Digitaal thema-artikel
Jim was ons kerstfeest
De auteur woont in Utah (VS).
Ik zag niet in waarom dit kerstbezoek nodig was. Maar het liet een diepe indruk achter!
Toen we als familie kerstavond hadden gevierd, keek ik met spanning uit naar de volgende ochtend.
Als 8-jarige was ik het oudste kleinkind in mijn grote familie. Om de paar minuten deden mijn ouders, tantes of ooms de deur open en zeiden ze dat ze de kerstbelletjes al in de verte konden horen. Ik kon niet wachten tot de Kerstman kwam! Toch stond opa erop dat we eerst kerstliederen voor anderen zouden gaan zingen, omdat dat een familietraditie was. ‘Nu komt de Kerstman helemaal niet meer!’ dacht ik.
Toen we in onze met vorst bedekte auto’s sprongen, zagen we dat het veel later was dan we normaal gesproken weggingen. Het was erg stil en koud in ons dorp in Idaho. Sommige familieleden vonden dat het misschien een beetje laat was om nog te gaan zingen, maar mijn opa stond erop dat we bij een paar mensen zouden langsgaan.
Toen we de smalle oprit met bomen opreden, zagen we in de kleine blokhut van ‘oude Jim’ geen licht branden. Jim was een goede vriend met een groot hart. Zolang ik me kon herinneren was hij al weduwnaar.
‘Jim vindt het echt niet erg als we niet langskomen!’ zeurde ik. De Kerstman zou ons nu zeker niet vinden!
Maar mijn goedhartige opa bleef volhouden en zei: ‘Kom allemaal zachtjes bij het slaapkamerraam staan en begin met “O Bethlehem, gij kleine stad”.’
We klonken eerst wat zachtjes, maar met alle stemmen bij elkaar duurde het niet lang voordat het gezang aanzwol tot een prachtige, harmonieuze melodie.
Maar in uw donk’re straten
het eeuwig licht verscheen,
de hoop en vrees van alle vlees
zijn thans in u bijeen.
Er brandde nog steeds geen licht bij Jim, maar we bleven zingen.
Bezingt, o morgensterren,
de heilige geboort’,
prijst luide d’eer van God, de Heer,
en vreed’ in ’s mensen oord.1
De deur ging open.
We zagen in het maanlicht dat de tranen over Jims wangen rolden. Hij omhelsde ons allemaal en huilde echt. Na een tijdje veegde hij de tranen van vreugde van zijn gezicht en zei: ‘Ik heb het hele jaar naar jullie uitgekeken. Jullie zijn mijn kerstfeest. Toen het half tien werd, dacht ik dat jullie me waren vergeten. Ik was zo teleurgesteld. Ik ben maar naar bed gegaan, want er was geen reden meer om op te blijven.’
We waren ontroerd. Toen Jim ons binnenliet en het licht aandeed, zagen we dat hij ons inderdaad had verwacht. Hij had zijn keukentafel prachtig gedekt. Er was van alles: van kersttaart en koekjes tot koude vleeswaren. Alles was gesneden en lag klaar om gegeten te worden. Er stonden precies genoeg met warme appelcider gevulde bekers, zodat ‘niemand over het hoofd zou worden gezien’, voegde Jim eraan toe.
Jim zei dat wij zijn kerstfeest waren? Nee hoor. Jim was óns kerstfeest.
Het geschenk van liefde dat we op die koude kerstavond kregen, was mooier dan alle geschenken van de Kerstman onder onze boom. We werden eraan herinnerd dat de Heer wil dat wij zijn kinderen dienen zoals Hij dat doet – één voor één, met zijn liefde (zie 3 Nephi 11:15–17; 17:21).