Leringen van kerkpresidenten
Hoofdstuk 17: Anderen over het evangelie vertellen


Hoofdstuk 17

Anderen over het evangelie vertellen

Hoe kunnen we de opdracht van God vervullen om anderen over het evangelie te vertellen?

Inleiding

Ouderling Gordon B. Hinckley van het Quorum der Twaalf Apostelen en zijn vrouw, Marjorie, reisden soms met president en zuster Harold B. Lee mee. ‘We zijn twee keer met president en zuster Lee naar Engeland, Duitsland, Oostenrijk, Italië, Griekenland en het Heilige Land geweest en hebben daar zendelingen, leden, jongeren en militairen ontmoet’, zei zuster Hinckley. ‘We hebben nog nooit zulke vriendelijke, beleefde en aardige reisgenoten gehad.’

‘We waren op een zondag in Engeland. Het was een lange dag geweest: twee conferentiebijeenkomsten en ’s avonds een haardvuuravond. Toen we om ongeveer half tien in het hotel aankwamen, waren we doodmoe en hadden we honger. We gingen naar het restaurant in het hotel om iets te eten. De dag was voorbij – we konden ons ontspannen. Dat dacht ik tenminste. Voordat ik het wist, stond de serveerster met een potlood klaar om onze bestelling op te nemen. President Lee keek haar aan en zei: ‘Van welke kerk bent u lid?’ De dag was voor hem nog niet voorbij. Hij ging nu nog wat zendingswerk doen. Voordat we klaar waren met eten, was hij veel over deze vrouw te weten gekomen. Haar man was overleden en ze was eenzaam en bang. Ze had beloofd om met de zendelingen te praten en meer over het evangelie te weten te komen. Het was geweldig om de president van de kerk te zien doen wat hij de hele dag had gepredikt. Toen de serveerster (een vrouw van misschien 35) hoorde dat deze man de president, profeet, ziener en openbaarder van de Kerk van Jezus Christus was, kon ze niet geloven dat die persoon met iemand zoals zij wilde praten. Ze was diep onder de indruk.’1

Over het verkondigen van het evangelie heeft president Lee gezegd: ‘Mogen [wij] beseffen dat dit een taak is die de Heer in iedere bedeling aan zijn kerk heeft gegeven, (…) om het evangelie aan alle mensen te verkondigen, zodat niemand op de dag des oordeels een excuus zal hebben, en dat iedereen van de val verlost zal worden en in de tegenwoordigheid van de Heer zal terugkeren.’2

Leringen van Harold B. Lee

Waarom is het belangrijk dat wij anderen over het evangelie vertellen?

Wij behouden ons getuigenis door te bidden en actief in de kerk te zijn, en door de geboden van God te onderhouden. Dan zullen wij de leiding van de Geest ontvangen, een van de kostbaarste bezittingen die een lid van de kerk kan hebben.

Met ons getuigenis komt de taak om waar mogelijk te getuigen van de goddelijke zending van de Heer. Als wij ons daarop toeleggen, zijn er veel kansen om over het evangelie te vertellen, iedere dag, ieder uur, waar we ons ook mogen bevinden. Als we ernaar geleefd hebben, als we ons voorbereid hebben en als we ernaar streven, zal de Heilige Geest ons in staat stellen om te onderrichten. Vergeet niet dat bij het verkondigen van het evangelie woorden slechts woorden zijn, tenzij ze door de Geest van de Heer worden vergezeld. (…)

Het is onze taak om de ware boodschap aan de wereld te verkondigen, om te laten zien dat in de leringen van het evangelie van Jezus Christus de oplossing voor alle problemen van de mens is te vinden.3

We moeten iedere kans aangrijpen om met anderen over het evangelie te praten – met onze inactieve kennissen, met onze kennissen die geen lid van de kerk zijn, op school, in militaire dienst of op ons werk, en met onze buren en vrienden.

De Heer heeft de volgende openbaring aan de profeet gegeven: ‘Want er zijn er nog velen op aarde onder alle sekten, genootschappen en gezindten, die door het sluwe bedrog der mensen worden verblind, waardoor dezen op de loer liggen om te bedriegen, en die alleen verre van de waarheid worden gehouden, omdat zij niet weten, waar zij deze kunnen vinden’ (LV 123:12).4

Er is geen aangenamere stem voor de rechtschapenen van hart dan de stem van de ware boodschapper die het evangelie van Jezus Christus predikt.5

U herinnert zich nog wel dat [ouderling Charles A. Callis] heeft verteld dat hij een keer naar Montana ging om iemand te bezoeken die ooit in Ierland op zending was geweest. Toen hij de man had gevonden, die nu al zeer oud was, stelde hij zichzelf voor en zei: ‘Bent u de zendeling die jaren geleden in Ierland op zending was?’ En de man zei ja. Hij vroeg: ‘Bent u dan de man die tijdens zijn afscheidstoespraak in het zendingsveld beweerde dat hij een mislukkeling was, omdat hij in drie jaar tijd alleen maar een vies, Iers jongetje had gedoopt? Bent u die man?’ ‘Ja, dat heb ik inderdaad gezegd.’ Broeder Callis zei: ‘Nou, dan wil ik me even voorstellen. Ik ben Charles A. Callis van de Raad der Twaalf Apostelen van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen. Ik ben dat vieze, Ierse jongetje dat door u in Ierland is gedoopt.’ Een ziel die apostel in de kerk en het koninkrijk van God is geworden.6

Niemand steekt de helpende hand uit zonder zelf het recht te verkrijgen op welverdiend heil, vanwege de bereidheid om anderen te helpen. Vergeet niet dat wij allemaal kinderen van onze Vader zijn, of we nu lid van de kerk zijn of niet. Het zijn de andere kinderen van onze Vader waar we ons zorgen over moeten maken. Zij zijn Hem even lief als de kinderen die wel lid van de kerk zijn. Als wij ons inzetten om anderen tot de kudde te brengen, verwerven wij volgens de Heer zaligheid voor onze eigen ziel. [Zie LV 4:4.]7

Waarom is offerbereidheid een belangrijk onderdeel van de verkondiging van het evangelie?

De kern van dat wat wij het christendom noemen, is te vinden in het verslag van de schrijver van het evangelie van Johannes, waarin hij de woorden citeert van de Meester, die van zijn eigen zending als Verlosser van de wereld getuigt. Hier volgen zijn woorden:

‘Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe’ (Johannes 3:16).

Hiermee wordt aangegeven dat de grootste dienst die we in het sterfelijk leven kunnen verrichten, de bereidheid is om voor het welzijn van anderen offers te brengen. Het belang van offers en hulpvaardigheid in dit heiligende proces van het leven is door de profeet Joseph Smith uitgelegd:

‘Een godsdienst die geen volledige opoffering van zijn aanhangers vergt, heeft nooit voldoende macht om hen het geloof te laten ontwikkelen dat zij nodig hebben voor het leven en het eeuwig heil. (…)

‘God heeft aangegeven dat de mens alleen door deze opoffering het eeuwige leven kan ontvangen.’ [Lectures on Faith (1985), blz. 69.]

Het zou verstandig zijn als we dat beginsel zouden toepassen, waardoor we die kostbare gave kunnen ontvangen. Koning Benjamin heeft in zijn laatste toespraak gezegd dat:

‘(…) wanneer gij in de dienst van uw naasten zijt, gij louter in de dienst van uw God zijt’ (Mosiah 2:17). (…)

Geven is een uitdrukking van liefde, en als iemand daadwerkelijk van zichzelf geeft, is dat een bewijs van de liefde van die persoon. (…)

De profeet Joseph Smith hield zoveel van de geopenbaarde waarheid dat hij gewillig was om alles wat hij in de wereld had, op te offeren, zelfs zijn eigen leven, zodat hij zijn getuigenis zou kunnen geven dat over de hele wereld zou worden gehoord. (…)

Ik bezocht een aantal maanden geleden een ring waar ik met een paar jongemannen over een zending sprak. De ringpresident had me verteld dat een van de jongemannen, na lang in het ziekenhuis te hebben gelegen, omdat hij in militaire dienst aan oorlogsneurose had geleden, nu aan het revalideren was. Toen ik met deze jongeman sprak, vroeg ik hem: ‘Waarom wil je zo graag op zending?’

Hij dacht even na en antwoordde toen: ‘Toen ik in militaire dienst ging, woonde ik voor het eerst buitenshuis. Ik vond de omstandigheden vreemd. Overal om me heen waren verleidingen en aanmoedigingen om te zondigen. Ik had kracht nodig om niet te zondigen, en ik vroeg mijn hemelse Vader in gebed om de kracht die ik nodig had om het kwaad te weerstaan. God verhoorde mijn gebed en gaf me de kracht. Toen we na de trainingsperiode naar het slagveld gingen, hoorden we het voortdurende geschut dat de boodschap van de dood voorzegde. Ik was bang, en ik trilde helemaal. Ik bad God om moed, en Hij gaf me moed, en ik kreeg een vredig gevoel dat ik nog nooit eerder had gevoeld. (…) Ik was een van de verkenners. Ik liep dus voor de strijdkrachten uit, en soms werd ik bijna door de vijand omsingeld. Ik wist dat er slechts één macht op aarde was waardoor ik gered kon worden. Ik bad om bescherming, dat mijn leven zou worden gespaard. En God verhoorde mijn gebed, en ik kon terugkeren naar mijn compagnie.’

Toen zei hij tegen me: ‘Broeder Lee, er zijn zoveel dingen waar ik dankbaar voor ben. Het minste wat ik kan doen is als vertegenwoordiger van Jezus Christus op zending gaan en de dingen verkondigen die ik als kind thuis heb geleerd.’

Toen ik naar de uitdrukking van geloof van die jongeman luisterde, vergeleek ik die met de opmerkingen van anderen, die op zending gaan omdat ze goed opgeleid worden, omdat ze iets van de wereld kunnen zien, omdat het een kostbare ervaring is waar zij persoonlijk veel aan zullen hebben. (…)

Een zelfzuchtig streven naar persoonlijk voordeel komt niet uit de leringen van de waarheid voort, maar zijn afkomstig van hem die een vijand van de waarheid is.(…)

De mens die persoonlijk gewin en persoonlijk voordeel nastreeft, zal nooit gelukkig worden, want aan de horizon ligt altijd iets dat zijn pogingen tot aanwinst en overwinning zal tarten. De mens die onzelfzuchtig dienstbetoon verricht, is de gelukkige mens.8

In ons zendingswerk zien we jongemannen en jonge vrouwen (…) naar alle einden der aarde [gaan], die onzelfzuchtig en te allen tijde als getuige van God staan, in alle dingen en in alle plaatsen, en bijdragen tot de goddelijke taak van de kerk om het evangelie te verkondigen.9

Hoe kunnen we het evangelie met macht en gezag verkondigen?

Alma (…) en de zoons van Mosiah gingen op zending en hebben geweldig zendingswerk verricht. (…) Alma zag zijn broeders, de zoons van Mosiah, naar het land Zarahemla reizen.

‘Nu, deze zoons van Mosiah waren bij Alma, toen de engel de eerste maal aan hem verscheen; daarom was Alma zeer verheugd zijn broederen te zien; en wat zijn vreugde nog vermeerderde was, dat zij nog steeds zijn broederen in de Here waren; ja, zij waren sterk geworden in de kennis der waarheid; want zij waren mannen van gezond verstand en zij hadden de Schriften ijverig onderzocht, opdat zij het woord Gods mochten weten.

‘Maar dit is niet alles; zij hadden veel gebeden en gevast; daarom hadden zij de geest der profetie en de geest der openbaring, en wanneer zij leerden, leerden zij met kracht en gezag van God’ [Alma 17:2–3].

[Begrijpt] u nu de formule aan de hand waarvan u met kracht en gezag van God kan onderwijzen? Wees sterk in de kennis der waarheid, wees mannen van gezond verstand, onderzoek ijverig de Schriften, opdat u het woord Gods zult weten. Maar dat is niet alles. We moeten bidden, we moeten vasten en we hebben de geest van profetie nodig. En als we dat alles hebben gedaan, zullen we door de kracht en het gezag van God onderwijzen.10

De Heer (…) heeft gezegd: ‘En ik geef u een gebod, dat gij elkander [in] de leer van het koninkrijk moet onderwijzen.’ En daar heeft Hij aan toegevoegd: ‘Onderwijst ijverig, en mijn genade zal met u zijn’ (LV 88:77–78). Ik heb geprobeerd een definitie voor de woorden ‘ijverig’ en ‘genade’ te vinden. Volgens het woordenboek betekent ijverig: ‘met toewijding werkzaam’, ‘met drift en werkzame liefde vervuld’. Dat is het tegenovergestelde van lui, achteloos of onverschillig. (…)

(…) Ik ben van mening dat de definitie van ‘genade’ in afdeling 4 van de Leer en Verbonden te vinden is, waar de Heer de volgende belofte geeft aan de mensen die energiek zendingswerk verrichten: ‘(…) en zie, hij, die met al zijn macht zijn sikkel inslaat, legt iets terzijde, opdat hij niet omkome, doch zaligheid voor zijn ziel verwerve’ [LV 4:4]. De verlossende ‘genade’ van de verzoening van de Heer is voor zowel de gever als de ontvanger van de heilbrengende verordeningen van het evangelie bestemd.11

En wat volgens mij uiteindelijk net zo belangrijk of nog belangrijker is:

‘En de Geest zal u door het gebed des geloofs worden gegeven; en indien gij de Geest niet ontvangt, [zult] gij niet onderwijzen’ [LV 42:14].

Nu kunnen we u de hulpmiddelen voor het zendingswerk wel geven, om het evangelie te verkondigen en te bestuderen; u kent ze nu allemaal. Maar tenzij de zendeling zelf nederig in gebed gaat, zal hij de Geest, waarmee hij het evangelie kan prediken, nooit ontvangen. Dat bedoelde Nephi [toen hij] zei:

‘Nu kan ik, Nephi, niet alles schrijven, wat onder mijn volk werd geleerd; want ik ben in het schrijven niet zo bekwaam als in het spreken; want wanneer iemand spreekt door de macht van de Heilige Geest, voert de macht van de Heilige Geest het tot het hart der mensenkinderen’ (2 Nephi 33:1).

(…) Als u de Geest hebt, en u laat leiden door uw onderscheidingsvermogen, waar u recht op hebt als u door Hem bent geroepen, kunt u kennis verkrijgen en geleid worden door de Heilige Geest en zullen uw woorden gepaard gaan met de macht van die Geest. Zonder die Geest kan niemand ooit een doelmatig leerkracht van het evangelie van Jezus Christus zijn.12

Waarom is het naleven van het evangelie zo’n belangrijk onderdeel van de verkondiging van het evangelie?

De beste manier om de interesse van anderen in het evangelie te stimuleren, is het naleven van de beginselen en normen, wat verwacht wordt van de mensen die beweren lid van de kerk te zijn. Dat valt een vreemdeling het eerst op. Hoe gedragen wij ons als lid van de kerk? (…)

(…) Niemand kan het evangelie verkondigen als hij het niet zelf naleeft. De eerste vereiste van een zendeling is het naleven van de beginselen die we verkondigen. Hebt u ooit gedacht dat een zondaar een goede leerkracht op het gebied van bekering zou zijn? Denkt u dat iemand anderen iets over het heiligen van de sabbat kan leren als hij zelf de sabbat niet heiligt? Denkt u dat u een van de andere evangeliebeginselen kunt verkondigen als u zelf niet voldoende geloof hebt om het in uw leven toe te passen?13

Jezus [heeft gezegd]: ‘Houdt daarom uw licht omhoog, opdat het de wereld beschijne. Ziet, Ik ben het Licht, dat gij omhoog moet houden – wat gij Mij hebt zien doen. Gij ziet, dat Ik tot de Vader heb gebeden, en gij zijt er allen getuigen van geweest’ (3 Nephi 18:24.) Het is onze taak om alles ‘omhoog te houden’ wat Jezus voor de mens gedaan heeft: de verzoening, zijn voorbeeld, en de leringen die Hij ons persoonlijk en door middel van zijn oude en hedendaagse profeten heeft gegeven. De Meester heeft ons geadviseerd: ‘Laat zo uw licht schijnen voor de mensen, opdat zij uw goede werken zien en uw Vader, die in de hemelen is, verheerlijken’ (Matteüs 5:16).(…)

Als wij als leider het gedrag van bepaalde mensen willen verbeteren, mogen we de kracht van het voorbeeld niet onderschatten – of het nu ouders zijn die door voorbeeld en onderwijs hun kinderen de waarde van het tempelhuwelijk bij willen brengen, of een teruggekeerde zendeling die straalt door de veranderingen en de ontwikkeling die het evangelie in hem teweeg heeft gebracht.14

‘Gij zijt het licht der wereld. Een stad, die op een berg ligt.’ [Zie Matteüs 5:14.] Wat betekent dat? (…)

(…) Iedere heilige der laatste dagen die zich in kerkelijke kringen, militaire dienst, de maatschappij of het zakenleven bevindt, wordt niet alleen als persoon bekeken, maar als de zichtbare hedendaagse kerk. Iemand heeft gezegd: ‘Let op uw gedrag, want u bent misschien het enige standaardwerk van de kerk dat sommige mensen ooit zullen lezen.’ De Heer waarschuwt ons dat de levenswijze van de leden zichtbaar aan hogere eisen moet voldoen dan de levenswijze van de wereld.15

Ik was onlangs [1954] in Seoul (Korea). Een van de beste mannen in dat land is Dr. Ho Jik Kim. Hij is (…) raadsman van de Koreaanse regering. Hij is directeur van een van de onderwijsinstellingen in dat land, en hij heeft nu 34 bekeerlingen om zich heen verzameld, waarvan velen goed zijn opgeleid. We hebben twee uur met hem gesproken om zo een fundering te leggen waarop het zendingswerk in Korea kon worden gebouwd. Hij vertelde ons over zijn eigen bekering. ‘Ik werd tot de kerk aangetrokken’, legde hij uit, ‘toen ik door twee mormoonse mannen van de Cornell University bij hen thuis werd uitgenodigd. (…) Hun gezinsleven maakte grote indruk op mij. Ik was nog nooit bij iemand thuis geweest waar zo’n vriendelijke band tussen man en vrouw, en ouders en kinderen bestond. Ik had hen samen zien bidden. Ik was zo onder de indruk dat ik informatie over hun godsdienst begon in te winnen. Toen ik op een avond lang had zitten studeren en ervan overtuigd was dat ik bij zo’n groepering wilde horen, wist ik dat ik eerst een getuigenis moest ontvangen. Ik knielde neer en bad bijna de hele nacht, waarna ik een getuigenis van dit goddelijke werk ontving.’ Maar vergeet niet dat het allemaal begon met het uitstekende voorbeeld van een gezin dat een leven leidde dat in overeenstemming was met de beginselen van de heiligen der laatste dagen.16

Suggesties voor zelfstudie en discussie

  • Wat voor kansen krijgen wij om over het evangelie te vertellen, ‘iedere dag, ieder uur, waar we ons ook mogen bevinden’? Wat voor eigenschappen hebben de mensen die succesvol met anderen over het evangelie praten?

  • Wat kunnen we van president Lee leren, die in het restaurant van het hotel over het evangelie begon?

  • Welke zegeningen hebt u ontvangen omdat u hebt geprobeerd met anderen over het evangelie te praten?

  • Welke offers moeten wij brengen om anderen over het evangelie te vertellen? Wat moet onze houding ten opzichte van dergelijke offers zijn? Wat sprak u het meest aan in de houding van de jongeman die na de oorlog op zending wilde gaan?

  • Wat kunnen we uit Alma 17:2–3 leren over de manier waarop we het evangelie met kracht en gezag kunnen verkondigen?

  • Waarom is het gezelschap van de Heilige Geest zo belangrijk als we effectieve zendelingen willen zijn? Wat kunnen wij doen om beter door de Heilige Geest geleid te worden als we met anderen over het evangelie praten?

  • Hoe kunnen wij onze aarzeling en angst overwinnen als wij met anderen over het evangelie praten?

  • Waarom is ons rechtschapen voorbeeld zo’n belangrijk hulpmiddel?

Noten

  1. Glimpses into the Life and Heart of Marjorie Pay Hinckley, onder redactie van Virginia H. Pearce (1999), blz. 21-22.

  2. Conference Report, april 1961, blz. 35.

  3. ‘Directs Church; Led by the Spirit’, Church News, 15 juli 1972, blz. 4.

  4. Ye Are the Light of the World (1974), blz. 24-25.

  5. Conference Report, april 1961, blz. 34.

  6. ‘Wherefore, Now Let Every Man Learn His Duty, and to Act in the Office in Which He Is Appointed in All Diligence’, toespraak tijdens de algemene bestuursvergadering van de priesterschap, 6 november 1968, afdeling kerkgeschiedenis, onderafdeling kerkelijke archieven, De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen, blz.10.

  7. Toespraak tijdens een bijeenkomst voor zendelingen, als onderdeel van de ringconferentie van de Brigham Young University, 19 oktober 1957, afdeling kerkgeschiedenis, onderafdeling kerkelijke archieven, De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen, blz. 3.

  8. Conference Report, april 1947, blz. 47–50.

  9. Conference Report, april 1951, blz. 33.

  10. Toespraak tot het onderwijzend personeel van het instituut, 3 februari 1962, afdeling kerkgeschiedenis, onderafdeling kerkelijke archieven, De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen, blz. 7–8.

  11. Conference Report, april 1961, blz. 34–35.

  12. Toespraak tijdens een bijeenkomst voor zendelingen, als onderdeel van de ringconferentie van de Brigham Young University, blz. 5–6.

  13. Toespraak tijdens een bijeenkomst voor zendelingen, als onderdeel van de ringconferentie van de Brigham Young University, blz. 2, 5.

  14. ‘Therefore Hold Up Your Light That It May Shine unto the World’, toespraak tijdens een instructiebijeenkomst voor regionaal vertegenwoordigers, 1 oktober 1969, afdeling kerkgeschiedenis, onderafdeling kerkelijke archieven, De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen, blz. 3.

  15. Ye Are the Light of the World, blz. 12–13.

  16. By Their Fruits Shall Ye Know Them, Brigham Young University Speeches of the Year (12 oktober 1954), blz. 5.

Afdrukken