Les Twee
De Ontwikkeling Van Kinderen Begrijpen
Een geleidelijke vooruitgang is essentieel voor de gezonde ontwikkeling van een kind als ouder kunt u zorgen voor een veilige, liefdevolle omgeving.
Doelen van de les
Help ouders in deze les met het volgende:
-
Het belang inzien van het overbrengen van kennis en vaardigheden aan kinderen als ze er qua ontwikkeling aan toe zijn.
-
Kennis van de ontwikkelingsfasen van kinderen en pubers.
-
Waarschuwingssignalen herkennen dat een kind ontwikkelingsproblemen heeft.
Stapsgewijze ontwikkeling
Sommige kinderen krijgen problemen omdat hun ouders onredelijke en ongepaste verwachtingen van ze hebben. Ouderling Neal A. Maxwell van het Quorum der Twaalf heeft gezegd dat ‘een onderwijzend God wel eens wat moeilijks van zijn kinderen kan eisen’ maar dat Hij ‘zijn kinderen nooit zou gebieden iets moeilijks te doen zonder eerst de weg voor hen te bereiden (zie 1 Nephi 3:7).’1 Onze hemelse Vader verwacht geen onmogelijke dingen van zijn kinderen. Aardse ouders dienen dus ook niet het onmogelijke van ze te verwachten.
Soms stellen ouders onrealistische eisen aan hun kinderen omdat ze niet weten wat ze in de verschillende ontwikkelingsstadia van hun kinderen wel en niet mogen verwachten. President N. Eldon Tanner, voormalig raadgever in het Eerste Presidium, heeft gezegd dat kinderen ‘aan de verwachtingen willen voldoen van degenen die over hen zijn gesteld.’2 Als kinderen niet in staat zijn om aan de onrealistische verwachtingen van hun ouders te voldoen, zien ze zich vaak als een mislukkeling. Deze kinderen vinden zichzelf dan abnormaal, waardeloos en stellen anderen in hun ogen teleur. De mogelijk gevolgen op langere termijn zijn gevoelens van minderwaardigheid, onzekerheid, angst en neerslachtigheid en een gebrekkig inlevingsvermogen in anderen.
De Schriften duiden op een ordelijke vooruitgang en ontwikkeling in het leven, zowel op lichamelijk als geestelijk gebied. Johannes getuigde van Jezus Christus: ‘Hij ontving aanvankelijk niet van de volheid, maar vorderde van genade tot genade, totdat Hij een volheid ontving’ (LV 93:13). Een geleidelijke vooruitgang is essentieel voor de gezonde ontwikkeling van een kind. Op bepaalde momenten in hun leven zijn kinderen lichamelijk, intellectueel en psychologisch klaar voor ontwikkelingstaken zoals leren lopen, praten en zelfstandig eten. In plaats van hun kinderen dingen te laten doen voordat ze eraan toe zijn, kunnen ouders zorgen voor een veilige, liefdevolle omgeving waarin hun kinderen kunnen leren en groeien.
Uit onderzoek blijkt dat lichamelijke en geestelijke vermogens vaak met een bepaalde levensfase samenhangen, maar elk kind is uniek. Biologische factoren, temperament, opvoeding en omgeving zijn allemaal van invloed op de ontwikkeling van een kind. Ouders hoeven zich niet direct zorgen te maken als een kind er wat langer over doet om iets te leren. Ze hoeven ook niet meteen te juichen als hun kind er vroeg bij is. Dergelijke verschillen zijn vaak van tijdelijke aard en zeggen nog weinig over de capaciteiten van het kind op de lange termijn. Het is beter om te genieten van de geleidelijke ontwikkeling van elk kind.
Klaar om te leren
Kinderen moeten ergens klaar voor zijn in hun groei en ontwikkeling. Ouders kunnen veel problemen voorkomen als ze hun kinderen in hun eigen tempo nieuwe vaardigheden laten leren. Ouders dienen zich aan de behoeften van elk kind aan te passen in plaats van het kind zich aan de verwachtingen van de ouders te laten aanpassen.
Een kind is gewoonlijk bijvoorbeeld rond de leeftijd van één jaar klaar om te gaan lopen. Ouders kunnen op aanwijzingen letten dat het kind klaar is om te lopen. Het kind trekt zich bijvoorbeeld op aan de meubels en gaat staan of lopen terwijl het zich vasthoudt. Ouders kunnen met het kind spelen door het te laten staan en een paar stapjes te laten nemen. Zo leert het kind wellicht eerder lopen dan als het alleen wordt gelaten. Aan de andere kant is dit spelletje niet zinvol als het kind zijn of haar eigen gewicht nog niet kan dragen. Dan is het eerder frustrerend voor het kind en kan het zich ook gemakkelijk bezeren. Kinderen die te vroeg gaan lopen hebben daar later geen extra voordeel bij; ze gaan lopen wanneer ze er klaar voor zijn.
Zindelijkheidstraining dient pas te beginnen als het kind daar emotioneel en lichamelijk klaar voor is. U kunt niet verwachten dat kinderen met twee jaar al helemaal zindelijk zijn. Kinderen zijn klaar om zindelijk te worden als ze eenvoudige verzoeken van hun ouders kunnen begrijpen, als ze zelf een vieze luier willen afdoen en als ze hun ouders op het toilet gaan nadoen.3 Sommige kinderen van drie jaar en ouder zijn lichamelijk nog niet in staat om de hele nacht door te slapen zonder in bed te plassen of naar het toilet te gaan. Ouders die begrijpen en accepteren dat het kind nog niet zo ver is, zullen minder snel overstuur raken als het in bed plast. Als ouders kwaad of overstuur worden, kan dat het ongewenste gedrag juist versterken. Ze kunnen beter rustig blijven en hun geduld bewaren — uiteindelijk zal het kind zindelijk worden.
Zo moeten ouders van een vierjarige ook niet verwachten dat het kind zonder zijwieltjes kan leren fietsen. De meeste kinderen op die leeftijd hebben daar nog niet de coördinatie voor. Maar vanaf een jaar of zes zijn de meeste kinderen wel in staat om zonder zijwieltjes te fietsen.
Ouders kunnen hun kinderen het beste leren in en rondom huis te helpen wanneer ze dat graag willen, ze leren een bal over te gooien wanneer ze met de bal willen spelen, of ze leren hun haar te doen wanneer ze dat zelf willen doen. Ouders hebben vaak ook meer succes als ze deze leerervaringen zo plezierig mogelijk maken. Ze horen veel aanmoediging en complimenten te geven voor de inspanningen van hun kinderen. Als ouders te snel teveel verwachten, raken hun kinderen vaak ontmoedigd en leren ze niet graag iets nieuws.
Ontwikkelingsfasen
De sociaal-emotionele ontwikkeling verloopt in fasen die zich rondom een bepaalde leeftijd voordoen. Het is voor een gezonde ontwikkeling van het kind belangrijk om elke fase goed te doorlopen. De geschetste ontwikkeling bij kinderen in deze les is slechts een algemene leidraad. Kinderen maken allemaal in hun eigen tempo vooruitgang. Een snelle ontwikkeling op jonge leeftijd wil niet zeggen dat het kind later altijd goed terechtkomt. Ouders die hun kinderen als individu leren kennen en liefhebben, zijn het beste in staat om ze bij te staan in hun ontwikkeling tot evenwichtige en capabele volwassenen.4
Leren vertrouwen (babyleeftijd)
Zorgzame ouders reageren op de behoeften van hun pasgeboren baby. Ze merken wanneer de baby honger of problemen heeft. Huilen komt wat dat betreft als signaal het vaakst voor. Ouders kunnen de baby doorgaans het beste oppakken, liefkozen en voorzien in de lichamelijke en emotionele behoeften van het kind. Ze dienen het kindje net zo lang te troosten tot het rustig wordt en zich geborgen voelt.
Als ouders de signalen van hun pasgeboren baby van honger en ander ongemak herkennen en er liefdevol op reageren, leert de baby erop te vertrouwen dat de ouder in zijn of haar toekomstige behoeften zal voorzien. De baby gaat zich aan de ouder hechten en voelt zich in zijn of haar buurt veilig. De liefde van de ouders voor hun kind zal ook toenemen.
Als ouders niet aan de behoeften van een kind tegemoetkomen, gaat het kind zich onzeker en angstig voelen en heeft het moeite om mensen te leren vertrouwen. Een ouder die een huilende baby vaak aan de andere ouder geeft, zal minder snel een hechte band met het kind ontwikkelen.
Kinderen van ouders die niet adequaat reageren, voelen zich vaak ongewenst, niet geliefd en zonder eigenwaarde. Kinderen die met dergelijke gevoelens opgroeien, hebben vaak moeite met relaties en zijn doorgaans erg afhankelijk van de goedkeuring van anderen. Soms zoeken ze naar andere bronnen van geluk, zoals urenlang televisiekijken, dwangmatig eten, seksuele losbandigheid of drugsgebruik.
Onafhankelijkheid ontwikkelen (leeftijd van 1 tot 3 jaar)
Jonge peuters geven vaak duidelijk te kennen dat ze onafhankelijk willen zijn. (Onafhankelijk gedrag begint vaak pas op ongeveer tweejarige leeftijd.) Kinderen beginnen zelfbeheersing te leren, waaronder zindelijkheid, en hoe ze met de wereld moeten omgaan. In deze fase leren kinderen rennen, zelfstandig eten, uit een beker drinken, speelgoed voorttrekken, deuren openen, op meubels klimmen en hun handen wassen en afdrogen. Tegen de leeftijd van 2½ zijn ze vaak erg koppig en veeleisend en vinden ze het moeilijk om zich aan te passen. Ze willen vaak direct hun zin. De meeste kinderen gaan door deze fase heen, ongeacht de opvoeding.
In deze ontwikkelingsfase hebben kinderen de neiging hun wil door te zetten tijdens het eten, met het naar bed gaan en met de zindelijkheidstraining. Kinderen zijn vaak nieuwsgierig naar hun lichaamsdelen, wat normaal is. Dit is een goede tijd om kinderen de woorden voor hun geslachtsdelen te leren.
Met de juiste houding van de ouders kan de vroege peuterleeftijd ook leuk zijn. Ouders kunnen geduld oefenen en het kind binnen aanvaardbare grenzen een stukje onafhankelijkheid geven en zelf laten kiezen (zie les 8), om de machtsstrijd uit de weg te gaan. Ze dienen te beseffen dat deze fase tijdelijk maar ook belangrijk is voor hun kind. Met een portie hulp en begrip kan hun kind zelfbeheersing leren die tot een blijvend gevoel van zelfrespect en goede wil kan leiden.
Ouders dienen hun huis zo in te richten dat kinderen kunnen rennen en van alles ontdekken zonder zich te bezeren of iets stuk te maken. Ouders horen van hun kinderen te genieten, tijd met ze door te brengen, ze te leren hoe ze met anderen kunnen spelen en ze bij het slapengaan voor te lezen. Ze dienen streng maar liefdevol op te treden. Ouders hoeven bij een ‘nee’ op deze leeftijd geen toelichting te geven. ‘Omdat ik het zeg’ is doorgaans voldoende.
Ouders brengen hun kinderen in deze ontwikkelingsfase doorgaans het beste discipline bij door ongewenst gedrag te negeren of er consequenties aan te verbinden.
Deze vroege beginjaren zijn een ideale tijd voor meer geestelijke lessen.
Initiatieven kanaliseren (leeftijd van 3 tot 6 jaar)
Gedurende deze jaren beschikken kinderen over meer dan genoeg energie. Ze proberen dingen te doen waardoor ze het gevoel ontwikkelen dat ze iets kunnen en in contact staan met hun wereld. Kinderlijke fantasieën zijn vaak overdreven, waarin kracht en agressie doorgaans een rol spelen. Kinderen kunnen daardoor van streek raken. Zonder een positieve uitlaatklep kan het kind zich hulpeloos, ongelukkig en bang voelen.
Op vierjarige leeftijd kunnen de meeste kinderen hinkelen, op één been staan, op een driewieler fietsen, een balletje trappen en alleen de trap op en af lopen. Ze beginnen samen te spelen, veel vragen te stellen en fantasiespelletjes te doen.
Kinderen van deze leeftijd vertellen graag sterke verhalen en geloven in hun eigen verbeelding. Soms gaan ze over hun grenzen heen en dagen ze hun ouders uit; soms slaan, schoppen of breken ze dingen, gebruiken ze onwelvoeglijke taal of lopen ze weg. Vaak zijn ze verrassend meegaand als ouders hun verwachtingen duidelijk overbrengen maar niet buitensporig streng zijn en de kinderen wat speelruimte geven.
Op zesjarige leeftijd kunnen de meeste kinderen fietsen, hun veters strikken, een bal laten stuiteren en slaan, en tot honderd tellen. Deze kinderen zijn doorgaans actief en ondernemend. Hun emoties lopen soms hoog op, en kinderen in deze fase uiten vaak op allerlei manieren hun liefde en boosheid. Ze staan graag in het middelpunt maar zijn nog onzeker over zichzelf. Ze willen graag hun zin hebben. Ze kunnen een grote mond hebben als ze iets moeten doen.
Veel kinderen in deze fase hebben last van nachtmerries. Soms kunnen ze niet kiezen tussen twee dingen omdat ze het allebei willen. Ze drijven het liefst hun zin door.
Ouders kunnen het beste geduldig en liefdevol zijn, maar ook streng terwijl ze deze kinderen laten experimenteren binnen duidelijke grenzen. Ouders dienen regels vast te stellen voor de nodige structuur wat betreft televisiekijken, klusjes en huiswerk doen en het naar bed gaan. Ze dienen hun kinderen op een liefdevolle en vriendelijke wijze discipline bij te brengen, waarbij ze gedragsproblemen proberen op te lossen door het kind de gevolgen van hun keuzes te laten ervaren. Ouders horen tijd met hun kinderen door te brengen, ze voor te lezen en belangstelling te tonen voor wat ze thuis en op school doen. Ze moeten hun kinderen de tijd en gelegenheid geven om dingen te ontdekken, buiten te rennen en met anderen te spelen.
Leren om ijverig te zijn (leeftijd van 6 tot 12 jaar)
Deze fase begint als het kind op school zit en duurt tot het begin van de puberteit. Het kind vindt het fijn om te leren, goede cijfers te halen en vaardigheden op te doen, en krijgt daar meer zelfvertrouwen door. Het kind krijgt met een bredere maatschappelijke cultuur te maken en voelt zich geaccepteerd en productief als het niet voor anderen onderdoet. Als een kind bij anderen achterblijft, voelt het zich vaak minderwaardig. De uitkomst van deze fase is belangrijk. IJverige kinderen zien de uitdagingen van het leven vaak met optimisme tegemoet. Minder ijverige kinderen vallen soms terug op gedragspatronen die tot meer problemen leiden.
Op achtjarige leeftijd zijn kinderen vaak in staat om te schrijven. Ook hebben ze vaak een gevoel voor humor. Ze kennen het verschil tussen goed en kwaad. Ze zijn doorgaans zeer actief en sociaal en hebben een beste vriend of vriendin. Ze kunnen de wereld wel aan naar hun idee.
Kinderen van deze leeftijd vinden het vaak leuk om te helpen met klusjes, wat ze het gevoel geeft dat ze belangrijk zijn en iets kunnen. Ze verzetten zich tegen bazigheid, maar reageren over het algemeen goed op opdrachten van ouders.
Tegen een jaar of tien begint de prepuberteit en zijn kinderen doorgaans rustig en meegaand. Ze zijn vaak sociaal, hulpvaardig en ijverig, ook thuis. Ze stellen hun ouders en de opvattingen van hun vrienden en vriendinnen op prijs. Ze genieten van groepsactiviteiten in de kerk en op school.
Op twaalfjarige leeftijd begint bij veel meisjes de puberteit. Deze kinderen doen het doorgaans goed thuis en op school, maar veel kinderen ervaren heftige schommelingen wat hun gevoelens en gedrag betreft. Het ene moment zijn ze kind en het andere moment tiener, verantwoordelijk en onverantwoordelijk, regels aan het testen en er veiligheid in aan het zoeken. Het uiterlijk gaat een belangrijke rol spelen. Vriendschappen kunnen plotseling omslaan.
Lichamelijke veranderingen zijn belangrijk. Ze geven aan dat deze kinderen net als hun leeftijdsgenoten in de ontwikkeling zijn. Door de focus op het uiterlijk ontwikkelen sommige kinderen, vooral meisjes, een eetstoornis (anorexia of boulimie). De meeste kinderen richten zich op blijvende vriendschappen met anderen van het eigen geslacht. Toch kunnen vriendschappen ineens omslaan en tot gekwetste gevoelens leiden.
Ouders kunnen hun kinderen helpen iets te bereiken door belangstelling te tonen voor hun bezigheden en ze complimentjes te geven als ze iets goed hebben gedaan. Ouders kunnen samen met hun kinderen deelnemen aan projecten en activiteiten en ze daarbij helpen. Ze horen de tijd te nemen om te luisteren, hun kinderen te helpen bij het oplossen van problemen en ze te leren hoe ze conflicten kunnen aanpakken. Ouders horen de activiteiten van hun kinderen zo veel mogelijk bij te wonen.
Ouders dienen samen met hun kinderen gezinsregels, verwachtingen, grenzen en consequenties op te stellen en af te spreken. Ze dienen hun kinderen steeds meer verantwoordelijkheden te geven en de tijd die ze voor de televisie doorbrengen te beperken.
Ouders moeten zich met name bewust zijn van de invloed van de media op hun kinderen in deze levensfase. Modebladen schotelen jonge meisjes een onjuist beeld van schoonheid voor. Videospelletjes kunnen kinderen laten denken dat geweld en onzedelijkheid normaal zijn. Ouders dienen met hun kinderen te bespreken wat ze uit de media leren en dit waar nodig bij te stellen. Ouders horen ook te weten met wie hun kinderen zoal omgaan, en ze aanmoedigen hun vrienden en vriendinnen bij ze thuis te ontvangen. Ouders moeten geen kritiek leveren op de vrienden en vriendinnen van hun kinderen.
Op deze leeftijd zijn kinderen meer geneigd om de hulp van hun ouders aan te nemen dan wanneer ze wat ouder zijn. Ouders kunnen problemen en uitdagingen het beste als gelegenheden zien om hulp te bieden. Kinderen zijn gebaat bij een goede zorg (zie les 4). Ouders horen hun liefde voor hun kinderen vaak te uiten, ze aan te moedigen en te prijzen voor wat ze doen. Ouders moedigen hun kinderen aan om goed hun best te doen, maar moeten ervoor waken dat ze te veel hooi op hun vork nemen. Doelen dienen realistisch en haalbaar te zijn en te stroken met goede gezinsdoelen en verwachtingen.
Ouders dienen hun kinderen aan te moedigen om redelijke interesses en vriendschappen buitenshuis te zoeken. Ze dienen de privacy van hun kinderen te respecteren en realistische verwachtingen te hebben wat betreft het nakomen van de regels.
Zoeken naar onafhankelijkheid en een eigen identiteit (leeftijd van 12 tot 18 jaar)
In de puberteit verandert het lichaam van kinderen heel snel. Seksuele gevoelens beginnen op te spelen. Deze kinderen willen gelijkwaardig zijn aan en onafhankelijk zijn van anderen, vooral hun ouders. Toch stellen ze de geborgenheid en het gerief van een stabiel gezin op prijs.
Op deze leeftijd zien kinderen zichzelf steeds volwassener worden en vragen ze zich af wat hun plekje in de samenleving is. Hun primaire taak in deze ontwikkeling is het vinden van een eigen identiteit en een plekje voor zichzelf in de wereld van volwassenen.
Op veertienjarige leeftijd zijn de meeste kinderen onzeker over zichzelf, hun lichaam en of ze wel in de smaak vallen. Ze hebben de neiging om idealistisch en impulsief te zijn en alles direct te willen. Ze zijn vaak op zichzelf gericht, humeurig en twistziek, en hebben vaker conflicten met hun ouders, die ze als ouderwets beschouwen.
Op deze leeftijd is de puberteit voor de meesten volop bezig en voor sommige meisjes al afgerond. Kinderen van deze leeftijd kijken naar hun leeftijdsgenoten wat betreft sociaal aanvaardbaar gedrag. Hoewel ze niet graag in het openbaar met hun ouders gezien willen worden, hebben de meesten diep van binnen hun ouders nog steeds lief en voelen ze zich verbonden met hun familie.
Op zestienjarige leeftijd zijn de meeste tieners wat meer ontspannen en op hun gemak bij familieleden. Ze lijken meer zelfvertrouwen te hebben wat hun identiteit betreft, maar denken nog steeds kritisch na over de waarden en opvattingen die zij zelf belangrijk vinden. Ze zijn gevoelig voor sociale normen en groepen leeftijdsgenoten. Ze blijven de regels mogelijk uitproberen en zich ertegen afzetten.
Ouders vinden het soms bedreigend als hun tiener naar onafhankelijkheid streeft. Maar ze kunnen beter dankbaar zijn dat hun tiener zelfredzaam wil worden. Ouders staan de controle over het leven van hun tieners geleidelijk af aan de tieners zelf. Grenzen en consequenties zijn nog steeds aan de orde als het gedrag niet door de beugel kan.
Kinderen moeten worden aangemoedigd om voor zichzelf te denken. Ouders moeten ernaar streven de eigenschappen van hun kinderen te aanvaarden zonder defensief te worden of ze af te keuren. Ze kunnen beter kalm en consistent blijven als ze met de emotionele heftigheid van hun tieners worden geconfronteerd.
Ouders dienen bereid te zijn om naar hun kinderen te luisteren als ze willen praten, en ze op ideeën te brengen om hun leven vorm te geven. Ze dienen te letten op het verdriet en de somberheid die hun kinderen wellicht ondervinden. Ze doen er goed aan om naar de worstelingen en moeilijkheden van hun kinderen te luisteren. Ze moeten hun kinderen leren hoe ze met de druk van leeftijdsgenoten kunnen omgaan.
Ouders hoeven zich niet beledigd te voelen als hun kinderen liever bij ze uit de buurt blijven. Toch mogen ze verwachten dat hun tieners zich aan de gezinsregels houden, zonder op alle slakken zout te leggen. Ze kunnen beter verstandig uitkiezen welke strijd ze wel en niet aangaan, en daar gepaste consequenties aan verbinden.
In deze ontwikkelingsfase worden onzekere tieners jongvolwassenen vol zelfvertrouwen, met een eigen identiteit, doel en innerlijke richting in het leven. Het zelfvertrouwen van tieners neemt doorgaans toe als ze zich geaccepteerd, capabel en klaar voor de toekomst weten.
Tieners die zich niet capabel of geaccepteerd voelen, zijn vaak onzeker en verward over zichzelf, hun rol en hun waarde voor de maatschappij. Ze zien hun ouders mogelijk als een obstakel in hun drang naar onafhankelijkheid. Deze tieners vertonen wellicht respectloos, ondankbaar, opstandig en ongehoorzaam gedrag. Sommigen proberen ergens bij te horen door zich met bepaalde groepen, bendes of tieneridolen te identificeren.
Tekenen van problemen in de ontwikkeling en op sociaal-emotioneel gebied
De volgende signalen duiden op een mogelijk probleem in de ontwikkeling of op sociaal-emotioneel gebied. Een kind dat een of meer van deze tekenen of symptomen vertoont, heeft mogelijk speciale hulp van een kinderarts of andere hulpverlener nodig.
Op tweejarige leeftijd
-
Kan niet lopen.
-
Kan geen zinnetjes van twee woorden zeggen of minstens vijftien woorden gebruiken.
-
Lijkt het doel van normale voorwerpen niet te kennen, zoals een kam, kopje of lepel.
-
Kan geen speelgoed op wieltjes duwen of trekken.
Op vierjarige leeftijd
-
Toont een teken of symptoom uit een eerdere leeftijdscategorie.
-
Kwijlt voortdurend.
-
Spreekt onduidelijk.
-
Kan eenvoudige instructies niet begrijpen.
-
Toont weinig belangstelling voor anderen.
-
Heeft grote moeite om bij moeder weg te gaan.
-
Doet geen fantasiespelletjes.
Op zesjarige leeftijd
-
Toont een teken of symptoom uit een eerdere leeftijdscategorie.
-
Kan niet op een driewieler fietsen.
-
Kan geen bal bovenhands gooien.
-
Huilt en klampt zich aan ouders vast als ze weggaan.
-
Toont geen belangstelling om met andere kinderen om te gaan of te spelen.
-
Kan zich niet beheersen bij boosheid of verdriet.
-
Wil zich niet aankleden, gaan slapen of naar het toilet gaan.
-
Is zo hyperactief dat het schoolwerk eronder lijdt.
-
Kan niet met andere kinderen omgaan, heeft geen vriendjes of vriendinnetjes.
-
Plast of poept in bed.
-
Is te dik.
-
Heeft vaak nachtmerries.
-
Is buitengewoon agressief (maakt vaak ruzie).
-
Lijkt erg angstig.
Op achtjarige leeftijd
-
Toont een teken of symptoom uit een eerdere leeftijdscategorie.
-
Kan niet klokkijken.
-
Wil niet naar school of presteert slecht op school.
-
Is vaak ongehoorzaam, brutaal en tegendraads.
Op elke leeftijd
-
Kan niet volgens het verwachte niveau praten (heeft een beperkte woordenschat of maakt fouten in de werkwoordvormen; kan woorden niet onthouden, zinnen vormen of de juiste klanken gebruiken; stottert).
-
Kan niet voor zichzelf zorgen volgens het verwachte niveau.
-
Kan geen relaties aangaan met anderen (oogcontact, gezichtsuitdrukkingen en uitwisseling van interesses die bij sociale relaties horen, ontbreken).
-
Lijkt het slecht te doen op school.
-
Kan niet werken of zich vermaken volgens het verwachte niveau.
-
Kan zich niet goed houden aan richtlijnen voor gezondheid en veiligheid.
-
Kan niet lezen, schrijven of rekenen volgens het verwachte niveau.
-
Kan niet lopen, kruipen, zitten, gooien, vangen of rennen volgens het verwachte niveau.
-
Heeft moeite met opletten, lijkt niet te luisteren, volgt instructies niet op, heeft problemen met organisatie of is snel afgeleid of vergeetachtig.
-
Kan niet stilzitten, staat op uit stoel op school, rent of klimt bovenmatig, praat erg veel, gooit antwoorden op vragen eruit, onderbreekt anderen of dringt zich op.
-
Wordt snel boos of twistziek; ongehoorzaam aan opdracht van volwassenen.
-
Is vaak boos en haatdragend; geeft anderen de schuld van zijn of haar fouten.
-
Pest, bedreigt anderen, of maakt vaak ruzie.
-
Vernielt eigendommen, steelt of overtreedt regels.
-
Is wreed voor dieren en mensen.
-
Dwingt anderen tot seksuele activiteiten.
-
Eet niet goed en komt niet aan of valt erg af.
-
Heeft last van tics (plotselinge, snelle, terugkerende bewegingen of klanken).
-
Maakt zich zorgen of raakt overstuur als hij of zij van huis of ouders weggaat of denkt te gaan.
-
Is neerslachtig (symptomen zijn gevoelens van somberheid, geen plezier vinden in dingen, terugtrekken, gevoelens van schuld en waardeloosheid, lusteloosheid, moeite hebben met gedachten en concentratie, gebrek aan energie, zelfmoordgedachten en -gevoelens).
-
Is angstig en gespannen (bang, paniekerig, doodsbenauwd; voelt alsof het noodlot gaat toeslaan; heeft last van hyperventilatie, verstikking of pijn in de borst).
Realistische verwachtingen
Het Eerste Presidium en het Quorum der Twaalf hebben gezegd: ‘In het voorsterfelijke leven (…) [aanvaardden] geestzonen en -dochters (…) [Gods] plan waardoor zijn kinderen een stoffelijk lichaam konden krijgen en aardse ervaringen konden opdoen om vooruitgang te maken op weg naar volmaking en om uiteindelijk hun goddelijke bestemming als erfgenaam van het eeuwige leven te verwezenlijken.’5 Voor de meeste mensen bestaat deze vooruitgang uit de fasen van de babytijd, de kindertijd, de pubertijd en de volwassenheid. Ouders kunnen hun kinderen in al deze fasen helpen, en ze zo voorbereiden op de uitdagingen van het leven. Realistische verwachtingen en stapsgewijze vooruitgang dienen daarbij hun leidraad te vormen. Ouders dienen hun kinderen te leren kennen en ze als unieke wezens te koesteren. Op die manier laten ze hen de liefde van onze hemelse Vader zien die Hij voor ons allemaal heeft.
Reageren op gedrag
Ouders die hun kinderen koesteren en ze als individu leren kennen, zullen eerder op de juiste wijze op het gedrag van hun kinderen reageren. Ze zijn beter in staat om hun kinderen de juiste beginselen bij te brengen.
Kinderen vertonen vaak gedrag dat hun ouders niet aanstaat, zoals duimzuigen, klauteren en overdrijven. Dergelijk gedrag hoort soms bij de verschillende ontwikkelingsfasen en gaat over als kinderen ouder worden. Als ouders beseffen dat kinderen groeien en zich ontwikkelen, voelen ze zich minder schuldig en bezorgd als deze dingen gebeuren. De ouders kunnen dan vaak ook effectiever reageren.
Ouders versterken het ongewenste gedrag soms door het kind te straffen, belachelijk te maken of uit te foeteren. Een dergelijke emotionele lading legt onnodig veel nadruk op het gedrag, waardoor het kind zich slecht, opstandig of overmatig nieuwsgierig kan gaan voelen in verband met het gedrag. Een extreme reactie op duimzuigen kan een kind er bijvoorbeeld toe aanzetten om aan het gedrag vast te houden. Als ouders echter op een ontspannen wijze of helemaal niet reageren op het gedrag, zal het kind eerder geneigd zijn het op te geven als het geen nut meer heeft.
Te veel nadruk op gedrag dat bij de leeftijd past, kan het gedrag ook te veel versterken. Het kind kan het gedrag dan veel te vaak gaan herhalen, wat zelfs tot onveilige situaties kan leiden. Ouders die het bijvoorbeeld geweldig vinden dat hun peuter probeert te klauteren (‘dat is toch zo’n schattig gezicht’) kunnen daarmee gedrag aanmoedigen waarmee de veiligheid van het kind in het geding is.
Tieners trekken zich vaak wat terug uit het gezinsleven en zijn kritisch naar hun ouders. Ouders die dit persoonlijk opvatten, zich afgewezen voelen en controle proberen uit te oefenen, kunnen het kind aanzetten tot rebelsheid en daarmee zijn of haar vooruitgang in deze fase belemmeren. Als ouders dit gedrag echter gewoon incalculeren zonder er al te veel nadruk op te leggen, helpen ze het kind door deze fase naar de volwassenheid heen. Over het algemeen accepteren kinderen hun ouders weer meer als ze volwassen aan het worden zijn.
Elk kind leren kennen
Ouders leren hun kinderen het beste kennen — wat ze wel en niet leuk vinden, hun angsten en dromen — als ze tijd met hen doorbrengen. Gezinsleden kunnen elke dag samen tijd doorbrengen door als gezin te bidden en de Schriften te bestuderen. Ze kunnen samen ergens aan werken en met elkaar keuvelen. Ouders kunnen hun kinderen aan groepsactiviteiten laten meedoen, zoals een uitje naar het park, een boomhut bouwen, een ritje maken of een eindje wandelen, een tuintje onderhouden en spelletjes doen. De leukste activiteiten kosten vaak niets.
Ouders dienen tijd met elk kind apart door te brengen, en het kind daarbij vaak te laten kiezen wat het samen wil doen. De gesprekken bij die gelegenheden gaan dan vooral over de interesses van het kind.