Leringen van kerkpresidenten
Hoofdstuk 18: Zorg op de wijze van de Heer


Hoofdstuk 18

Zorg op de wijze van de Heer

Hoe kunnen wij geleid en gezegend worden door de beginselen die de Heer voor het welzijn van zijn heiligen heeft geopenbaard?

Inleiding

Als ringpresident tijdens de grote economische crisis in de jaren dertig organiseerde Harold B. Lee het werk in zijn ring om de behoeftige omstandigheden van veel leden te verlichten. Daar heeft hij later over gezegd: ‘We zaten behoorlijk met deze welzijnskwestie. Er was maar weinig werkverschaffing van overheidszijde; de kerk had weinig geld.(…) En in onze ring waren 4.800 van de 7.300 leden geheel of gedeeltelijk afhankelijk. Er was maar één oplossing: het systeem van de Heer toepassen, zoals Hij dat had geopenbaard.’

In 1935 werd president Lee in het kantoor van het Eerste Presidium geroepen en werd hem gevraagd om leiding te geven aan het werk om de behoeftigen in de kerk te helpen, met gebruikmaking van de ervaring die hij in zijn ring had opgedaan. President Lee heeft het volgende over deze ervaring gezegd:

‘Door onze nederige inspanningen hadden we wat ervaring opgedaan, en daarom heeft het Eerste Presidium gevraagd of ik bij hen op kantoor wilde komen. (…) Ze vroegen of ik de welzijnszorg op me wilde nemen, zodat de leden minder afhankelijk van de regering zouden zijn en de kerk in staat zou zijn om zelf voor haar behoeftigen te zorgen.

‘Na die ochtend reed ik in mijn auto (het was bijna lente) naar City Creek Canyon, naar het Rotary Park. Daar heb ik een van de nederigste gebeden in mijn leven uitgesproken.

‘Daar zat ik, een jongeman van in de dertig. Ik had niet zo heel veel ervaring. Ik was in een plattelandsdorp in Idaho geboren. Ik was nog maar nauwelijks buiten de staten Utah en Idaho geweest. En nu was ik verantwoordelijk voor het welzijn van alle leden van de kerk over de hele wereld. Dat was een van de meest ontstellende overpeinzingen die ik me kon voorstellen. Hoe kon ik dat met mijn beperkt begrip tot stand brengen?

‘Toen ik neerknielde, vroeg ik: “Wat voor organisatie moet er opgezet worden om de opdracht van het Eerste Presidium uit te kunnen voeren?” En op die mooie ochtend kreeg ik door de macht van het priesterschap van God een van de prachtigste inzichten. Het leek wel of iemand tegen mij zei: “Er is geen nieuwe organisatie nodig om voor deze mensen te kunnen zorgen. De priesterschap van God moet slechts op de juiste wijze te werk worden gesteld. Er is niets anders nodig.”’

‘Met dat inzicht en met de eenvoudige toepassing van de macht van de priesterschap is de welzijnszorg met grote sprongen vooruitgegaan en zijn er ogenschijnlijk onmogelijke problemen overwonnen. Nu is de welzijnszorg een monument van de macht van de priesterschap, wat ik me in die tijd niet had kunnen voorstellen.’1

Leringen van Harold B. Lee

Wat zijn de fundamentele beginselen van het welzijnswerk van de kerk?

In afdeling 104 van de Leer en Verbonden (…) staat de welzijnszorg in een aantal woorden duidelijk omschreven. Luister maar naar de woorden van de Heer:

‘Ik, de Here, heb de hemelen gespannen, en de aarde gebouwd, en het is waarlijk mijner handen werk; en al hetgeen er in is, is het mijne. En het is mijn voornemen voor mijn heiligen te zorgen.’

(…) Hoort u wat de Heer daar zei?

‘Het is mijn voornemen voor mijn heiligen te zorgen, want alle dingen zijn van Mij. Doch het moet noodzakelijk op mijn eigen wijze worden gedaan.’

‘En ziet, dit is de wijze, waarop Ik, de Here, heb besloten in de behoeften mijner heiligen te voorzien.’

En let nu op de volgende woorden:

‘Opdat de armen zullen worden verhoogd, doordat de rijken nederig zullen zijn.’

Dat nu is het plan. (…) De Heer zegt verder:

‘Want de aarde is vol, en er is genoeg en overvloedig; ja, Ik heb alles bereid, en heb de mensenkinderen toegestaan naar eigen willen te handelen. Daarom, indien iemand van de overvloed zal nemen, die Ik heb bereid, en niet, overeenkomstig de wet van mijn evangelie, van zijn deel aan de armen en behoeftigen geeft, zal hij met de goddelozen zijn ogen in de hel opslaan, en zich in kwelling bevinden.’ [LV 104:14–18.]

(…) Wat bedoelt de Heer daar nu mee? Zijn manier is dat ‘de armen zullen worden verhoogd, doordat de rijken nederig zullen zijn.’ (…)

‘Verhogen’ betekent in de ogen van de Heer volgens mij: ‘Met trots en vreugde tot succes verheffen.’ Op die manier moeten we de armen verhogen, ‘met trots en vreugde tot succes’. En hoe moeten we dat doen? Door ervoor te zorgen dat de rijken nederig zijn.

Het woord ‘rijk’ mag niet verkeerd geïnterpreteerd worden. Het betekent niet altijd dat iemand veel geld heeft. Iemand kan weinig geld hebben, maar veel vaardigheden bezitten. De persoon is misschien rijk aan inzicht. Hij is misschien rijk door zijn goede voorbeeld. Hij is misschien rijk door zijn geweldige optimisme, en andere noodzakelijk eigenschappen. En als leden van een priesterschapsquorum zich verenigen, zijn al die eigenschappen meestal verenigd om de behoeftigen en noodlijdenden succesvol met trots en vreugde op te bouwen. Er is geen volmaaktere werkwijze in het plan van de Heer.

We mogen ook niet vergeten dat de Heer keer op keer heeft gezegd dat het doel van al zijn werk geestelijk is. Weet u nog wat Hij in Leer en Verbonden 29 heeft gezegd?

‘Voorwaar zeg Ik u daarom, dat Mij alle dingen geestelijk zijn, en nimmer heb Ik u een wet gegeven, die tijdelijk was; niet aan enig mens, noch aan de mensenkinderen; evenmin aan Adam, uw vader, die ik heb geschapen’ (LV 29:34).

(…) Doet u alles met een oog alleen op de heerlijkheid van die persoon gericht, de ultieme overwinning van zijn geest over zijn lichaam? Het hele doel van de Heer is ons te helpen en te leiden, zodat we aan het eind van ons leven op het celestiale erfgoed zijn voorbereid. Gaat het daar niet om? Kunt u al het voedsel dat u weggeeft, al het dienstbetoon dat u verricht met dat grote doel voor ogen verwezenlijken? Is dit de manier om mijn broeders en zusters te helpen, zodat ook zij zijn celestiale erfgoed mogen ontvangen? Dat is het doel dat de Heer heeft gesteld.2

Het welzijnssysteem is een belangrijk onderdeel van het werk van de Heer. We moeten voor de materiële behoeften van [mensen] zorgen en hen laten kennismaken met de soort heil waar zij niet voor hoeven te sterven, voordat we hun gedachten op een hoger niveau kunnen brengen. Dat is het doel van het welzijnsprogramma van de Heer dat Hij vanaf het begin in iedere bedeling in zijn kerk heeft gehad. Het is niet in 1936 begonnen. Het begon toen de Heer voor zijn volk op aarde ging zorgen.3

Als een gezin door de behoefte aan voedsel, onderdak, kleding en brandstof is ontredderd, (…) moeten we als eerste een gevoel van veiligheid creëren, een gevoel van materieel welzijn, voordat het gezin zich op het niveau bevindt waar we hen geloof kunnen bijbrengen. Dat is het begin, maar tenzij we het doel hebben om hun geloof te versterken, is het verschaffen van materiële hulp niet voldoende. We moeten begrijpen dat als we hun geloof proberen te versterken zonder eerst hun maag te vullen en ervoor te zorgen dat ze voldoende kleding, onderdak en warmte hebben, we waarschijnlijk in de opbouw van hun geloof zullen falen.4

We hebben vaak de uitspraak van president [Heber J.] Grant herhaald die hij tijdens de introductie van dit [welzijns]programma heeft gesproken. Hier volgen zijn woorden (…):

‘Ons voornaamste doel was om, voor zover dat mogelijk was, een systeem in het leven te roepen dat een eind zou maken aan de vloek van de lediggang en het kwaad van het steun trekken, en dat onafhankelijkheid, nijverheid, zuinigheid en zelfrespect weer een vaste plaats onder ons volk zou geven. Het streven van de kerk is de mensen te leren zichzelf te helpen. Werken moet opnieuw verheven worden tot het leidende beginsel in het leven van de leden van onze kerk.’ (Conference Report, oktober 1936, blz. 3.)

In de begindagen van het welzijnsprogramma ging ik op verzoek van het Eerste Presidium met ouderling Melvin J. Ballard op reis om de details van het programma met de plaatselijke leiders van de kerk te bespreken. Er waren drie teksten die hij geregeld aan de mensen voorlas. Een uitspraak die hij vaak herhaalde, luidde: ‘We moeten voor ons eigen volk zorgen, want de Heer heeft gezegd dat we dat allemaal moeten doen: “Opdat (…) de kerk onafhankelijk moge staan boven alle andere schepselen beneden de celestiale wereld” (LV 78:14.)’

(…) [Hij citeerde ook] vaak uit afdeling 115 van de Leer en Verbonden: ‘Voorwaar zeg Ik tot u allen: Staat op, en laat uw licht schijnen, opdat het een banier voor de natiën moge zijn’ [LV 115:5]. [En hij zei dat] dit de tijd is om de macht van de Heer ten behoeve van zijn volk te laten zien. En opnieuw uit afdeling 104 citeerde hij:

‘Daarom, indien iemand van de overvloed zal nemen, die Ik heb bereid, en niet, overeenkomstig de wet van mijn evangelie, van zijn deel aan de armen en behoeftigen geeft, zal hij met de goddelozen zijn ogen in de hel opslaan, en zich in kwelling bevinden’ [LV 104:18].

Ik lees deze citaten aan u voor om u te herinneren aan de fundering waarop het welzijnswerk van de kerk is gebaseerd5

Welke middelen staan ons ter beschikking als er iemand in materiële problemen komt?

Welke hulp kan de kerk bieden als er iemand in materiële problemen komt? Hoe kunnen we aan de oplossing van een probleem beginnen? Stel u eens voor dat ik u die vraag nu stel. Stel u voor dat een vader vanavond een telefoontje op zijn werk krijgt dat zijn zoontje door een auto is aangereden en ernstig gewond in het ziekenhuis ligt. Dit gezin heeft weinig geld, net voldoende voor eten en wat andere levensbehoeften. Nu krijgen ze onmiddellijk met hoge medische kosten te maken. Hoe gaat u dat in vredesnaam aanpakken?

Ik ben bang dat als ik u die vraag zou stellen, en u die meteen moest beantwoorden, u zou zeggen: ‘Nou, dan spreken we het vastengavenfonds aan.’ Maar dat is niet de manier waarop het welzijnssysteem werkt, en daarmee begaan we onze fout. In de eerste plaats beginnen we bij de persoon zelf. We doen niets anders dan hem in staat stellen zijn eigen probleem op te lossen. Door gevoelens en emotionele sympathie kunnen we tot andere conclusies komen, maar dat is de eerste stap, waarna we de naaste familieleden van dat gezin benaderen. We zetten de eensgezindheid van de familie en de kracht van de familiebetrekkingen op het spel als we de naaste familieleden van dat getroffen gezin niet de kans geven om hulp te verlenen.

Vervolgens doen we voor de onmiddellijke levensbehoeften een beroep op het magazijn voor de bisschoppen. Als u naar het voorbeeld kijkt van het gezin dat ik zojuist heb genoemd, wil ik dat u inziet dat kleding, voedsel, beddengoed en brandstof voor een aantal maanden beter is dan geld uit het vastengavenfonds. Met het geld dat ze besparen kunnen ze de medische kosten betalen. (…)

Na de hulp van het magazijn voor de bisschoppen kan het vastengavenfonds uiteraard door de bisschop worden aangesproken, die weet dat hij eerst moet gebruiken wat hij en zijn leiders zelf hebben verzameld. Daarom moeten we altijd de inzameling van de vastengaven, de toename daarvan en de verkondiging van de vastenwet als belangrijkste onderdelen van het welzijnsplan beschouwen. (…)

Vandaar belanden we bij de sanering van de problemen. Daarin spelen de zustershulpvereniging en de priesterschapsquorums een belangrijke rol. Wat is de rol van de zustershulpvereniging bij de sanering? Als eerste bezoekt u het gezin, en onderzoekt u op advies van de bisschop de omstandigheden van het gezin. (…)

U gaat erheen om inlichtingen in te winnen, de omstandigheden te beoordelen en zonodig een formulier voor het magazijn voor de bisschoppen in te vullen. Vervolgens brengt u verslag uit aan de bisschop. Hij tekent het formulier, of hij verschaft zonodig middelen uit het fonds dat hij beheert. Ten tweede zorgt u ervoor dat de problemen van huishoudelijke aard in het gezin worden bekeken, en dat er adviezen worden gegeven om die problemen op te lossen. U moet klaarstaan om in noodgevallen, zoals ziekte, overlijden en andere omstandigheden zusterliefde te geven, die door de zustershulpvereniging tot uitdrukking moet komen. Ook behoort u als onderdeel van de hulp altijd aan de mentale veerkracht te werken. U moet een opbouwende invloed hebben om het gezin in deze moeilijke situatie te begeleiden.6

Het is nu de tijd dat de priesterschapsdragers de leden van hun quorum leren kennen. In ieder quorum moeten de leden elkaar en elkaars behoeften kennen. Zij moeten de leden die in de schulden zitten op vriendelijke wijze ideeën geven om uit de schulden te komen. Een man heeft hard vriendschap nodig als hij onder dergelijke omstandigheden gebukt gaat. Het is nu de tijd om hun de kracht en het inzicht te geven om verder te gaan. We moeten de mensen hun schulden niet alleen leren afbetalen, maar ze moeten ook leren dat ze geen schulden moeten aangaan.7

We verwachten dat iemand, of het nu om een noodgeval in huiselijke kring of in de hele gemeenschap gaat, zelf zijn uiterste best zal doen, dat de familie wordt ingeschakeld, waarna de kerk met goederen uit het magazijn voor de bisschoppen hulp kan verlenen, en met vastengaven aan hun behoeften tegemoet kan komen voor zaken die niet in het magazijn verkrijgbaar zijn. En uiteindelijk zullen de zustershulpvereniging en de priesterschapsquorums bij de sanering helpen.8

Hoe kunnen wij ervoor zorgen dat ons gezin zelfredzamer wordt?

Als we ervoor willen zorgen dat ons gezin of de gemeenschap zelfredzaam is, moeten we de volgende vijf stappen ondernemen:

Ten eerste: Ledigheid heeft in de kerk geen plaats.

Ten tweede: We leren opofferingsgezindheid.

Ten derde: We leren met elkaar te leven en samen te werken.

Ten vierde: We tonen broederschap in onze priesterschapsquorums.

Ten vijfde: We verzamelen de moed om de dagelijkse problemen zoveel mogelijk zelf op te lossen, voordat we de hulp van anderen inroepen.9

Vergeet niet dat het welzijnssysteem van de kerk bij u begint. Het begint bij ieder lid van de kerk. We moeten zuinig en spaarzaam zijn. (…) U moet zelf beslissingen nemen en deelnemen voordat het welzijnssysteem bij u thuis in gebruik is.(…)

Ga voorwaarts (…) en zorg dat er voedsel bij u thuis is; en adviseer uw vrienden om dat ook te doen, want iemand zag daar met vooruitziende blik de noodzaak van in, en die noodzaak zal er in de toekomst ook zijn. Zoals het ook in het verleden een redmiddel voor onze mensen is geweest.

Laten we nu niet zo dwaas zijn te veronderstellen dat er morgen geen wolken zullen zijn omdat vandaag de zon schijnt. De Heer heeft ons door openbaring het een en ander laten weten dat ons te wachten staat, en we leven in de tijd dat die profetieën in vervulling gaan. We zijn geschrokken, maar toch is er niets gebeurd dat de profeten niet hebben voorzegd. (…)

Ik bid dat we met de hulp van God ons huis op orde zullen houden en onze ogen op de presiderende autoriteiten van de kerk en hun leiding zullen richten. Dan zullen we niet afdwalen.10

Als u me een volk laat zien dat hard werkt, geen schulden maakt en onzelfzuchtig samenwerkt om grote doelen te bereiken, dan laat ik u een volk zien dat de grootste veiligheid in de wereld heeft bereikt.11

Er vinden overal rampen plaats. Een van de ernstigste rampen was [een aardbeving] in San Fernando Valley (Californië). We maakten ons zorgen toen we dagenlang niets hoorden omdat de telefoon buiten dienst was en er geen andere manier was om erachter te komen hoe het met de leden ging. Daarom namen we contact op met een [priesterschapsleider] vlak buiten het rampgebied en vroegen aan hem of hij informatie had. Hij zei: ‘Het gaat goed. We hebben de voorraden gebruikt die we hadden opgeslagen. We hadden ook een watervoorraad.’ Het kraanwater was vervuild en de mensen kwamen daardoor in gevaar. Maar de mensen die gehoorzaam waren geweest, hadden een watervoorraad, voedsel en andere middelen. En hoewel niet iedereen voedsel en water had, waren de mensen die voorbereid waren niet bang, en zij verenigden zich op geweldige wijze om elkaar te helpen.12

Suggesties voor zelfstudie en discussie

  • Wat is volgens president Lee de ‘eigen wijze’ van de Heer om voor de armen en behoeftigen te zorgen? (Zie LV 104:14–18.)

  • Wat voor hulpmiddelen kunnen we gebruiken om de behoeftigen te helpen?

  • Waarom moet de hulp die wij de armen en behoeftigen verlenen op hun voorbereiding op het eeuwige leven gericht zijn? Hoe kunnen we dat doen?

  • Waarom moeten personen en gezinnen al het mogelijke doen om voor zichzelf te zorgen? Wat voor zegeningen krijgen families die in tijden van nood voor elkaar zorgen? Wat voor rol spelen de priesterschapsquorums en de zustershulpvereniging bij het verlenen van hulp aan de behoeftigen?

  • Wat houdt zelfredzaamheid in? Wat voor stappen moeten we ondernemen om zelfredzamer te worden?

  • Waarom is het vermogen en de bereidheid om te werken zo belangrijk als wij zelfredzaam willen worden? Hoe kunnen we onze kinderen leren werken?

  • Wat voor zegeningen kunnen we ontvangen als we gehoor geven aan de raad van onze leiders om onze schulden af te betalen en zuinig met ons geld om te gaan?

Noten

  1. Conference Report, oktober 1972, blz. 123–124; of Ensign, januari 1973, blz. 104.

  2. ‘The Place of Relief Society in the Welfare Plan’, Relief Society Magazine, december 1946; blz. 814–815.

  3. ‘Let Others Assist You’, toespraak tijdens een bijeenkomst van de welzijnszorg, 4 april 1959, afdeling kerkgeschiedenis, onderafdeling kerkelijke archieven, De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen, blz. 22.

  4. ‘Place of Mothers in the Plan of Teaching the Gospel in the Home’, Relief Society Magazine, januari 1965, blz. 12.

  5. Conference Report, april 1946, blz. 69–70.

  6. ‘The Place of Relief Society in the Welfare Plan’, blz. 812–813.

  7. The Teachings of Harold B. Lee, onder redactie van Clyde J. Williams (1996), blz. 315.

  8. The Teachings of Harold B. Lee, blz. 306.

  9. ‘What Is the Church Welfare Plan?’ Instructor, juli 1946, blz. 316.

  10. ‘Follow the Light’, toespraak tijdens een agrarische welzijnsbijeenkomst, april 1969, afdeling kerkgeschiedenis, onderafdeling kerkelijke archieven, De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen, blz. 4–5.

  11. Decisions for Successful Living (1974), blz. 202.

  12. ‘Listen and Obey’, toespraak tijdens een agrarische welzijnsbijeenkomst, 3 april 1971, afdeling kerkgeschiedenis, onderafdeling kerkelijke archieven, De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen, blz. 4–5.