Hulpbronnen voor het gezin
Les Acht: Verantwoordelijk Gedrag Aanleren


Les Acht

Verantwoordelijk Gedrag Aanleren

‘Wie teveel voor zijn kinderen doet, komt er al gauw achter dat hij niets met zijn kinderen kan aanvangen.’

Ouderling Neal A. Maxwell

Doelen van de les

Help ouders in deze les met het volgende:

  • Inzien hoe ze hun kinderen verantwoordelijk gedrag kunnen aanleren.

  • Weten hoe ze hun kinderen kunnen vertellen wat ze van hen verwachten.

  • Begrijpen dat ze kinderen één stap tegelijk iets moeten leren.

  • Weten hoe ze hun kinderen keuzes kunnen voorhouden om zich verantwoordelijk te gedragen.

Het belang van passend onderricht

Ouders hebben de heilige plicht om hun kinderen te leren dat ze de geboden van God en de regels in het gezin en de maatschappij moeten naleven.1 De Heer heeft ouders geboden hun kinderen te leren bidden en gehoorzaam te zijn, geloof in Christus te hebben, zich van hun zonden te bekeren, zich te laten dopen en de gave van de Heilige Geest te ontvangen, en ijverig te zijn (zie LV 68:25–32). Hij berispte enkele leiders in de begindagen van de kerk omdat ze hun kinderen niet juist hadden onderricht (zie LV 93:42–44, 47–48). Ouders dienen ‘[hun] kinderen in licht en waarheid groot te brengen’ (LV 93:40), want ‘licht en waarheid verzaken die boze’ (LV 93:37).

Sommige ouders brengen hun kinderen niet het juiste onderricht bij. Ouders voeden hun kinderen vaak op zoals ze zelf zijn grootgebracht. Sommige ouders laten veel te veel toe en anderen willen te veel controle houden. Weer anderen zijn zo bezig met allerlei zaken dat ze voorbijgaan aan de verantwoordelijkheden en gelegenheden om hun kinderen te onderrichten. Sommige ouders hebben verkeerde ideeën over kinderen; ze zien ze bijvoorbeeld als van nature goed, waarbij verder onderricht of straffen niet nodig is; of als van nature slecht, waarbij straffen juist wel nodig is. Er zijn ook ouders die hun kinderen niet onderrichten omdat ze eigenlijk helemaal geen kinderen wilden hebben; deze kinderen staan vaak bloot aan emotionele mishandeling en verwaarlozing.

De Heer verwacht dat ouders hun onderwijstaken serieus nemen. Het Eerste Presidium en het Quorum der Twaalf hebben verklaard: ‘De echtelieden — de moeders en vaders — zullen door God verantwoordelijk worden gehouden voor het nakomen van [hun] verplichtingen.’2

Kinderen onderrichten

Begin kinderen al te onderrichten als ze nog baby zijn. Kinderen worden geboren met een natuurlijke drang om te leren. De band tussen ouders en kind ‘ontwikkelt zich geleidelijk in weken en maanden’ na de geboorte van het kind door de voortdurende interactie met elkaar, waarbij ze zich aan ‘elkaars unieke manieren’ leren aanpassen.3 De relatie tussen ouders en kinderen zorgt voor een ideale voedingsbodem om te leren. Nog voordat de taalvaardigheden zijn ontwikkeld, nemen kinderen de manieren waarop hun ouders dingen doen al op door te kijken en te luisteren. Als ze hebben leren praten, stellen kinderen vragen over de wereld om hen heen. Ouders kunnen op deze natuurlijke leergierigheid van kinderen inspelen door de kinderen in woord en daad van de informatie te voorzien die ze in hun verdere leven goed kunnen gebruiken.

De belangrijkste jaren in iemands leven zijn wellicht de jaren waarin hij of zij zich relatief nog de minste zorgen maakt over de toekomst — de kinderjaren en de pubertijd. In deze vormende jaren ontwikkelen kinderen de waarden, opvattingen en gewoontes die in hun verdere leven bepalend zullen zijn voor hun gedrag. Ouders hebben de prachtige kans om hun kinderen goede waarden en verantwoord gedrag te leren op manieren die hun medewerking in plaats van tegenwerking uitlokken.

De volgende beginselen zullen ouders helpen om hun kinderen te onderrichten.

Onderwijzen door voorbeeld

Een van de grootste uitdagingen en mogelijkheden die ouders hebben, is hun kinderen zo te onderrichten dat ze de raad van hun ouders graag willen opvolgen. President David O. McKay heeft een goed voorbeeld geven ‘de beste en doeltreffendste onderwijsmethode’ genoemd.4

Ouderling Delbert L. Stapley van het Quorum der Twaalf heeft de waarde van onderwijzen door voorbeeld als volgt aangeprezen: ‘Een wijs man werd eens gevraagd om drie belangrijke punten te noemen die zo kenmerkend waren in het leven van de grote leraars door de eeuwen heen, en die een leidraad zouden vormen voor nieuwe leerkrachten. Hij zei: “Ten eerste, onderwijzen door voorbeeld. Ten tweede, onderwijzen door voorbeeld. Ten derde, onderwijzen door voorbeeld.”’5 President Thomas S. Monson van het Eerste Presidium heeft gezegd dat Jezus ons ‘leerde vergeven door te vergeven. Hij leerde ons mededogen door mededogen te tonen. Hij leerde ons toewijding door van Zichzelf te geven. Jezus onderwees door voorbeeld.’6

Bisschop H. David Burton, de presiderende bisschop van de kerk, heeft gezegd dat ouders hun kinderen kunnen leiden door een rechtschapen voorbeeld voor ze te zijn: ‘We [moeten] ervoor zorgen dat ons eigen leven op orde is. Huichelarij heeft nog nooit gewerkt, en werkt nog steeds niet. Er wordt van ons vereist dat wij onze gezinsleden leiding geven in rechtschapenheid en hen aanmoedigen om ons voorbeeld te volgen. Ga ze voor in het houden van gezinsavond. Ga ze voor in schriftstudie. Geef priesterschapszegens. Ga ze voor in individueel en gezinsgebed.’7

‘Voorbeelden van ouders worden herinneringen die ons leiden in ons leven’, heeft ouderling Robert D. Hales van het Quorum der Twaalf gezegd.8 Uw kinderen zal het voorbeeld dat u geeft meer bijblijven dan wat u verder ook doet of zegt.

Kinderen verantwoordelijkheden geven

Veel ouders verwennen hun kinderen te veel en besparen hen de verantwoordelijkheden die ze ooit zelf op zich moesten nemen — ervaringen waardoor ze capabele volwassenen zijn geworden. Als ouders hun kinderen voorzien van spullen en andere gemakken zonder daar echt iets voor terug te vragen, raken de kinderen niet gemotiveerd om op eigen benen te staan en voor zichzelf te zorgen. Ze worden eerder lui, egoïstisch en genotzuchtig. Ouderling Neal A. Maxwell van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft gezegd: ‘Wie teveel voor zijn kinderen doet, komt er al gauw achter dat hij niets met zijn kinderen kan aanvangen.’9

Ouderling Joe J. Christensen van de Zeventig heeft uitgelegd dat kinderen te veel verwennen ze zwakker maakt en waardevolle lessen ontneemt:

‘Tegenwoordig groeien veel kinderen op met vertekende normen, omdat wij als ouders te toegeeflijk zijn. Of we nu welgesteld zijn, of, zoals de meesten van ons, wat bescheidener middelen hebben, als ouders proberen we onze kinderen vaak te voorzien van alles wat ze willen, en daardoor ontnemen we ze de vreugde van het ernaar uitkijken — van het verlangen naar iets wat ze niet hebben. Een van de belangrijkste zaken die we onze kinderen kunnen leren, is zich het een en ander ontzeggen. Onmiddellijke bevrediging maakt de mens over het algemeen zwak. Hoeveel werkelijk geweldige mensen kent u die nooit ergens mee hebben hoeven worstelen? (…)

‘(…) En in verband hiermee is het belangrijk voor de karaktervorming van onze kinderen dat ze weten “dat de aarde nog steeds om de zon draait”, en niet om hen. We moeten onze kinderen juist leren zich af te vragen: In hoeverre wordt de wereld er door ons beter op?’10

Ouderling Christensen waarschuwde dat kinderen moeten leren werken, anders gaan ze slecht voorbereid het huis uit, de echte wereld in. Hij zei: ‘Zelfs bij gezinsactiviteiten moeten we zorgen voor evenwicht tussen werk en spel. Uit mijn jeugd herinner ik me in verband met onze gezinsactiviteiten vooral hoe ik leerde een dak repareren, een schutting bouwen of in de tuin werken. In plaats van veel werken en weinig spelen, zijn veel van onze kinderen bijna altijd aan het spelen en bijna nooit aan het werk.’11

Ouders moeten hun kinderen leren werken door het samen met hen te doen, en daarmee beginnen als ze nog jong zijn en van nature graag willen helpen. Ouders dienen hun kinderen klusjes te geven op basis van hun mogelijkheden.

Kathleen Slaugh Bahr van Brigham Young University en haar collega’s wijzen erop dat samenwerking de gezinsleden versterkt, waardoor ze een blijvende band met elkaar ontwikkelen:

‘Als gezinsleden met de juiste houding samen aan iets werken, zorgen ze met die gezamenlijke dagelijkse inspanning voor een basis van liefde en zorg. De gewoonste klusjes, zoals een maaltijd bereiden of de was ophangen, bieden grote mogelijkheden voor het ontwikkelen van een band met degenen die we dienen en met wie we samenwerken. (…)

‘(…) Elke uitvoering van een taak is een nieuwe uitnodiging aan iedereen om deel uit te maken van het gezin. De simpelste klusjes kunnen een dagelijks ritueel worden van liefde en saamhorigheid in het gezin.’12

Ouders moeten hun kinderen ook leren anderen te dienen. Ouderling Derek A. Cuthbert van de Zeventig heeft gezegd: ‘Verstandige ouders bieden hun kinderen thuis al vanaf jonge leeftijd de gelegenheid om te helpen.’13 Waar mogelijk werken en dienen ouders samen met hun kinderen en maken ze van de activiteiten een plezierige aangelegenheid.

Als kinderen verantwoordelijkheden krijgen, moeten de ouders ze troosten als het niet helemaal lukt, en ze aanmoedigen om het nog een keer te proberen. President Thomas S. Monson heeft gezegd: ‘Het is onze verantwoordelijkheid om iets met vallen en opstaan goed onder de knie te krijgen. Het is onze taak om ons beste zelf te worden. Een van de grootste gaven die God ons heeft gegeven, is de vreugde van het opstaan nadat we zijn gevallen, want we hoeven het nooit op te geven.’14

Verwachtingen toelichten

Soms nemen ouders aan dat hun kinderen precies weten wat er van ze verwacht wordt. De ouders zijn dan teleurgesteld als de kinderen niet aan deze onuitgesproken verwachtingen voldoen.

Sommige ouders aarzelen om hun kinderen te vragen klusjes te doen of hun gedrag te veranderen, uit angst dat het kind nee zal zeggen of boos wordt en de ouders afwijst. Als ouders hun verwachtingen niet duidelijk maken, kan er een muur van frustratie en wrok ontstaan, wat resulteert in een emotionele afstand tussen hen en het kind. Duidelijk verwoorde verwachtingen nemen onzekerheden en teleurstellingen weg, en versterken de relatie tussen de ouders en het kind.

Bespreek de volgende beginselen met de ouders om hun verwachtingen duidelijk te maken:

  • Bedenk goed wat u wilt. Zorg dat uw verwachtingen redelijk zijn. Spreek onder vier ogen met uw huwelijkspartner vooraf af welke verwachtingen u hebt, de manieren van vragen en de consequenties die gelden als het kind niet meewerkt. Als uw kind ongehoorzaam is of moeilijk doet, is het wenselijk dat u, indien mogelijk, allebei aanwezig bent als u iets vraagt.

  • Kies een goed moment om iets te vragen. Bespreek uw vragen wanneer het kind er emotioneel en lichamelijk klaar voor is, niet wanneer hij of zij gespannen, boos of met andere dingen bezig is. Een gezinsraad of gezinsavond is vaak een ideaal moment.

  • Wees positief en specifiek. Spreek niet in negatieve of algemene bewoordingen (‘Deze kamer is een rommeltje. Raap het eens op!’) maar wees positief en specifiek: ‘Crystal, als je de afwas doet, wil ik graag dat je alles voorspoelt voordat je het in de vaatwasser zet, omdat de afwas er dan schoner uitkomt en de vaatwasser langer meegaat.’

  • Laat zien wat u bedoelt. Laat het kind zien wat u verwacht, zonder de taak uit handen te nemen. U kunt het kind bijvoorbeeld helpen de vaat voor te spoelen, de spullen in de vaatwasser te doen en het aanrecht af te nemen.

  • Geef veel positieve feedback. Als de taak is uitgevoerd, kunt u bijvoorbeeld zeggen: ‘Goed gedaan. Zo is het precies goed.’ Vertel het kind hoe het gedrag u en anderen helpt: ‘Ik vind het fijn als ik zie dat de vaat netjes is gedaan. Ons huis is vrediger als het netjes en schoon is.’

Verantwoordelijk gedrag stap voor stap aanleren

Bij de geestelijke ontwikkeling van zijn kinderen heeft de Heer het onderrichten van basisleerstellingen — de melk — voorgeschreven om ze voor te bereiden op meer licht en kennis — het vaste voedsel (zie LV 19:22). Zo moeten ook kinderen eenvoudige handelingen leren verrichten als opstapjes voor het gedrag dat als volwassenen van ze wordt verwacht. Kinderen moeten vaak stapsgewijs leren hoe ze anderen dienen te respecteren, goede manieren gebruiken, een kamer opruimen of in de tuin werken.

Gedrag kan in eenvoudige, haalbare taken worden opgedeeld, in overeenstemming met de leeftijd en capaciteiten van het kind. Een kind kan bijvoorbeeld leren om zijn of haar speelgoed op te ruimen voordat het een hele kamer leert opruimen. Met geduld en vindingrijkheid kunnen ouders hun kinderen aanzetten om meegaande, hulpvaardige en verantwoordelijke individuen te worden en veel problemen voorkomen als kinderen opgroeien tot volwassenen.

Camilla

Camilla is een vierjarig meisje vol energie. Ze vond het altijd leuk om met haar moeder naar de winkel te gaan. Ze trok steevast spullen uit de schappen, wilde alles aanraken en vastpakken, en werd behoorlijk driftig als haar moeder haar afremde. De moeder wilde dat Camilla zich behoorlijk gedroeg, en vermaande en dreigde haar zonder veel succes.

Nadat ze een vriendin met meer ervaring had gesproken, probeerde de moeder een nieuwe benadering met meerdere stapjes uit om het kind iets te leren. De eerste stap was het probleem op een vriendelijke en liefdevolle manier te verwoorden: ‘Camilla, je mag met me mee naar de winkel, maar ik wordt onrustig als je spullen uit de schappen pakt. En dan begin je te gillen als ik ze terugzet.’ Vervolgens maakte ze haar verwachtingen duidelijk: ‘Je mag met me mee naar de winkel als je meewerkt. Als je dingen pakt of gaat gillen, neem ik je mee naar huis en mag je de volgende keer niet met me mee. Je mag alleen iets pakken als ik het je vraag. Ik wil zeker weten dat je dit begrijpt, dus zeg eens wat ik je net heb verteld.’ Nadat Camilla de verwachtingen correct had verwoord, zei de moeder: ‘Vertel me wat er gebeurt als je spullen pakt of gaat gillen.’ Toen het kind de verwachtingen begreep en ermee instemde en ook de consequenties als ze er niet aan zou voldoen, mocht ze weer mee naar de winkel.

In de volgende fase om het kind iets te leren, nam de moeder Camilla steeds voor een paar boodschappen mee naar de winkel. De moeder zag dat Camilla graag wilde helpen en ze besloot dat op een positieve manier uit te buiten: Camilla mocht iets helpen uitzoeken en vasthouden. Gewenst gedrag werd beloond met verbale complimentjes. Nadat Camilla het gewenste gedrag had geleerd tijdens de korte bezoekjes aan de winkel, mocht ze langer mee. De moeder liet haar nuttige werkjes doen, zoals het kiezen tussen twee soorten cornflakes, het pakken van de mooiste appel of moeders tasje vasthouden terwijl ze iets in de winkelwagen legde. De moeder gaf haar veel positieve feedback als ze hulpvaardig was.

Op een keer kreeg Camilla weer een driftbui. De moeder nam haar zo snel mogelijk mee naar huis. Zonder boosheid of vinnigheid zei ze: ‘Ik vind het jammer dat je je vandaag in de winkel niet goed wilde gedragen. Als ik de volgende keer weer naar de winkel ga, blijf jij thuis met een babysitter. Als je besluit dat je de regels kunt volgen als we boodschappen doen, proberen we het opnieuw, goed?’ Binnen enkele weken gedroeg Camilla zich steeds naar behoren in het openbaar.

Keuzes voorhouden

Kinderen houden er net als volwassenen niet van om rond gecommandeerd te worden. Een kind bevelen ‘ruim nu je kamer op’ leidt meestal tot weerstand, zoals: ‘Dat doe ik later wel.’ Kinderen werken sneller mee als ze de keuze hebben tussen twee aanvaardbare alternatieven: ‘Ik wil graag dat je je kleren opruimt voordat je vanmiddag gaat spelen. Wil je ze nu opruimen voordat de bus komt, of zodra je thuis bent van school?’ De opties zijn beperkt, maar kinderen kunnen wel zelf kiezen en daarmee verantwoordelijkheid op zich nemen.

Als ouders hun kinderen laten kiezen, moeten de geboden keuzemogelijkheden voor de ouders zelf wel acceptabel zijn. Als een ouder bijvoorbeeld tegen een tiener zegt: ‘Je kunt het gras nu maaien, anders krijg je de auto vanavond niet mee’, kiest het kind er wellicht voor om de auto te laten staan en met zijn vrienden mee te gaan. Het kind krijgt wat het wil en het gras wordt niet gemaaid — een ongewenste situatie voor de ouder dus. Het is beter om te zeggen: ‘Je kunt het gras vandaag maaien, of je kunt de garage opruimen zodat ik tijd heb om het gras te maaien.’ In dit geval zijn beide opties voor de ouder aanvaardbaar en heeft het kind een keuze.

De keuzes moeten geen straf inhouden: ‘Je kunt het gras nu maaien, anders mag je een maand lang niet naar buiten.’ Deze uitspraak laat weinig keuze over (‘Je moet doen wat ik zeg, anders krijg je straf’) en leidt vaak tot wrokgevoelens.

Hieronder staan enkele keuzemogelijkheden voor verschillende situaties.

  • Een elfjarige gaat ’s avonds wat later naar bed en komt ’s morgens maar moeilijk het bed weer uit. Hij vraagt zijn moeder om hem met de auto naar school te brengen. De ouder kan zeggen: ‘Je kunt op tijd opstaan om de bus te halen, of je kunt naar school lopen.’ (Geef deze keuze alleen als lopen naar school reëel en veilig is.)

  • Een achtjarige stelt de afwas uit. De ouder kan zeggen: ‘Je kunt de afwas nu doen, of je kunt de afwas vanavond doen terwijl we als gezin televisiekijken.’

  • Een tiener heeft de muziek te hard staan. De ouder kan zeggen: ‘Je kunt de cd beluisteren in je kamer met de deur dicht, of je kunt de hoofdtelefoon gebruiken. Ik kan geen gesprek voeren omdat je muziek zo hard staat.’

Kinderen zitten niet altijd te wachten op veranderingen waardoor ze zich verantwoordelijker moeten gedragen. Wees voorbereid op reacties als: ‘Dat is niet eerlijk’, ‘Waarom moet ik dat doen?’ ‘Andere kinderen hoeven dat niet te doen van hun ouders’, of ‘Het kan je niet schelen hoe ik me voel, anders zou je me niet vragen om dit te doen.’ Ouders horen zich door zulke opmerkingen niet te laten manipuleren. Ze moeten vasthouden aan de geboden keuzes. Kijk maar eens naar het volgende voorbeeld.

Martin

Martin ging na het avondeten achter de computer zitten, een dagelijks ritueel dat pas was begonnen en voorrang kreeg boven de taken die hij moest doen. Een paar maanden geleden hadden de gezinsleden op een gezinsraad afgesproken dat eerst de taken gedaan moesten worden, maar hij lapte die regel weer eens aan zijn laars. Zijn vader hield hem een keuze voor:

Vader:

Martin, je mag van mij vanavond de computer gebruiken als je je taken hebt gedaan. Je mag je taken ook morgen doen en de computer daarna ’s avonds gebruiken.

Martin:

Ik doe mijn taken wel als ik klaar ben met de computer. Ik heb er nu geen tijd voor.

Vader:

Dat kan wel zijn, jongen. Maar je mag de computer gebruiken nadat je je taken hebt gedaan.

Martin:

Ik moet nu online. Een van mijn vrienden verwacht iets van me te horen.

Vader:

Dat zal ongetwijfeld zo zijn. Des te meer reden om je taken te doen zodra je thuiskomt uit school. Ik vind het ook niet leuk om je gefrustreerd of boos te zien. Maar het werk moet gedaan worden. Je weet dat we deze regel als gezin hebben besproken en dat je er zelf mee hebt ingestemd. Je mag de computer gerust gebruiken zodra het werk klaar is.

Martin:

Dat is niet eerlijk. Ik zei toch dat ik de klusjes later zou doen. Ik heb nu andere dingen te doen.

Vader:

Dat geloof ik graag, maar je kunt de computer gebruiken nadat het werk klaar is.

Een ouder moet de keuzemogelijkheden wellicht diverse keren herhalen, zonder boos te worden. Doorgaans is het kind het aanhoren van dezelfde boodschap al gauw zat en gaat het tot actie over als de ouder het kennelijk lijkt te menen.

Ouders moeten bij het geven van keuzemogelijkheden niet in de verdediging schieten of gaan redetwisten. Als het kind in discussie wil gaan, kan de ouder simpelweg op zijn of haar opmerking reageren met ‘Dat geloof ik best’ en de keuzes vervolgens herhalen. Dit hele gebeuren verloopt soepeler als de regels vooraf met elkaar zijn afgesproken.

Als een kind niet wil meewerken als het de keuze krijgt, horen ouders daar een logische consequentie aan te verbinden (zoals in les 9 wordt behandeld) die te maken heeft met het ongewenste gedrag. Zinvolle consequenties helpen kinderen verantwoordelijk gedrag aan te leren. Als de consequentie overdreven is of geen verband houdt met de overtreding, komt die onredelijk, willekeurig en te zwaar over. Het kind voelt zich dan sneller boos, verontwaardigd en opstandig.

Meedoen aan gezinsactiviteiten

Ouders zullen hun kinderen effectiever iets kunnen leren als ze samen met hun kinderen activiteiten ontplooien. Kinderen die samen met hun ouders werken en spelen, zijn eerder geneigd de leringen en het voorbeeld van hun ouders in hun eigen leven toe te passen. Ouders plannen dan activiteiten die zinvol en leuk zijn voor iedereen. Werk en ontspanning zijn allebei de moeite waard als ouders er een goede band met hun kinderen mee opbouwen.

De waarde van verantwoordelijk gedrag aanleren

President James E. Faust van het Eerste Presidium heeft het belang om kinderen verantwoordelijk gedrag aan te leren als volgt toegelicht: ‘Als ouders hun kinderen geen discipline en gehoorzaamheid bijbrengen, zal de maatschappij dat mogelijk moeten doen op manieren die ouders noch kinderen fijn vinden. (…) Zonder discipline en gehoorzaamheid thuis, vervalt de eenheid in het gezin.’15 Meer vrede en geluk vallen gezinnen ten deel als ouders hun kinderen liefdevol leren dat ze de geboden van God en de regels in het gezin en de maatschappij moeten naleven.

Noten

  1. Zie ‘Het gezin: een proclamatie aan de wereld’, De Ster, januari 1996, p. 93.

  2. ‘Het gezin: een proclamatie’, De Ster, januari 1996, p. 93.

  3. Martha Farrell Erickson en Karen Kurz-Riemer, Infants, Toddlers, and Families: A Framework for Support and Intervention (New York: The Guilford Press, 1999), p. 55.

  4. Conference Report, april 1959, p. 75.

  5. Conference Report, april 1969, p. 44; of Improvement Era, juni 1969, p. 69.

  6. Conference Report, oktober 1985, p. 43; of Ensign, november 1985, p. 33.

  7. H. David Burton, Liahona, juli 2000, p. 43.

  8. Conference Report, oktober 1993, p. 9; of Ensign, november 1993, p. 9.

  9. Conference Report, april 1975, p. 150; of Ensign, mei 1975, p. 101.

  10. Conference Report, april 1999, p. 9; ofJoe J. Christensen, De Ster, juli 1999, p. 9.

  11. De Ster, juli 1999, p. 10.

  12. Kathleen Slaugh Bahr en anderen, ‘The Meaning and Blessings of Family Work’, in Strengthening Our Families: An In-Depth Look at the Proclamation on the Family, onder redactie van David C. Dollahite (Salt Lake City: Bookcraft, 2000), p. 178.

  13. Conference Report, april 1990, p. 12; of Ensign, mei 1990, p. 12.

  14. Conference Report, april 1987, p. 83; of Ensign, mei 1987, p. 68.

  15. Conference Report, april 1983, p. 58; of Ensign, mei 1983, p. 41.

Afdrukken