Leringen van kerkpresidenten
Hoofdstuk 3: Het Lam, dat geslacht is, sedert de grondlegging der wereld


Hoofdstuk 3

Het Lam, dat geslacht is, sedert de grondlegging der wereld

Hoe doet de verzoening van Jezus Christus de val van Adam teniet en stelt die ons in staat om bij onze Vader terug te keren?

Inleiding

President Harold B. Lee heeft gezegd dat wij de val van de mens moeten begrijpen om de verzoening van de Heiland te kunnen begrijpen, waardoor de gevolgen van de val teniet zijn gedaan en het eeuwige leven mogelijk is gemaakt. Hij heeft gezegd: ‘Het is zeer belangrijk (…) om de val te begrijpen, waardoor de verzoening noodzakelijk werd – vandaar de zending van Jezus Christus.’1

President Lee getuigde vaak van de goddelijke zending van de Heiland, zonder wie we niet van dood en zonde konden worden verlost. Hij zei: ‘De Zoon van God (…) had de macht om werelden te scheppen en te besturen. Hij kwam op aarde als de eniggeboren Zoon van God om een zending te vervullen, om als Lam geslacht te worden en het heil van de mens te bewerkstelligen. Door zijn leven te geven heeft Hij de deur van de opstanding geopend en de weg aangegeven die wij moeten volgen om het eeuwige leven te ontvangen, namelijk de terugkeer naar de Vader en de Zoon. Dat was Jezus in al zijn grootsheid.’2

In dit hoofdstuk wordt de val van Adam en Eva besproken, de verzoening van de Heiland waardoor de val teniet werd gedaan, en onze plichten als wij alle zegeningen van de verzoening willen ontvangen.

Leringen van Harold B. Lee

Hoe werd het sterfelijk leven door de val van Adam en Eva mogelijk?

Adam en Eva (…) gebruikten hun keuzevrijheid en namen uit eigen vrije wil van de vrucht waarvan zij niet mochten eten; daardoor werden ze aan de wet van Satan onderworpen. Door die ongehoorzaamheid kreeg God de kans om een oordeel over hen uit te spreken. Zij moesten leren dat God niet alleen een barmhartig Vader is, maar ook een rechtvaardig Vader. En toen zij de wet overtraden, werden zij onderhevig aan straf, en daarom werden ze uit de prachtige hof verdreven. Zij kregen te maken met alle onbestendigheden waar de mens sinds die tijd mee te maken heeft. Zij moesten leren dat ze door hun ongehoorzaamheid de straf van een rechtvaardig oordeel kregen. Zij moesten vanaf dat moment in het zweet des aanschijns hun brood verdienen, want nu waren ze sterfelijk geworden.

(…) Pijn, ellende en dood waren het gevolg, maar ondanks die pijn, net als onze ervaringen vanaf die tijd, kregen ze kennis en begrip die ze zonder die pijn nooit hadden kunnen ontvangen. (…)

(…) Naast het feit dat de val met Adam en Eva te maken had, waardoor zij een verandering ondergingen, was die verandering van invloed op de aard van de mens, alle natuurlijke scheppingen, de schepping van de dieren en de planten – alle soorten leven werden veranderd. De aarde zelf werd onderhevig aan de dood. (…) Niemand kan uitleggen hoe dat is gebeurd, en iedereen die dat zou proberen uit te leggen gaat veel verder dan wat de Heer ons heeft geopenbaard. Maar alle scheppingen, die tot op dat moment nog niet aan de dood onderhevig waren, ondergingen een verandering. Vanaf die tijd kregen alle scheppingen te maken met geleidelijk verval die eindigde met de dood, waarna er een herstelling in herrezen staat moest plaatsvinden. (…)

(…) Een van de mooiste redevoeringen, ik veronderstel de kortste die iemand ooit heeft gehouden, was die van moeder Eva. (…)

‘Ware het niet, dat wij overtreden hadden, dan zouden wij nimmer zaad hebben gehad, en nimmer het goed en het kwaad, en de vreugde onzer verlossing hebben gekend, noch het eeuwige leven, dat God allen gehoorzamen geeft’ (Mozes 5:11).

Daarom moeten wij ons, net als Eva, verheugen in de val, waardoor de kennis van goed en kwaad op aarde kwam, waardoor de mens kinderen kon krijgen, waardoor de vreugde van de verlossing ervaren kon worden, en van het eeuwige leven dat God aan iedereen schenkt.

En daarom werd God ook geprezen door Adam, die gezegend was met de gave van de Heilige Geest, ‘en hij werd vervuld, en begon te profeteren aangaande alle geslachten der aarde, zeggende: Geprezen zij de naam van God, want wegens mijn overtreding zijn mijn ogen geopend, en in dit leven zal ik vreugde hebben, en wederom in het vlees zal ik God aanschouwen’ [Mozes 5:10] (…)

Moge de Heer ons begrip geven van de zegen die Hij ons heeft verleend, en laten wij het grote erfgoed van Adam en Eva in ons verstand en onze leringen eerbiedigen. Toen zij hun keuzevrijheid gebruikten, namen zij van de vrucht waardoor zij sterfelijk werden, en gaven zij ons, hun nakomelingen, de grote zegen waardoor ook wij de vreugde van de verlossing kunnen ontvangen, in het vlees God aanschouwen en het eeuwige leven beërven.3

Hoe worden de gevolgen van de val door de verzoening van de Heiland tenietgedaan?

De Heer dreef Adam uit de hof van Eden omdat hij ongehoorzaam was geweest. Hij stierf de geestelijke dood. (…) Doch ziet, Ik zeg u dat de Here God Adam de belofte gaf dat hij de tijdelijke dood niet zou sterven, voordat Hij engelen zou uitzenden om hem bekering te verkondigen in de naam van zijn eniggeboren Zoon, opdat hij door zijn lichamelijke dood mocht worden opgewekt tot het eeuwige leven. [Zie LV 29:41–43.] (…) Toen Adam uit de hof van Eden was verdreven, onderging hij de geestelijke dood, wat betekent dat hij niet meer in de tegenwoordigheid van de Heer kon leven.4

Waarom werd de Heiland naar de aarde gestuurd? De Meester heeft tijdens zijn bediening zelf die vraag beantwoord: ‘Want God heeft zijn Zoon niet in de wereld gezonden, opdat Hij de wereld veroordele, maar opdat de wereld door Hem behouden worde’ [Johannes 3:17]. (…)

Waarvan moet de wereld worden gered? Waarvan moet de wereld worden verlost? Ten eerste van de lichamelijke dood, door middel van de opstanding der doden. Maar in een ander opzicht worden wij ook door zijn zoenoffer verlost. We worden van zonden verlost.5

Voor de heiligen der laatste dagen betekent het eeuwig heil de bevrijding uit de slavernij en de gevolgen van zonde, de verlossing van zonden en eeuwige vervloeking door de verzoening van Christus.

Ik denk dat het plan van de verzoening nergens beter wordt beschreven dan door Jakob in 2 Nephi 9, in het Boek van Mormon. Daar wil ik graag uw aandacht op vestigen en ik spoor u aan om die kostbare uitleg steeds opnieuw te lezen: (…)

‘O, hoe groot is de barmhartigheid van onze God, de Heilige Israëls! Want Hij bevrijdt zijn heiligen van dat verschrikkelijke monster, de duivel, en van de dood en van de hel, en van die poel van vuur en zwavel, die eindeloze foltering is.

‘O, hoe groot is de heiligheid van onze God! Want Hij weet alle dingen en er is niets, dat Hij niet weet.

‘Hij komt in de wereld, opdat Hij alle mensen moge redden, indien zij naar zijn stem willen luisteren; want ziet, Hij lijdt de pijnen van alle mensen, ja, de pijnen van ieder levend schepsel, van alle mannen, vrouwen en kinderen, die tot Adams geslacht behoren.

‘Dit lijdt Hij, opdat de opstanding tot alle mensen moge komen en allen op de grote oordeelsdag voor Hem zullen kunnen staan.

‘En Hij gebiedt alle mensen, dat zij zich moeten bekeren, en in zijn naam moeten worden gedoopt met volmaakt geloof in de Heilige Israëls, zonder hetwelk zij niet zalig kunnen worden in het koninkrijk Gods.

‘En indien zij zich niet willen bekeren, en niet in zijn naam willen geloven, en niet in zijn naam willen worden gedoopt, noch tot het einde volharden, moeten zij worden verdoemd, want de Here God, de Heilige Israëls, heeft aldus gesproken’ [2 Nephi 9:19–24] (…)

Hier wordt individuele redding gedefinieerd, die iedereen kan ontvangen, afhankelijk van zijn eigen gedrag en levenswijze. Maar er is [ook] een ‘algemene’ [redding], die iedereen zal ontvangen, goed of slecht, rijk of arm, waar ze hebben gewoond – dat maakt niet uit. Iedereen krijgt de zegeningen van de verzoening en de opstanding, gratis, door het zoenoffer van de Heiland. (…)

In deze fundamentele beginselen staat daarom duidelijk aangegeven dat alle mensen door de verzoening worden gered, want zoals in Adam alle mensen sterven, zo zullen in Christus alle mensen zonder uitzondering levend worden gemaakt. Zelfs de zonen des verderfs die de onvergeeflijke zonde zullen begaan, worden opgewekt, net als alle andere nakomelingen van Adam. (…) In de geloofsartikelen staat het volgende: ‘Wij geloven dat dank zij de verzoening van Christus alle mensen door gehoorzaamheid aan de wetten en verordeningen van het evangelie zalig kunnen worden’ [Geloofsartikelen 1:3].6

Hoe kunnen we door ons geloof in Jezus Christus en onze gehoorzaamheid alle zegeningen van de verzoening ontvangen?

De Meester heeft duidelijk aangegeven hoe belangrijk kennis van de Heiland en zijn goddelijke zending is. Hij zei tegen de Farizeeën, die om Hem heen stonden, zoals ze altijd deden als ze Hem in verlegenheid wilden brengen of in de val wilden lokken: ‘Wat dunkt u van de Christus?’ [Matteüs 22:42.] (…)

Tijdens zijn bediening waren er ongelovige mensen geweest die over de Meester hadden gesproken. In Nazaret, zijn thuisland, hadden ze spottend gezegd:

‘Is dit niet de zoon van de timmerman? Heet zijn moeder niet Maria en zijn broeders Jakobus en Jozef en Simon en Judas? (…) En zij namen aanstoot aan Hem’ [Matteüs 13:55, 57]. (…)

Zijn getrouwe volgelingen, zoals Petrus, de hoofdapostel, zeiden daarentegen: ‘Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God!’ (Matteüs 16:16) – en zijn trouwe Marta zei: ‘Ja, Here, ik heb geloofd, dat Gij zijt de Christus, de Zoon van God, die in de wereld komen zou’ (Johannes 11:27). En een van zijn andere discipelen, Tomas, gaf zijn getuigenis in de volgende eenvoudige woorden, nadat hij de herrezen Heer had gezien: ‘Mijn Here en mijn God!’ [Johannes 20:28.] (…)

Ik denk nu aan twee tegenstrijdige gebeurtenissen. Een dierbare vriend kreeg een van die rampzalige berichten: ‘Tot onze spijt moeten wij u meedelen dat uw zoon is gesneuveld.’ Ik ging naar zijn huis, en daar zat de ontredderde familie, met al haar aardse bezittingen – rijkdom, status, alles wat de wereld achtenswaardig noemt. Maar daar zaten ze, met hun hoop en dromen aan stukken om zich heen, op zoek naar iets waar zij nog niet naar hadden gestreefd, en vanaf dat moment ogenschijnlijk ook niet zouden krijgen. De troost die zij hadden kunnen ervaren was er niet.

Ik vergeleek dat met wat ik ongeveer een halfjaar geleden in het ziekenhuis van de kerk zag, toen een van onze dierbare zendingspresidenten op sterven lag. Hij leed veel pijn, maar in zijn hart was vreugde, omdat hij wist dat de mens door pijn vaak gehoorzaamheid leert, en het recht ontvangt van verwantschap met Hem die meer heeft geleden dan wij ooit hoeven te lijden. Ook kende Hij de macht van de herrezen Heer.

Nu moeten we onszelf de vraag stellen, die de Meester in zijn tijd stelde: ‘Wat dunkt u van Christus?’ We moeten ons afvragen: ‘Wat denken wij van Christus?’ En dan die vraag iets persoonlijker maken: ‘Wat vind ik van Christus?’ Beschouw ik Hem als de Verlosser van mijn ziel? Beschouw ik Hem zonder twijfel als de persoon die aan de profeet Joseph Smith verscheen? Geloof ik dat Hij deze kerk op aarde heeft gevestigd? Aanvaard ik Hem als de Verlosser van deze wereld? Ben ik trouw aan mijn verbond, dat ik bij de doop heb gesloten, wat betekent dat ik zijn getuige zal zijn, altijd en overal, zelfs tot in de dood?7

De Heer zal ons zegenen naarmate wij de geboden onderhouden. Nephi heeft gezegd:

‘Want wij schrijven naarstiglijk om onze kinderen, en ook onze broederen, er toe te brengen in Christus te geloven, en om met God te worden verzoend; want wij weten, dat wij na alles, wat wij kunnen doen, slechts door genade zalig worden’ (2 Nephi 25:23).

Wij zullen door het bloed van de Heiland, zijn verzoening, verlost worden, maar alleen als wij ons uiterste best hebben gedaan om zijn geboden te onderhouden. Alle beginselen van het evangelie zijn beginselen met een belofte, waardoor de plannen van de Almachtige aan ons worden ontvouwd.8

Iedereen moet zijn uiterste best doen om zichzelf van zonden te bevrijden; dan kan hij aanspraak maken op de zegeningen van de verlossing door de Heilige van Israël, namelijk dat alle mensen door gehoorzaamheid aan de wet en de verordeningen van het evangelie verlost kunnen worden.

Jezus verrichtte de verzoening niet alleen voor de overtredingen van Adam, maar voor de zonden van de hele mensheid. Maar de verlossing van individuele zonden hangt af van persoonlijke verrichtingen, waarbij iedereen aan de hand van zijn of haar werken zal worden geoordeeld.

In de Schriften staat duidelijk dat de opstanding voor iedereen is, maar dat alleen de mensen die Christus gehoorzamen de zegen van het eeuwig heil zullen ontvangen. Paulus heeft over Jezus het volgende aan de Hebreeën uitgelegd: ‘Hij [is] voor allen, die Hem gehoorzamen, een oorzaak van eeuwig heil geworden’ (Hebreeën 5:9). (…)

Het is mijn nederig gebed dat alle mensen, overal, beter zullen begrijpen hoe belangrijk de verzoening van de Heiland van de hele mensheid is. Hij heeft ons het heilsplan gegeven dat ons naar het eeuwige leven leidt, waar God en Chistus wonen.9

Suggesties voor zelfstudie en discussie

  • Hoe zou u de vraag ‘Wat dunkt u van Christus?’ beantwoorden?

  • Waarom wordt de Heiland het ‘Lam, dat geslacht is, sedert de grondlegging der wereld’ genoemd? (Openbaring 13:8.)

  • In welke opzichten was de val zowel een zegen als een beproeving voor Adam en Eva? Hoe is het ook voor ons een bron van zowel vreugde als verdriet?

  • Wat voor soorten kennis en begrip kunnen alleen verkregen worden als wij de beproevingen en problemen in het sterfelijk leven doorstaan?

  • Wat is de geestelijke dood? Hoe wordt de geestelijke dood overwonnen?

  • Welke zegeningen van de verzoening zijn voor iedereen bestemd? Wat moeten wij doen om alle zegeningen van de verzoening te ontvangen?

  • Wat kunnen we leren van de twee verhalen van president Lee over de mensen die met de dood geconfronteerd werden?

  • Wat voor ervaringen hebt u gehad waardoor uw getuigenis van de verzoening van de Heiland is versterkt?

  • Hoe worden we door de verzoening ‘naar het eeuwige leven’ geleid, ‘waar God en Christus wonen’?

Noten

  1. ‘Fall of Man’, toespraak tot personeel van het seminarie en instituut aan de Brigham Young University, 23 juni 1954, afdeling kerkgeschiedenis, onderafdeling kerkelijke archieven, De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen, blz. 6.

  2. Toespraak tijdens een devotional voor jongeren in Long Beach (Californië), 29 april 1973, afdeling kerkgeschiedenis, onderafdeling kerkelijke archieven, De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen, blz. 24.

  3. ‘Fall of Man’, blz. 15, 17, 19–20.

  4. Toespraak tijdens een conferentie van het seminarie, 26 februari 1947, afdeling kerkgeschiedenis, onderafdeling kerkelijke archieven, De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen, blz. 4.

  5. Conference Report, oktober 1956, blz. 61.

  6. ‘The Plan of Salvation’, toespraak tot personeel van het seminarie en instituut aan de Brigham Young University, 1 juli 1954, afdeling kerkgeschiedenis, onderafdeling kerkelijke archieven, De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen, blz. 4–6.

  7. Conference Report, oktober 1955, blz. 54–56.

  8. Stand Ye in Holy Places (1974), blz. 246.

  9. ‘To Ease the Aching Heart’, Ensign, april 1973, blz. 5.