreding is ontstaan, en brengt ons terug in Gods tegenwoordigheid om daar naar onze werken te worden geoordeeld. (Zie 2 Nephi 2:5–10; Helaman 14:15–17.) We kunnen ook vergeving ontvangen en van de smet van onze zonden worden gereinigd als we ‘het zoenbloed van Christus’ laten gelden (Mosiah 4:2). Christus moedigde ons aan om ‘altijd tot de Vader [te] bidden in mijn naam’ (3 Nephi 18:19). Dat houdt in dat we door de macht van de Heiland tot onze hemelse Vader bidden.
In de kerk sluiten we verbonden. Met deze overeenkomsten beloven wij de geboden te onderhouden. Onze hemelse Vader belooft ons op zijn beurt te zegenen. Christus’ volmaakte voorbeeld toont ons hoe we deze verbonden in ere houden en dichter tot God komen. Met ons doopverbond beloven we bijvoorbeeld ‘Hem altijd indachtig te zijn, en zijn geboden te onderhouden […], opdat [wij] altijd zijn Geest bij [ons] mogen hebben’ (Leer en Verbonden 20:77).
Jezus heeft gezegd: ‘Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven. Niemand komt tot de Vader dan door Mij’ (Johannes 14:6). Uit Gods geboden en voorbeeld blijkt wie wij volgens Hem moeten worden. De rol van Christus als Middelaar verzwakt onze band met onze hemelse Vader niet. In plaats daarvan toont onze Middelaar ons hoe wij onze band met de Vader kunnen versterken (zie Leer en Verbonden 45:3–5).
3. Hij heeft aan het kruis en in de hof de verzoening gebracht
Voor veel christenen is het kruis het ultieme symbool van Christus’ oneindige liefde. Dit is echter niet gebruikelijk onder heiligen der laatste dagen, omdat ‘onze nadruk op het volslagen wonder van de zending van Christus’ ligt.3 Zijn verzoening ‘bestond uit zijn lijden in de hof van Gethsémané en zijn lijden en dood aan het kruis, en eindigde met zijn opstanding’.4
Het zoenoffer van onze Verlosser bestaat uit deze drie gebeurtenissen. In de hof van Gethsémané doorstond Hij ‘pijnen en benauwingen en allerlei verzoekingen’ (Alma 7:11). Hij vervulde daarmee de profetie van Jesaja dat Hij ‘om onze overtredingen [zou worden] verwond’ en ‘om onze ongerechtigheden verbrijzeld’ (Jesaja 53:5).
We gaan niet voorbij aan de kwelling van zijn lichamelijke dood aan het kruis. Maar we beseffen daarnaast dat de korte dood die Hij door zondaars onderging niet opweegt tegen het bloed dat ‘tot vergeving van zonden’ is vergoten (Mattheüs 26:28) en de dood die door de opstanding voor eeuwig is verslonden (zie Jesaja 25:8).
Jezus Christus is de Weg
Voor heiligen der laatste dagen zijn die verschillen geen reden om op andersgelovigen neer te kijken. We respecteren hun geloofsovertuiging en hopen dat zij die van ons ook respecteren. We kunnen onze verschillende overtuigingen naast elkaar leggen en dankbaar zijn voor de ‘duidelijke en waardevolle’ (zie 1 Nephi 13:34–35) beginselen die we hebben dankzij het herstelde evangelie, het Boek van Mormon en de woorden van de Heer bij monde van zijn profeten en apostelen.
Als er iets is wat uit onze overtuiging als heiligen der laatste dagen blijkt, dan is het dat Jezus Christus ons persoonlijk kent. Hij heeft ieder van ons lief. We weten dat Hij ‘het licht, het leven en de hoop van de wereld [is]. Zijn weg is het pad dat leidt tot geluk in dit leven en tot het eeuwige leven in de wereld hierna.’ Met kerst – en het hele jaar door – kunnen we net als onze hedendaagse profeten volmondig zeggen: ‘God zij dank voor de weergaloze gave van zijn goddelijke Zoon.’5