Hulpbronnen voor het gezin
Les Vijf: Zelfvertrouwen Kweken


Les Vijf

Zelfvertrouwen Kweken

Kinderen zien zichzelf hoe ze door anderen worden behandeld, vooral door hun ouders en broers en zussen. Als ze geliefd en geaccepteerd worden, vinden ze zichzelf ook eerder lieflijk en de moeite waard.

Doelen van de les

Help ouders in deze les met het volgende:

  • Het belang van zelfvertrouwen bij kinderen inzien.

  • De ontwikkeling van zelfvertrouwen bij kinderen begrijpen.

  • Weten hoe ze hun kinderen kunnen helpen om meer zelfvertrouwen te ontwikkelen.

De noodzaak van zelfvertrouwen kweken

Kinderen met zelfvertrouwen doen het beter in hun leven. Ze zijn gezonder, optimistischer, sociaal meer op hun gemak en emotioneel stabieler dan kinderen zonder zelfvertrouwen. Kinderen zonder zelfvertrouwen zijn vaak meer gespannen, verlegen, sociaal geremd, gefrustreerd, angstig en onhandig.

Een 24-jarige vrouw had een goede baan gevonden en was opgegroeid in een liefdevol gezin door ouders die haar talenten en mogelijkheden hadden gestimuleerd. Ze deed het goed op school, had veel vrienden en vriendinnen en nam deel aan allerlei school- en kerkactiviteiten. Ze keek terug op haar jeugd en zei: ‘Ik was niet bang om nieuwe dingen te proberen, omdat ik wist waar ik stond ten opzichte van God, mijn ouders en mijn goede vrienden en vriendinnen. Zij moedigden mij allemaal aan om mijn best te doen. De erkenning die ik thuis kreeg, was erg belangrijk toen ik nog jong was, maar werd minder belangrijk toen ik ouder werd. Ik kwam er namelijk achter dat God me kende en me liefhad. Ik weet dat als ik rechtschapen leef, de belangrijkste dingen voor mij volgens zijn plan op zijn pootjes terechtkomen.’

De meeste ouders zien hun kinderen graag veel zelfvertrouwen ontwikkelen, zoals deze jonge vrouw. Kinderen zijn doorgaans meer zelfverzekerd op bepaalde gebieden en minder op andere. Een kind kan bijvoorbeeld uitblinken op school maar sociaal of lichamelijk heel onzeker zijn. Een ander kind blinkt bijvoorbeeld uit in sport maar doet het op school minder goed. Ouders horen bij hun kinderen zelfvertrouwen te kweken op gebieden die voor het welzijn van de kinderen belangrijk zijn. Ze houden daarbij rekening met de interesses, talenten en mogelijkheden van het kind.

Kinderen helpen zelfvertrouwen te ontwikkelen

Ouders kunnen veel doen om zelfvertrouwen bij hun kinderen te kweken. Ze kunnen hun kinderen met liefde en respect behandelen. Ze kunnen de kinderen geloof in God en persoonlijke integriteit helpen ontwikkelen. Ze kunnen kinderen helpen hun talenten te ontwikkelen op gebieden die belangrijk zijn voor hun welzijn. Ze kunnen hun kinderen anderen laten dienen.

Kinderen behandelen met liefde en respect

Kinderen zien zichzelf vaak hoe ze door anderen worden behandeld, vooral door hun ouders en broers en zussen. Als ze geliefd en geaccepteerd worden, vinden ze zichzelf ook eerder lieflijk en de moeite waard. Als de liefde die ze krijgen voorwaardelijk is, vinden ze zichzelf vaak alleen waardevol als ze anderen een plezier doen. Als ze verkeerd behandeld worden, voelen ze zich vaak onzeker en niet de moeite waard.

Ouders onderschatten wel eens de gevolgen van hun daden op hun kinderen. Sommige anderszins liefhebbende ouders maken achteloze opmerkingen die het zelfvertrouwen en gevoel van eigenwaarde van hun kinderen ondermijnen. Een moeder die snel kritiek uitte, zei eens tegen haar peuter: ‘Wat ziet je neus er grappig uit.’ Bijna een halve eeuw later vertelde deze zoon op een familiebijeenkomst dat hij zich zijn hele leven vanwege die opmerking onzeker had gevoeld over zijn neus. Zijn broers en zussen waren verbaasd, omdat ze niets grappigs of abnormaals aan zijn gezicht konden zien.

Ouderling H. Burke Peterson van de Zeventig heeft beklemtoond hoe belangrijk liefde is om het leven van mensen te veranderen: ‘Mensen met zelfvertrouwen door de wetenschap dat ze werkelijk geliefd zijn, kunnen de hoogste bergen beklimmen. De gevangenissen en andere instellingen, soms zelfs ons eigen huis, zitten vol mensen die hunkeren naar genegenheid.’1

Het is soms moeilijk om van respectloze kinderen te houden. Ze zeggen en doen vaak dingen die de ouders boos en wanhopig maken. Ouders zeggen en doen dan vaak dingen die het idee van het kind dat het nergens voor deugt en de opstandigheid alleen maar versterken.

Jezus Christus kon anderen effectief beïnvloeden omdat Hij wijs op ze reageerde (zie Johannes 8:11). Kerkleiders en professionals zijn vaak in staat mensen in moeilijkheden te helpen door naar ze te luisteren zonder ze steeds te onderbreken, aanwijzingen te geven zonder te preken en liefde en steun te geven zonder de persoon af te wijzen. Ouders kunnen ook liefde en respect tonen, zelfs als hun kinderen ongehoorzaam zijn. Ze kunnen een respectloos kind vriendelijk behandelen, daardoor harten verzachten en het kind vrede en zelfvertrouwen laten vinden in een roerige wereld.

Negatieve relaties zijn te helen als ten minste één persoon gewillig is om de cirkel te doorbreken en vriendelijk en verstandig op boosheid te reageren. Hierna volgen enkele suggesties voor ouders.

Zoek manieren om liefde en respect over te brengen. Ouders horen manieren te vinden om liefde en respect naar hun kinderen over te brengen, ook als de kinderen ongehoorzaam zijn en zelf geen respect tonen. Ouders kunnen dit doen zonder het ongepaste gedrag toe te laten. Ouders die hun kinderen genoeg liefhebben, grijpen juist in als kinderen ongehoorzaam zijn. In andere lessen komen manieren aan de orde waarop ouders hun kinderen kunnen liefhebben en disciplineren — door naar ze te luisteren en met ze te praten, voor ze te zorgen, ze te helpen hun problemen op te lossen, verwachtingen uit te spreken, ze keuzemogelijkheden te geven, en door natuurlijke en logische consequenties aan gedrag te verbinden. Al deze dingen moeten uit liefde, niet uit boosheid gebeuren. Liefde behoort het overheersende beginsel en de drijfveer te zijn van hoe ouders met hun kinderen omgaan. Ouders kunnen hun liefde en respect aan een ongehoorzaam kind op veel manieren overbrengen.

  • Ze kunnen opletten wanneer het kind zich goed gedraagt en dan een compliment geven, zoals: ‘Wat fijn dat je met de klusjes helpt’; ‘Wat goed van je dat je je zusje helpt.’ Ouders moeten echter niet overdrijven, anders klink het compliment niet oprecht en is het minder effectief.

  • Ze kunnen hun genegenheid uiten: ‘Spencer, ik houd van je en ik ben blij dat je bij ons gezin hoort.’

  • Ze kunnen lichamelijke genegenheid tonen. Soms is een klopje op de schouder of arm met een paar liefdevolle woorden zoals ‘Fijn je weer te zien’ genoeg. Ouders moeten niet beledigd zijn of negatief reageren als het kind deze uitingen van genegenheid niet op prijs lijkt te stellen. De aanraking en de woorden doen het kind wellicht meer dan het wil toegeven.

Zeg nooit iets negatiefs over de kinderen. Als ouders gewend zijn negatieve dingen over hun kinderen te zeggen, moeten ze daar onmiddellijk mee ophouden en zich voornemen om dat nooit meer te doen, hoe boos ze ook zijn of hoeveel reden ze daartoe ook menen te hebben. Als een terechtwijzing nodig is, kan dat zonder negatieve, kleinerende woorden. De negatieve woorden van ouders blijven kinderen vaak heel lang bij en bepalen hoe ze zichzelf zien en zich gedragen. Tactloze opmerkingen zoals: ‘Je kunt ook nooit wat goed doen’ of ‘Wat ben je toch een sufferd’ kunnen blijvende gevolgen hebben. Zelfs goedbedoelde maar negatieve opmerkingen kunnen schade aanrichten, zoals ‘Daan doet goed zijn best, maar heeft minder talent dan Henry.’

Anton

Tegen de tijd dat Anton op de middelbare school zat, gooide hij er met de pet naar. Hij spijbelde vaak (zijn ouders werkten allebei overdag), ging steeds meer roken en drugs gebruiken en werd opgepakt wegens winkeldiefstal. Hij ging al een tijdje niet meer naar de kerk. Hij had vaak ruzie met zijn vader en dreigde soms zelfs met lichamelijk geweld.

Antons bisschop trad hem liefdevol en vriendelijk tegemoet en moedigde hem aan om geen drugs meer te gebruiken en zijn leven te veranderen. Anton begon er positief op te reageren. Hij stopte met roken, maakte geen ruzie meer met zijn ouders en begon weer naar de avondmaalsdienst te komen. Op een dag zei zijn vader, die met zijn eigen problemen worstelde, in een vlaag van boosheid: ‘Hou toch op met jezelf voor te doen als iemand die je niet bent.’ Anton zei niets terug, maar was volkomen uit het veld geslagen. Vanaf dat moment viel hij weer terug in zijn oude gedrag. De bisschop kreeg geen vat meer op hem.

Wees een goed voorbeeld voor de kinderen. Ouders moeten ernaar streven om gelukkig te zijn. Ze dienen van zichzelf te houden en, zonder hoogmoedig te zijn, met respect over hun persoonlijke kwaliteiten en vermogens spreken. Als ouders problemen hebben waardoor ze dit moeilijk afgaat, dienen ze eraan te werken zodat ze die problemen niet doorgeven aan hun kinderen. Ze dienen indien nodig hulp in te roepen. Een depressieve tiener vertelde dat ze niet anders wist dan dat haar moeder altijd openlijk over haar eigen tekortkomingen en zelfhaat sprak: ‘Ik kwam tot de conclusie dat als mijn moeder niet goed genoeg was, ik nooit beter kon zijn, omdat ik een deel van haar ben.’ Soms gaan kinderen die de grootste hekel aan hun ouders hebben, het meest op hun ouders lijken. Het voorbeeld van de ouders is van grote invloed op de kinderen, ook als de kinderen hun ouders lijken af te wijzen.

Toon belangstelling en liefde voor de kinderen. Ouders kunnen ook moeite hebben om belangstelling en liefde te tonen als hun kinderen ongehoorzaam en afwijzend zijn. Maar het is alleszins de moeite waard. Een vader met beperkte financiële middelen kocht eens tickets voor een ijshockeywedstrijd omdat zijn zoon, die vroegtijdig met school was gestopt en een tijd lang drugs had gebruikt, daarvan hield en er samen met hem heen wilde gaan. De zoon was onlangs uit een verslavingskliniek ontslagen en probeerde van de drugs af te blijven. Deze ervaring blies nieuw leven in hun relatie, waarbij de vader en de zoon over een gemeenschappelijke interesse konden praten en goede gevoelens jegens elkaar konden ontwikkelen.

Kinderen helpen om geloof in god te ontwikkelen

Kinderen krijgen meer zelfvertrouwen als ze zich geborgen weten in de relatie met hun hemelse Vader en weten dat ze geestelijke zegeningen, beloften en richting voor hun leven kunnen ontvangen. Jezus Christus heeft gezegd: ‘Alle dingen zijn mogelijk voor wie gelooft’ (Marcus 9:23). Zonder geloof kan niemand zelfvertrouwen hebben. Zelfvertrouwen komt ook door het leiden van een rein en deugdzaam leven.

President Gordon B. Hinckley noemde deugd ‘de enige weg die van spijt naar vrijheid leidt. De gemoedsrust die daaruit voortvloeit, is de enige innerlijke vrede die niet vals is.’ Hij heeft ook gezegd:

‘Uit hedendaagse openbaring spreekt een belofte — een unieke belofte die volgt op een simpel gebod:

‘Dit is het gebod: “(…) laat deugd onophoudelijk uw gedachten sieren.” En dit is de belofte: “(…) dan zal uw vertrouwen in de tegenwoordigheid van God sterk worden (…).

“De Heilige Geest zal uw constante metgezel zijn (…) en uw heerschappij zal een eeuwigdurende heerschappij zijn, en zonder dwang zal die u toevloeien, voor eeuwig en altijd.” (LV 121:45–46.) (…)

‘Ik heb de kans gehad om verschillende malen met presidenten van de Verenigde Staten en belangrijke mannen van andere regeringen te spreken. Iedere keer ben ik achteraf dankbaar geweest voor de ervaring om vol vertrouwen in de nabijheid van een bekend leider te zijn. En toen heb ik bedacht hoe geweldig en schitterend het moet zijn om vol vertrouwen — zonder vrees of schaamte — in de tegenwoordigheid van God te zijn. Dit is de belofte die iedere deugdzame man en vrouw wordt gegeven.’2

Kinderen leren dat vertrouwen te ontwikkelen als ze leren getrouw en deugdzaam te leven. Ouders kunnen hun kinderen helpen vertrouwen in de Heer te ontwikkelen door getrouw, rechtschapen en deugdzaam te leven en daarbij hun eigen geloof te laten zien. Kinderen leren het beste als hun ouders een voorbeeldig leven leiden. Ouders dienen ‘[hun] kinderen in licht en waarheid groot te brengen’ (LV 93:40), waarbij geestelijke activiteiten in het dagelijks leven zijn verweven (gezinsgebed, schriftstudie, besprekingen van het evangelie en kerkelijke bijeenkomsten en activiteiten).

Kinderen helpen persoonlijke integriteit te ontwikkelen

Kinderen hebben het licht van Christus ontvangen (zie Johannes 1:9; Moroni 7:16; LV 93:2) en zijn met het bereiken van de jaren van verantwoordelijkheid in staat onderscheid te maken tussen goed en kwaad. Als kinderen op basis van hun geweten zelf een oordeel leren vormen, worden ze minder afhankelijk van anderen en krijgen ze meer vertrouwen in zichzelf en hun vermogen om goede beslissingen te nemen. Hoewel kinderen moeten leren om acht te slaan op de wijze raad van ouders en kerkleiders, moeten ze ook leren om zelf na te denken en vertrouwen ontwikkelen in hun eigen vermogen om hun leven te sturen. Dit vermogen neemt toe naarmate kinderen volwassener worden en leren om hun eigen innerlijke kompas te volgen. Ouders kunnen hun kinderen laten groeien door ze te leren bij zichzelf te rade te gaan en in harmonie met het licht van Christus in hen te leven.

Op een keer brachten de schriftgeleerden en Farizeeën een overspelige vrouw bij Jezus met de vraag of ze gestenigd moest worden zoals de wet dat voorschreef. Jezus riep hen op om bij zichzelf te rade te gaan: ‘Wie van u zonder zonde is, werpe het eerst een steen naar haar’ (Johannes 8:7). Toen deze schriftgeleerden en Farizeeën hun eigen gedrag onder de loep namen, wisten ze niets meer te zeggen en gingen ‘door hun eigen geweten veroordeeld’ ‘een voor een’ weg (vers 9).

Als iemand zich gedraagt volgens zijn of haar eigen opvattingen van wat door de beugel kan, is de zelfevaluatie positief en leidt dit tot zelfgoedkeuring en zelfvertrouwen. Als iemand in onacceptabel gedrag vervalt, is de uitkomst doorgaans zelfafkeuring en het verlies van zelfachting.

De volgende praktijkvoorbeelden laten zien hoe zelfevaluatie werkt:

Ron, rebekka en carlos

Ron lost een moeilijke som op. Zijn zelfevaluatie is positief: ‘Ik kan het. Ik kan goede cijfers halen voor dit vak.’ Zijn zelfvertrouwen neemt toe.

Rebekka vertelt een leugen. De leugen maakt haar in de ogen van haar vriendinnen geweldig; ze krijgt zelfs een knuffel van ze. Ze voelt zich even heel blij, maar krijgt daarna last van gewetenswroeging. Haar zelfevaluatie en gedachten zijn negatief: ‘Ik heb gelogen. Dat was verkeerd. Ik leek er wel geweldig door, maar het was allemaal nep.’ Haar zelfvertrouwen en zelfachting nemen af.

Carlos weigert om samen met zijn vrienden Tom belachelijk te maken, een gehandicapte jongen in zijn klas. De vrienden van Carlos laten hem steeds meer links liggen. Carlos voelt zich gekwetst, maar weet ook dat hij het goede heeft gedaan. Zijn zelfevaluatie en gedachten zijn positief.

Als een kind met een probleem bij een van zijn of haar ouders komt, doet de ouder er goed aan om het kind op zijn of haar niveau aan te moedigen om te handelen volgens de overtuigingen en ingevingen van het kind zelf. De ouder kan toepasselijke vragen stellen, zoals: ‘Wat vind je ervan?’ ‘Keur je de manier waarop je het probleem hebt aangepakt goed?’ ‘Je hebt me verteld wat je vrienden ervan vinden, maar wat vind je er zelf van?’ ‘Wat zou je het beste kunnen doen?’

Als ouders een kind vragen om hun eigen gedrag te evalueren, horen ze dat op een rustige, niet-veroordelende en niet-beschuldigende manier te doen.

In het volgende praktijkvoorbeeld laat een moeder haar dochter nadenken wat ze zelf vindt om haar gedrag te bepalen.

Greetje

De veertienjarige Greetje en haar vriendin Jenny begonnen Lisa te vermijden en haar buiten te sluiten van activiteiten in de buurt en op school. Lisa voelde zich gekwetst en afgewezen. Greetjes moeder zag wat er aan de hand was en ging met haar dochter in gesprek.

Moeder:

Ik maak me zorgen over jou en Lisa. Wat is er aan de hand?

Greetje:

Ze vindt zichzelf zo populair. We zetten haar alleen maar op haar nummer.

Moeder:

En hoe doe je dat dan?

Greetje:

Jenny en ik gaan haar uit de weg. Als ze eraan komt, praten we niet met haar. Dat is alles.

Moeder:

Heeft ze je beledigd?

Greetje:

Niet echt. We mogen haar gewoon niet. Ze mag dan wel hooghartig zijn op school, maar hier gaat dat niet op.

Moeder:

Ik vraag me af, Greetje. Wat vind je van jezelf als je haar zo behandelt?

Greetje:

(Zich verdedigend.) Wel, dat is haar verdiende loon. Iemand moet haar op haar nummer zetten.

Moeder:

Maar je zei dat ze jou niets heeft aangedaan. Ik zou wel eens willen weten hoe je je voelt om iemand slecht te behandelen alleen maar omdat je haar toevallig niet mag.

Greetje:

Ik voel me prima, en verder wil ik er niet over praten.

Moeder:

Goed, wat je wilt. Maar ik hoop dat je er toch nog over zult nadenken. Ik houd heel veel van je, maar heb moeite met wat je zegt.

De volgende avond komt Greetje naar haar moeder toe.

Ginger:

Je hebt gelijk. Ik voel me niet goed over wat ik heb gedaan. Je hebt me geholpen om naar mezelf te kijken, en ik was niet blij met wat ik zag. Eerlijk gezegd ben ik jaloers op Lisa. Ze heeft veel vriendinnen op school. Ik zou al blij zijn met de helft. Ik weet dat ik daarom nog niet zo wreed naar haar hoef te zijn. Ik heb haar mijn verontschuldigingen aangeboden. Ik voel me nu veel beter. Bedankt dat je me hebt geholpen.

Uiteraard zullen niet alle kinderen zo positief reageren, maar de vraag om hun eigen gedrag te evalueren kan ze helpen om in overeenstemming met hun persoonlijke opvattingen en verwachtingen te leven. Kinderen over hun eigen gedrag laten oordelen, is vaak effectiever dan wanneer ouders dat doen.

Als ouders de zelfevaluatie op een harde, veroordelende manier bewerkstelligen, kan het kind de focus van zijn of haar eigen fouten verleggen naar het buitensporige, ongepaste gedrag van de ouders. Of het kind kan overdreven veel schuldgevoelens krijgen en zichzelf te hard veroordelen.

Ouders moeten dus voorzichtig zijn om kinderen tot zelfevaluatie aan te sporen die zichzelf snel de grond inboren. Deze kinderen hebben de tedere begeleiding van ouders nodig bij hun zelfevaluaties. Zelfevaluaties moeten ook realistisch zijn en niet het gevolg van verkeerde gedachten van een kind door een depressie of ongezonde levenservaringen.

Kinderen helpen vaardigheden te ontwikkelen

Als ouders hoge maar realistische verwachtingen hebben, ontwikkelen hun kinderen vaak het zelfvertrouwen dat ze iets tot stand kunnen brengen. Dit zelfvertrouwen wordt vooral gekweekt in een liefdevolle omgeving waarin de ouders hun kinderen steun bieden en ze door vallen en opstaan dingen kunnen leren zonder afgekraakt te worden als het niet lukt. Kinderen leren snel van hun fouten als ze de liefde, steun en aanmoediging ervaren om het opnieuw te proberen. Kinderen dienen ook te weten dat hun hemelse Vader nog steeds van ze houdt als ze fouten maken.

Ouders horen hun kinderen te helpen hun vaardigheden te ontwikkelen op gebieden die belangrijk zijn voor hun toekomst. Kinderen moeten leren om te werken, te studeren, doelen te bereiken, aan regels te voldoen en met anderen om te gaan. Als ze deze aspecten leren beheersen, zal hun zelfvertrouwen toenemen. Ouders kunnen hun kinderen leren werken door dingen samen met hen te doen, vooral als ze nog jong zijn. Ouders horen opgewekt en geduldig te zijn en het werk voor hun kinderen plezierig te maken. Ze zetten hun kinderen het liefst aan tot bezigheden die de kinderen aankunnen en waarmee ze hun talenten en natuurlijke vermogens kunnen ontwikkelen. Ouders moeten de kinderen geen activiteiten opdringen om hun eigen ambities voor hun kinderen te verwezenlijken, vooral niet als de activiteiten niet essentieel zijn voor het welzijn van het kind. De ouders en de kinderen raken dan gefrustreerd.

Ouders horen de prestaties van hun kinderen ook op te merken en ze te prijzen als ze iets goed hebben gedaan.

Aan de hand van de volgende richtlijnen kunnen ouders hun kind complimenten geven:

  • Wees oprecht. Een kind heeft ongemeende complimenten snel door.

  • Leg de nadruk op het gedrag en de uitwerking ervan op de ouder. Bijvoorbeeld: ‘Wat geweldig dat je hier bent en dat we rustig kunnen praten zonder ruzie. Dat vind ik echt fijn.’ Ouders moeten zich niet richten op het kind zelf door dingen te zeggen als: ‘Je bent zo’n goede jongen (of zo’n goed meisje).’ Het kind vindt zichzelf misschien helemaal niet goed en beschouwt het compliment dan als overdreven en manipulatief.

  • Houd het kort. Enkele woorden zeggen meer dan veel woorden. Ouders die maar blijven ratelen, brengen het kind in verlegenheid en maken van iets positiefs een negatieve ervaring.

  • Doe het zo nu en dan. Een kind prijzen voor elk wissewasje ontkracht de woorden van de ouders. Maar helemaal geen complimenten geven doet het kind ernstig tekort. Zo nu en dan een complimentje geven heeft de beste uitwerking. Ouders behoren in elk geval de belangrijke dingen die hun kinderen doen op te merken.

Kinderen anderen laten dienen

Dienstbetoonprojecten leren kinderen onzelfzuchtig te zijn en aan anderen te denken. President Spencer W. Kimball heeft het volgende gezegd over dienstbetoon:

‘Als we ons bezighouden met het wonder van dienstbetoon, hebben we de belofte van Jezus dat als we ons erin verliezen, we onszelf vinden!

‘We “vinden” onszelf niet alleen omdat wij de goddelijke leiding in ons leven ervaren, maar hoe meer we onze medemens op gepaste wijze dienen, hoe meer inhoud onze ziel krijgt. Wij gaan als persoon meer betekenen als we andere mensen dienen. We krijgen meer inhoud als we andere mensen dienen. Het is dan echt makkelijker om onszelf te “vinden” omdat er zo veel meer van ons te vinden is!’3

Vertrouwen in de heer

Kinderen krijgen meer vertrouwen als ze geloof, deugd en integriteit ontwikkelen. Ouders kunnen het zelfvertrouwen bij hun kinderen ook aankweken door ze lief te hebben en te respecteren, ze te helpen vaardigheden te ontwikkelen en gelegenheden te bieden om anderen te dienen.

Over geloof in de Heer heeft President Ezra Taft Benson gezegd: ‘Dit is mijn boodschap en mijn getuigenis: alleen Jezus Christus heeft het unieke vermogen die hoop en kracht te verschaffen, waarmee wij de wereld kunnen overwinnen en boven onze menselijke tekorten kunnen uitstijgen. Daarvoor moeten we ons geloof op Hem richten en volgens zijn wetten en leringen leven.’4

Noten

  1. Conference Report, april 1977, p. 103; of Ensign, mei 1977, p. 69.

  2. Conference Report, oktober 1970, p. 66; of Improvement Era, december 1970, pp. 72, 73.

  3. ‘There Is Purpose in Life’, New Era, september 1974, p. 4.

  4. Conference Report, oktober 1983, p. 5; of Ensign, november 1983, p. 6.

Afdrukken