januari
Ik ben een kind van God, en Hij heeft een plan voor mij.
‘De Geest getuigt met onze geest, dat wij kinderen Gods zijn’ (Romeinen 8:16).
Bedenk er zelf nog wat ideeën bij. Bedenk iedere week manieren om (1) duidelijk vast te stellen wat de leer is, (2) de kinderen er begrip van bij te brengen, en (3) de kinderen aan te moedigen ze toe te passen. Vraag uzelf af: wat gaan de kinderen leren en hoe kan ik ervoor zorgen dat ze de Geest voelen?
Week 1: God is mijn hemelse Vader. Hij kent mij en houdt van mij.
Vaststellen wat de leer is (een raadspelletje spelen): Vertel de kinderen dat u iemand in gedachte heeft die ons liefheeft, ons persoonlijk kent, hulp biedt en ver weg woont. Vraag ze om te raden aan wie u denkt (onze hemelse Vader). Bespreek de band die we met onze hemelse Vader hebben. Laat de kinderen samen het volgende nazeggen: ‘God is mijn hemelse Vader. Hij kent mij en houdt van mij.’
Begrip bevorderen (teksten lezen): Deel de kinderen op in groepjes. Laat ieder groepje Enos 1:5, Mozes 1:6 en De geschiedenis van—Joseph Smith 1:17 lezen en bespreek hoe de Heer de profeten aanspreekt. Vraag de kinderen: ‘Als je hemelse Vader bij je langs zou komen, hoe zou Hij je dan noemen?’ Getuig dat God ieder van ons bij naam kent.
Toepassing aanmoedigen (liedjes zingen): Laat de kinderen in een kring staan en terwijl ze voorwerpen doorgeven die Gods liefde voor zijn kinderen voorstellen het liedje ‘Ik ben een kind van God’ (KL, pp. 2–3) zingen. Het kunnen voorwerpen zijn als de Schriften, een plaat van het avondmaal, een stuk fruit of een familiefoto. Stop plotseling de muziek en laat de kinderen met een voorwerp vertellen hoe ze weten dat God van ze houdt. Herhaal dit als de tijd het toelaat.
Week 2 en 3: Het plan van onze hemelse Vader is een plan van geluk.
Vaststellen wat de leer is: Schrijf ‘Het plan van onze hemelse Vader is een plan van geluk’ op een blaadje. Doe het blaadje in een doos en verpak de doos in cadeaupapier. Houd het pakje omhoog en vertel de kinderen dat er iets inzit waardoor ze gelukkig worden. Laat ze raden wat dat kan zijn. Laat een kind het pakje openmaken en voorlezen wat er op het blaadje staat. Zeg dat onze hemelse Vader een plan heeft zodat we gelukkig kunnen zijn en bij Hem terug kunnen keren.
Begrip bevorderen (een liedje zingen en vragen beantwoorden): Geef de klas een woordstrook met een van de volgende vragen erop:
-
Wat houdt mijn leven in en waar is het begonnen?
-
Wat is mijn keuze geweest en waar moet ik naar op zoek gaan?
-
Wat moet ik doen en waar kan ik me aan vasthouden?
-
Hoe voel ik mij als ik aan Gods plan meewerk?
Zing de eerste twee regels van ‘Ik werk mee aan Gods plan voor mij’ (KL, pp. 86–87), en bespreek het antwoord op de eerste vraag. Ga door met de rest van het liedje en de andere vragen.
Begrip bevorderen (zeggen waar het bijhoort): Plaats drie platen die het voorsterfelijk en sterfelijk leven en het hiernamaals voorstellen in aparte hoeken van het lokaal. Teken een blij gezichtje op een blaadje. Laat de kinderen elke keer als u het gezichtje omhoog houdt ‘blij’ zeggen. Ga naast de plaat van het voorsterfelijk leven staan en beschrijf de raadsvergadering in de hemel. Laat de kinderen waar mogelijk zeggen of iets bij ‘blij’ hoort als u het blije gezichtje omhoog houdt. Bijvoorbeeld: ‘Onze hemelse Vader wilde dat we blij zijn. Hij heeft ons verteld over zijn plan om ons naar de aarde te sturen en een lichaam te krijgen. Hij zei dat we blij kunnen zijn als we gehoorzaam zijn aan zijn geboden. Hij wist dat we een Heiland nodig hadden, zodat we blij kunnen zijn, want niemand is volmaakt. Toen we hoorden wat het plan van onze hemelse Vader was, waren we zo blij dat we juichten van vreugde!’ Ga op dezelfde manier te werk bij de andere hoeken en beschrijf het plan van geluk: ‘Jullie kwamen in een gezin terecht en waren bij jullie geboorte erg blij.’ ‘We zijn blij als we de juiste keuzes doen.’ ‘We worden voor eeuwig gelukkig en blij met onze familie en onze hemelse Vader en Jezus Christus in het celestiale koninkrijk.’ Voeg naargelang de leeftijd en het begrip van de kinderen meer details over het plan toe.
Toepassing aanmoedigen (tekenen): Geef ieder kind een blaadje met een blij gezichtje en de woorden ‘Het plan van onze hemelse Vader is een plan van geluk’ erop. Vraag de kinderen iets van het plan van onze hemelse Vader te tekenen waar ze blij van worden. Getuig dat het plan van onze Vader ons altijd gelukkig maakt.
Week 4: Ik heb keuzevrijheid en ben verantwoordelijk voor mijn keuzes
Vaststellen wat de leer is: Maak twee woordstroken, eentje met ‘Ik heb keuzevrijheid’ en eentje met ‘Ik ben verantwoordelijk voor mijn keuzes.’ Verdeel de klas in twee groepjes. Vraag twee kinderen naar voren te komen. Vraag een van hen de eerste woordstrook omhoog te houden. Laat dan een van de groepjes opstaan en zeggen: ‘Ik heb keuzevrijheid.’ Vraag een ander kind de tweede woordstrook omhoog te houden. Laat dan het andere groepje opstaan en zeggen: ‘Ik ben verantwoordelijk voor mijn keuzes.’ Herhaal verscheidene malen en laat elk groepje iedere zin opzeggen.
Begrip bevorderen (gevolgen bespreken): Vraag de kinderen wat de gevolgen zijn van niet eten, een hete kookplaat aanraken, naar de kerk gaan of lief zijn voor anderen. Leg uit dat onze hemelse Vader van ons houdt en wil dat we goede keuzes doen en daar zegeningen voor krijgen.
Toepassing aanmoedigen (spelletje): Schrijf enkele goede en slechte keuzes op een woordstrook. Doe de woordstroken in een bak. Laat de kinderen twee rijen vormen: een rij ‘keuzes’ en een rij ‘gevolgen’. Zing samen de eerste regel van ‘Kies toch goed’ (lofzang 162) en laat tijdens het lied steeds het voorste kind naar voren lopen. Laat het kind in de rij ‘keuzes’ een keuze pakken en voorlezen. Laat het andere kind een mogelijk gevolg bedenken dat aan die keuze vastzit. Laat de rest van de kinderen hun duim omhoog doen bij een goede keuze en omlaag bij een slechte keuze. Herhaal dit als de tijd het toelaat.
Tips voor de dirigente
Laat de kinderen samen met u het refrein zingen van ‘Ik ben een kind van God’ (KL, pp. 2–3) en letten op de woorden die beschrijven wat zij graag zouden willen dat iemand voor hen deed. Zet de antwoorden op het bord (leid mij, help mij, blijf dicht bij mij, leer mij). Stel een vraag bij ieder woord. Bijvoorbeeld: ‘Wie leidt ons?’ of ‘Waarom zou je iemand dicht bij je willen hebben?’ Getuig van de zegeningen die we krijgen doordat we ouders, leerkrachten, leiders, profeten, de Schriften en de Heilige Geest hebben die ons de weg terug naar onze hemelse Vader wijzen.