februari
De aarde is voor de kinderen van onze hemelse Vader geschapen
‘Wij zullen een aarde maken waarop dezen kunnen wonen; en wij zullen hen hiermee beproeven om te zien of zij alles zullen doen wat de Heer, hun God, hun ook zal gebieden.’ (Abraham 3:24–25).
Bedenk er zelf nog wat ideeën bij. Bedenk iedere week manieren om (1) duidelijk vast te stellen wat de leer is, (2) de kinderen er begrip van bij te brengen, en (3) de kinderen aan te moedigen ze toe te passen. Vraag uzelf af: wat gaan de kinderen leren en hoe kan ik ervoor zorgen dat ze de Geest voelen?
Week 1: Jezus Christus heeft onder de leiding van de Vader de aarde geschapen.
Vaststellen wat de leer is (aanschouwelijk onderwijs en bespreking): Laat een plaat van de aarde zien en vraag de kinderen wie de aarde geschapen heeft. Leg uit dat Jezus Christus de aarde onder de leiding van de Vader heeft geschapen. Laat de afbeelding van Jezus Christus zien en laat de kinderen zeggen: ‘Jezus heeft de aarde geschapen.’
Begrip bevorderen (tekenen): Vertel de kinderen dat het bij het plan van geluk van onze hemelse Vader hoorde om een aarde te scheppen waar we een lichaam konden krijgen, zodat we zouden kunnen leren en groeien. Teken zes cirkels met een getal erin op het bord. Deel de kinderen op in zes groepjes en vraag elk groepje om een van de volgende teksten over de zes dagen van de schepping te lezen: Genesis 1:1–5 (dag 1); Genesis 1:6–8 (dag 2); Genesis 1:9–13 (dag 3); Genesis 1:14–19 (dag 4); Genesis 1:20–23 (dag 5); Genesis 1:24–31 (dag 6). Vraag de groepjes om één voor één naar voren te komen, de andere kinderen te vertellen wat er op die dag gebeurd is en iets in de bijbehorende cirkel te tekenen wat die dag voorstelt. Lees samen Genesis 2:1–3. Neem nog eens met de kinderen door wat er op iedere dag van de schepping is gebeurd.
Week 2: De val maakt deel uit van Gods plan
Vaststellen wat de leer is (aanschouwelijk onderwijs en bespreking): Laat een afbeelding van Adam en Eva zien. Vertel de kinderen dat Adam en Eva als eersten op aarde kwamen en een lichaam kregen; ze woonden in een hof die Eden heette. Leg uit dat wij naar de aarde konden komen toen ze de hof verlieten. Dat wordt de val genoemd. Schrijf: ‘De val maakt deel uit van Gods plan’ op het bord en laat de kinderen het nazeggen.
Begrip bevorderen (de leer bespreken): Teken twee cirkels op het bord. Noem de ene geestenwereld en de andere aarde. Leg uit dat wij nog in de geestenwereld waren toen Adam en Eva in de hof van Eden woonden. Laat een plaat van een paar kinderen zien. Plak de afbeelding in het rondje ‘geestenwereld’. Leg uit dat wij naar de aarde konden komen nadat Adam en Eva de hof hadden verlaten. Vraag een kind om de afbeelding van de kinderen naar het rondje ‘aarde’ te verplaatsen. Vraag de kinderen om hun duimen omhoog te doen als ze denken dat de val goed was en laat er eentje uitleggen waarom.
Toepassing aanmoedigen (een memoryspel spelen): Schrijf een paar zinnetjes op die bij elkaar horen, die onze zegeningen hier op aarde voorstellen (bijvoorbeeld: een lichaam, familie, de keuze tussen goed en kwaad, leermogelijkheden, gezondheid en ziekte, geluk en verdriet, vreugde en pijn). Hang de blaadjes omgekeerd op het bord. Vraag de kinderen om één voor één twee blaadjes uit te kiezen en te kijken of ze bij elkaar horen. Als ze er twee hebben gevonden die bij elkaar passen, bespreek dan waarom het een zegen is.
Week 3: Ik ben naar de aarde gestuurd om een lichaam te krijgen en beproefd te worden.
Vaststellen wat de leer (aanschouwelijk onderwijs): Schrijf op het bord: ‘Ik ben naar de aarde gestuurd om een ________ te krijgen en beproefd te worden.’ Laat een kind naar voren komen en trek zijn of haar lichaam over op het bord of op een groot vel papier. Vraag de kinderen wat de tekening voorstelt (een lichaam). Vul de lege ruimte in en laat de kinderen de zinsnede samen oplezen.
Begrip bevorderen en toepassing aanmoedigen (aan een activiteit deelnemen): Maak een bord met een voorwerp dat rond kan draaien in het midden en met verschillende lichaamsdelen (zie voorbeeld hieronder). Bespreek wat we met ons lichaam kunnen doen en vraag de kinderen om mee te doen (bijvoorbeeld: met je vingers bewegen, met je voeten stampen en een rondje draaien). Leg uit dat een van de redenen dat we naar de aarde kwamen, was om te zien of we met ons lichaam gehoorzaam zouden zijn aan onze hemelse Vader. Vraag de kinderen om één voor één het voorwerp rond te draaien en te vertellen hoe ze dat lichaamsdeel kunnen gebruiken om onze hemelse Vader te gehoorzamen. (Als het u niet lukt om zo’n voorwerp te maken, wijs dan lichaamsdelen bij uzelf aan en vraag de kinderen te vertellen hoe ze dat lichaamsdeel kunnen gebruiken om onze hemelse Vader te gehoorzamen.) Vraag de kinderen om het lied ‘Ik heb twee kleine handjes’ te zingen (KL, p. 126).
Week 4: Als ik de geboden onderhoud, kan ik bij mijn hemelse Vader terugkeren.
Vaststellen wat de leer is (een lied zingen): Schrijf op het bord: ‘Als ik de ______________ onderhoud, kan ik bij mijn hemelse Vader terugkeren.’ Neurie ‘Wees gehoorzaam aan de geboden’ (KL, p. 68). Laat de kinderen opstaan en mee gaan neuriën zodra ze het liedje herkennen. Wat moeten we doen om bij onze hemelse Vader terug te keren?’ Vul ‘geboden’ in de zinsnede op het bord in. Vraag de kinderen om met u mee te zingen.
Begrip bevorderen (de geboden bespreken): Vraag een paar kinderen om te vertellen welke regels hun ouders hebben opgesteld om hun kinderen veilig te houden. Vraag: ‘Wat gebeurt er als je je aan die regels houdt?’ Zet hun antwoorden op het bord. Leg uit dat ouders regels opstellen omdat ze van hun kinderen houden. Vraag: ‘Wat gebeurt er als we de geboden van onze hemelse Vader gehoorzamen?’ Zet een aantal antwoorden van de kinderen op het bord. Leg uit dat we veilig zijn als we de geboden van onze hemelse Vader gehoorzamen, net zoals we veilig zijn als we de regels van onze ouders gehoorzamen. Geef uw getuigenis dat we, als we de geboden gehoorzamen, bij Hem kunnen terugkeren.
Toepassing aanmoedigen (teksten lezen): Geef ieder kind een potlood en een vel papier dat in vakjes verdeeld is, met daarin telkens een van de volgende tekstverwijzingen: LV 1:37, LV 10:5, LV 59:9–10 en LV 119:4. Vraag de kinderen de teksten aan de klas voor te lezen, te bespreken over welk gebod het gaat en een tekeningetje van dat gebod op hun blad te maken. Als ze klaar zijn, vraagt u de kinderen hoe ze zich, door de geboden te houden, voorbereiden om bij hun hemelse Vader terug te keren.