Leringen van kerkpresidenten
Hoofdstuk 2: Een banier voor de volken, een licht voor de wereld


Hoofdstuk 2

Een banier voor de volken, een licht voor de wereld

‘Dit is een tijd om sterk te zijn. Het is een tijd om zonder aarzelen voort te gaan, wetend wat de betekenis, de draagwijdte en het belang van onze zending is.’

Uit het leven van Gordon B. Hinckley

Kort na zijn zending in Engeland voerde Gordon B. Hinckley nog een laatste opdracht van zijn zendingspresident, Joseph F. Merrill, uit. President Merrill was ook lid van het Quorum der Twaalf Apostelen en had aan Gordon gevraagd om bij het Eerste Presidium — presidenten Heber J. Grant, J. Reuben Clark jr. en David O. McKay — verslag uit te brengen. Gordon nam contact op met de secretaris van het Eerste Presidium en maakte een afspraak.

Toen Gordon de vergaderkamer van het Eerste Presidium binnenging, begroetten president Grant en zijn raadgevers hem hartelijk. President Grant zei: ‘Broeder Hinckley, u hebt een kwartier om ons de boodschap van ouderling Merrill over te brengen.’ Een uur en een kwartier later verliet Gordon de kamer. Hij had in een kwartier uitgelegd dat de zendingspresident bezorgd was, omdat de zendelingen beter gedrukt materiaal voor het werk nodig hadden. Na zijn korte presentatie had het Eerste Presidium hem vragen gesteld en was er een gesprek van een uur ontstaan.

Gordon had zijn taak volbracht en had het gevoel dat ‘zijn zending nu echt afgelopen was en dat het tijd was om verder te gaan en zich op de toekomst te richten.’ Hij had al een diploma Engels van de University of Utah en wilde zijn master in journalistiek aan de Columbia University in New York City (New York, VS) behalen. Maar twee dagen na zijn gesprek met het Eerste Presidium kreeg hij een telefoontje waardoor er een eind aan die plannen kwam. President McKay belde hem op en zei: ‘Broeder Hinckley, we hebben het gisteren in de vergadering van het Eerste Presidium en het Quorum der Twaalf over uw gesprek met ons gehad. En we hebben een comité samengesteld dat bestaat uit zes leden van de Twaalf, met ouderling Stephen L. Richards als voorzitter. Zij zullen de behoeften aanpakken waarover u ons hebt ingelicht. We willen u uitnodigen om met dat comité te komen werken.’1

Gordon ging op het aanbod in en werd als secretaris van het nieuwe Radio, Publicity, and Mission Literature Committee van de kerk aangenomen. Hij ging niet naar de Columbia University, werd geen journalist en zou niet over werelds nieuws schrijven. Hij begon daarentegen aan een levenslang werk om het goede nieuws van het evangelie te verspreiden. Toen hij later algemeen autoriteit werd, kreeg hij ook meer verantwoordelijkheid.

Aangezien hij zich zelfs in moeilijke situaties duidelijk kon uitdrukken, kreeg Gordon B. Hinckley vaak de opdracht om met reporters te praten. Als president van de kerk zette hij die trend voort en deed zo zijn deel om de kerk van Jezus Christus ‘uit de donkerheid’ tevoorschijn te brengen (LV 1:30). Hij heeft gezegd:

‘Ik geloof en getuig dat het de zending van deze kerk is om een banier voor de volken en een licht voor de wereld te zijn. Wij hebben een grote, allesomvattende opdracht gekregen waaraan we ons niet kunnen onttrekken en die we niet naast ons neer kunnen leggen. We accepteren die opdracht en zijn vast van plan die te vervullen, en we zullen dat doen met de hulp van God.’2

Afbeelding
Salt Laketempel (Utah)

‘Het [is] de zending van deze kerk om een banier voor de volken en een licht voor de wereld te zijn.’

Leringen van Gordon B. Hinckley

1

Net zoals de steen in Daniëls visioen rolt de kerk voort om de hele aarde te vervullen.

Het ootmoedige gebed dat de jonge Joseph Smith in het bos bij zijn vaders boerderij uitsprak was het begin van deze kerk. Uit die bijzondere ervaring, die we het eerste visioen noemen, is dit werk voortgekomen. […] Het is de vervulling van Daniëls visioen over een steen die zonder handen uit de berg is gehouwen en voortrolt om de hele aarde te vervullen (zie Daniël 2:44–45).3

Toen de kerk in 1830 werd gesticht, waren er maar zes leden [en] slechts een handvol gelovigen, woonachtig in een grotendeels onbekend dorp. […] Nu bloeien de ringen van Zion in elke staat van de Verenigde Staten, elke provincie van Canada, elke staat van Mexico, elke natie van Midden-Amerika en in heel Zuid-Amerika.

We hebben kerken op de Britse Eilanden en in heel Europa, waar duizenden door de jaren heen tot de kerk zijn toegetreden. Dit werk heeft de Baltische Staten bereikt, en in het zuiden Bulgarije, Albanië en andere landen in dat deel van de wereld. Het strekt zich uit over het grote Rusland. Het reikt tot in Mongolië en tot in de naties van Azië en vandaar tot in Oceanië, Australië en Nieuw-Zeeland, en tot in India en Indonesië. Het floreert in veel Afrikaanse landen. […]

En dit is nog maar het begin. Dit werk zal blijven groeien en zich verder over de aarde verspreiden.4

2

De eerste leiders van de kerk hadden een profetische visie van de bestemming van het werk van de Heer.

Op 24 juli 1847 arriveerden de pioniers in de Salt Lake Valley (Utah, VS). Een eerste groep was al een paar dagen eerder aangekomen. Brigham Young arriveerde op zaterdag. De daaropvolgende dag werden er zowel ’s ochtends als ’s middags zondagse bijeenkomsten gehouden. Er was niets dat in de verste verte op een kerkgebouw leek. Ik veronderstel dat ze in de zinderende hitte van die zomerse zondag op de dissel van hun huifkar zaten of tegen de wielen leunden terwijl ze naar hun leiders luisterden. Het was al laat in het seizoen en er stond hun een gigantische dringende taak te wachten, wilden ze het volgende seizoen oogsten. Maar president Young smeekte hen om de sabbat zowel op die dag als daarna niet te schenden.

De daaropvolgende ochtend splitsten ze zich in groepen op om de omgeving te verkennen. Brigham Young, Wilford Woodruff en een handvol anderen gingen samen op pad. […] Ze beklommen een koepelvormige berg. President Young was onlangs ziek geweest en had het moeilijk.

Toen de broeders op de top van de berg stonden, keken ze naar [de] vallei die ten zuiden van hen lag. Ze zag er grotendeels onvruchtbaar uit, met uitzondering van de wilgen en biezen langs de rivieren die het water van de bergen naar het meer brachten. Er was geen enkel gebouw te bespeuren, maar Brigham Young had de afgelopen zaterdag ‘Hier is het’ gezegd.

De bergtop waarop ze stonden werd Ensign Peak [Baniertop] genoemd — een verwijzing naar deze profetische woorden van Jesaja: ‘Want Hij zal een banier omhoogheffen voor de heidenvolken van ver weg. Van het einde der aarde fluit Hij hen naar Zich toe; en zie, daar komen zij, haastig en snel!’ (Jesaja 5:26.)

‘Hij zal een banier omhoogheffen onder de heidenvolken en Hij zal de verdrevenen van Israël verzamelen en hen die vanuit Juda overal verspreid zijn, bijeenbrengen van de vier hoeken van de aarde’ (Jesaja 11:12). […]

Ik denk dat [die leiders] op dat ogenblik misschien ook over de bouw van een tempel spraken […] en daarbij deze woorden van Jesaja in vervulling lieten gaan:

‘Het zal in het laatste der dagen geschieden dat de berg van het huis van de Heere vast zal staan als de hoogste van de bergen, en dat hij verheven zal worden boven de heuvels, en dat alle heidenvolken ernaartoe zullen stromen.

Vele volken zullen gaan en zeggen: Kom, laten wij opgaan naar de berg van de Heere, naar het huis van de God van Jakob; dan zal Hij ons onderwijzen aangaande Zijn wegen, en zullen wij Zijn paden bewandelen. Want uit Sion zal de wet uitgaan, en het woord van de Heere uit Jeruzalem’ (Jesaja 2:2–3).

Als iemand die mannen op die ochtend in juli 1847 gehoord had, zou hij misschien gedacht hebben: wat een dwazen. Dit waren geen politici met grote dromen. Dit waren geen heersers die zich over landkaarten bogen en een wereldrijk uitstippelden. Dit waren bannelingen die uit hun mooie stad aan de Mississippi naar deze dorre streek van het Westen gedreven waren. Maar ze hadden een visie die ze uit de Schriften en uit openbaringen gehaald hadden.

Ik bewonder de vooruitziendheid van dat groepje. Het was gewaagd en stoutmoedig. Het was bijna ongelofelijk. Daar stonden ze, bijna 1600 kilometer van de dichtstbijzijnde nederzetting in het oosten en bijna 1300 kilometer van de Stille Oceaan verwijderd. Ze bevonden zich in een nieuw klimaat. De grond was anders dan het zwarte leem van Illinois en Iowa (VS), waar ze vandaan kwamen. Ze hadden er nog niets gekweekt. Ze hadden er nog geen winter doorgebracht. Ze hadden er nog niets gebouwd. Die profeten die oude, versleten kleding droegen en laarzen die ze ruim 1600 kilometer van Nauvoo (Illinois, VS) naar deze vallei gedragen hadden, uitten een millenniaanse visie. Hun profetische visie van de wonderbare bestemming van dit werk lag aan de grondslag van hun woorden. Ze daalden die dag de berg af en begonnen hun droom waar te maken.5

Afbeelding
leiders op Ensign Peak

Twee dagen nadat ze in de Salt Lake Valley aangekomen waren, beklommen Brigham Young en een aantal andere broeders een koepelvormige berg, die Ensign Peak genoemd wordt, vanwaar ze de omgeving overschouwden.

3

We mogen de goddelijke bestemming van Gods werk en onze rol erin niet uit het oog verliezen.

Bij het bewandelen van het smalle pad en het uitvoeren van onze kleine taken verliezen we soms het grote plaatje uit het oog. Toen ik een kleine jongen was, kwamen trekpaarden veel voor. Het hoofdstel was een belangrijk onderdeel van het tuig. Het hoofdstel had aan elke kant een oogklep. De oogkleppen waren zo geplaatst zodat het paard alleen recht voor zich uit en niet opzij kon kijken. Op die manier werd het paard niet bang of afgeleid en kon het de grond onder zijn voeten zijn volle aandacht geven.

Sommigen van ons lijken wel oogkleppen op te hebben. We zien alleen ons eigen kleine, smalle pad. We hebben geen breder perspectief. We hebben misschien een kleine taak in de kerk. Het is goed om die taak ijverig uit te voeren. En het is ook goed om te weten dat die taak aan het grotere algemene programma van het groeiende koninkrijk van God bijdraagt.

President Harold B. Lee heeft een onbekende auteur eens als volgt geciteerd: ‘Overschouw grote akkers en bewerk er kleine.’

Ik interpreteer die uitspraak zo: we moeten beseffen hoe groots, diepgaand, geweldig en allesomvattend het werk van de Heer is en dan ijverig ons kleine deeltje van dat werk doen.

We hebben allemaal een kleine akker te bewerken. Terwijl we dat doen, mogen we het grote plaatje, het grote samengestelde geheel van de goddelijke bestemming van dit werk, niet uit het oog verliezen. We hebben dat werk van onze Eeuwige Vader gekregen en ieder van ons speelt een rol in het weven van dat prachtige wandkleed. Onze individuele bijdrage is misschien klein, maar niet onbelangrijk. […]

Verlies nooit het complete prachtige, geweldige plaatje van het doel van de bedeling van de volheid der tijden uit het oog terwijl u uw deel doet. Weef uw dunne draadje door het grote wandkleed waarvan het patroon door de God van de hemel is gemaakt. Houd de standaard die we meedragen hoog. Wees ijverig, oprecht, deugdzaam en trouw, zodat er geen smet op die banier komt.

De visie van dit koninkrijk is geen vluchtige droom die met het aanbreken van de dag verdwijnt. Het is werkelijk het plan en werk van God onze eeuwige Vader. Het heeft met al zijn kinderen te maken.

Terwijl ze de alsem in die westelijke valleien [in Utah] rooiden om het fundament van een staat te leggen, en de vele alledaagse zaken deden die nodig waren om te overleven en groeien, hielden onze pioniersvoorouders altijd de pracht van hun grote werk voor ogen. Het is een werk dat wij met diezelfde visie moeten doen. Het is een werk dat zal voortgaan als wij het toneel verlaten. Moge God ons in staat stellen om als dienstknecht ons uiterste best te doen. We zijn door zijn goddelijke wil geroepen om het koninkrijk met onvolmaakte handen voort te stuwen en op te bouwen, en werken samen aan de uitvoering van het volmaakte patroon.6

4

We kunnen een banier zijn, waaraan de volken van de aarde kracht kunnen ontlenen.

‘Broeders en zusters, de tijd is voor ons aangebroken om ons hoofd op te heffen, onze visie te verruimen en een beter begrip te ontwikkelen van de grootse millenniaanse zending van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen. Dit is een tijd om sterk te zijn. Het is een tijd om zonder aarzelen voort te gaan, wetend wat de betekenis, de draagwijdte en het belang van onze zending is. Dit is een tijd om te doen wat juist is, ongeacht wat de gevolgen daarvan mogen zijn. Dit is een tijd waarin we de geboden moeten bewaren. Het is een tijd om hun vriendelijk en met liefde de hand te reiken die in nood zijn of in duisternis en pijn ronddwalen. Het is een tijd om attent, welgemanierd, hoffelijk en liefdevol in onze omgang met iedereen te zijn. Met andere woorden, om in grotere mate zoals Christus te worden.7

Tenzij de wereld haar koers wijzigt (en dat is onwaarschijnlijk); en als wij daarentegen de leringen van de profeten blijven volgen, zullen we in toenemende mate een opmerkelijk en bijzonder volk worden waar de wereld aandacht aan zal schenken. Naarmate het gezin steeds meer door wereldse druk wankelt, zal ons standpunt inzake de heiligheid van het gezin steeds duidelijker en opmerkelijker worden als we het nodige geloof oefenen om dat standpunt te behouden.

Naarmate de wereld een steeds liberalere houding ten opzichte van seks aanneemt, zal de leer van de kerk, die ruim anderhalve eeuw onveranderd gebleven is, velen steeds eigenaardiger en vreemder lijken.

Naarmate het alcohol- en drugsgebruik in de samenleving jaarlijks toenemen, zal de wereld ons standpunt, dat de Heer ruim anderhalve eeuw geleden bepaald heeft, steeds merkwaardiger vinden. […]

Naarmate de sabbatdag steeds meer een dag van handel en plezier wordt, zullen zij die de wet gehoorzamen die door de vinger van de Heer op de Sinaï geschreven werd en door hedendaagse openbaring bevestigd is, steeds vreemder lijken.

Het is niet altijd makkelijk om in de wereld te leven, maar er niet toe te behoren. We kunnen ons niet volledig afzijdig houden, en dat willen we ook niet. We moeten met anderen omgaan. Als we dat doen, kunnen we hoffelijk zijn. We hoeven geen aanstoot te geven. We kunnen eigendunk vermijden. Maar we kunnen onze normen hooghouden. […]

Als wij ons houden aan deze en de andere normen van de kerk, zullen velen in de wereld ons respecteren en zullen zij de kracht vinden om datgene te doen waarvan ook zij weten dat het goed is.

Jesaja heeft gezegd: ‘Vele volken zullen gaan en zeggen: Kom, laten wij opgaan naar de berg van de Heere, naar het huis van de God van Jakob; dan zal Hij ons onderwijzen aangaande Zijn wegen, en zullen wij Zijn paden bewandelen’ (Jesaja 2:3).

We hoeven ons niet te schikken. We mogen ons niet schikken. De lamp die de Heer in deze bedeling heeft aangestoken, kan een licht voor de hele wereld worden. En anderen die onze goede werken zien, kunnen ertoe worden gebracht om onze Vader in de hemel te verheerlijken en zelf het voorbeeld te volgen dat zij in ons hebben waargenomen.

Te beginnen met u en mij kan ons hele volk door onze levenswijze thuis, op het werk en zelfs bij onze ontspanning als een stad op een heuvel zijn, waarnaar men opziet en waarvan men leert. We kunnen een banier zijn, waaraan de volken van de aarde kracht kunnen ontlenen.8

Als we willen dat de kerk een banier voor de volken en een licht voor de wereld is, moet ieder zich de luister van het leven van Christus meer eigen maken, wat onze omstandigheden ook zijn. Als we voor het goede opkomen, moeten we niet bang zijn voor de gevolgen. We moeten nooit bang zijn. Paulus heeft tegen Timotheüs gezegd:

‘Want God heeft ons niet gegeven een geest van vreesachtigheid, maar van kracht en liefde en bezonnenheid.

‘Schaam u dan niet voor het getuigenis van onze Heere’ (2 Timothëus 1:7–8).9

We kunnen dit werk, het werk van Christus, niet als vanzelfsprekend beschouwen. We kunnen niet gewoon aan de zijlijn staan en de wedstrijd tussen goed en kwaad als toeschouwer volgen. […]

Ik spoor u uit alle macht aan om meer te doen dan het alledaagse leven van u vergt, namelijk om stand te houden en zelfs een voortrekker te worden en het op te nemen voor de zaken die onze samenleving ten goede komen en ons troost en rust brengen. U kunt een voortrekker zijn. U moet als lid van de kerk voor de doelen opkomen waar de kerk voor staat. Laat u niet door angst overmeesteren.10

Wij hebben niets te vrezen. God staat aan het roer. Hij zal weerstand terzijde schuiven ten behoeve van dit werk. Hij zal diegenen die zijn geboden onderhouden met zegen overladen. Dat heeft Hij beloofd. We twijfelen er niet aan dat Hij Zich aan die belofte kan houden.

[…] Onze Heiland, die onze Verlosser is, de grote Jehova, de machtige Messias, heeft beloofd: ‘Ik zal voor uw aangezicht uit gaan. Ik zal aan uw rechter- en aan uw linkerhand zijn, en mijn Geest zal in uw hart zijn, en mijn engelen zullen rondom u zijn om u te schragen’ (LV 84:88).

Hij heeft gezegd: ‘Vrees dus niet, kleine kudde; doe het goede; laten aarde en hel tegen u samenspannen, want indien u bent gebouwd op mijn rots, vermogen zij niets. […]

‘Vertrouw op Mij bij iedere gedachte; twijfel niet, vrees niet.

‘Zie de wonden waar mijn zij werd doorstoken, en ook de tekenen van de nagels in mijn handen en voeten; wees getrouw, onderhoud mijn geboden en u zult het koninkrijk van de hemel beërven’ (LV 6:34–37).

We zullen eensgezind en hand in hand als dienstknechten van de levende God voorwaarts gaan, en het werk doen van zijn geliefde Zoon, onze Meester, wiens naam we verheerlijken.11

We moeten standhouden. We moeten de wereld weerstaan. Als we dat doen, zal de Almachtige onze kracht en onze beschermheer, onze leidsman en onze openbaarder zijn. Dan zullen we er zeker van zijn dat we doen wat Hij wil dat we doen, en dat zal ons gemoedsrust schenken. Anderen hoeven het niet met ons eens te zijn, maar ik ben er zeker van dat ze ons zullen respecteren. We staan er niet alleen voor. Er zijn er velen die geen lid zijn, maar die er wel zoals wij over denken. Ze zullen achter ons staan. Ze zullen onze inspanningen steunen.12

Laten we ons verheugen in deze geweldige periode in het werk van de Heer. Laten we niet hoogmoedig of arrogant zijn. Laten we nederig en dankbaar zijn. En laat ieder van ons zich in zijn of haar hart voornemen om dat te doen wat dit magnifieke werk van de Almachtige in glans laat toenemen, zodat het voor de hele wereld een stralend baken van kracht en goedheid kan zijn.13

Afbeelding
detail, Christus en de rijke jongeman

‘Als we willen dat de kerk een banier voor de volken en een licht voor de wereld is, moet ieder zich de luister van het leven van Christus meer eigen maken.’

Suggesties voor studie en onderwijs

Vragen

  • Neem onderdeel 1 door. Welke gevoelens krijgt u als u over de groei van de kerk tussen 1830 en nu nadenkt?

  • Bespreek president Hinckleys verhaal over de eerste pioniers die in de Salt Lake Valley arriveerden (zie onderdeel 2). Wat kunnen we van dat verhaal leren? Hoe is de profetische visie van de eerste leiders van de kerk ons tot zegen? Wat houdt het in om ‘een banier voor de volken’ te zijn? (Zie Jesaja 5:26; 11:12.)

  • In onderdeel 3 moedigt president Hinckley ons aan om het ‘grote plaatje’ en ‘breder perspectief’ van Gods werk te zien. Waarom moeten we het grote plaatje zien? Waarom verliezen we dat soms uit het oog? Hoe kunnen onze kleine inspanningen aan de groei van Gods koninkrijk bijdragen?

  • Neem de aspecten door waarin de heiligen der laatste dagen volgens president Hinckley een ‘opmerkelijk en bijzonder volk’ worden (onderdeel 4). Hoe kunnen we een breder perspectief en meer moed ontwikkelen om Gods werk te bevorderen? Hoe kunnen we in de wereld leven zonder tot de wereld te behoren? Hoe kunnen we ons ‘de luister van het leven van Christus meer eigen maken’? Waarom is het belangrijk dat we voor het goede opkomen?

Relevante Schriftteksten

Mattheüs 5:14–16; 1 Nephi 14:14; LV 1:1–6; 65:1–6; 88:81; 115:5–6

Onderwijstip

‘Zorg ervoor dat u niet gelooft dat u de “echte leerkracht” bent. Dat is een ernstige vergissing. […] Pas op dat u niet in de weg staat. De belangrijkste rol van een leerkracht is om de weg zodanig voor te bereiden dat de leerlingen een geestelijke ervaring met de Heer kunnen hebben.’ (Gene R. Cook, geciteerd in Onderwijzen — geen grotere roeping [1999], 41.)

Noten

  1. Zie Sheri L. Dew, Go Forward with Faith: The Biography of Gordon B. Hinckley (1996), 83–85.

  2. ‘Een banier voor de volken, een licht voor de wereld’, Liahona, november 2003, 82–83.

  3. ‘Laat deugd onophoudelijk uw gedachten sieren’, Liahona, mei 2007, 115.

  4. Zie ‘De steen die van de berg is losgeraakt’, Liahona, november 2007, 84.

  5. ‘An Ensign to the Nations’, Ensign, november 1989, 51–52.

  6. ‘An Ensign to the Nations’, 52–54.

  7. ‘This Is the Work of the Master’, Ensign, mei 1995, 71.

  8. ‘A City upon a Hill’, Ensign, juli 1990, 4–5.

  9. Zie ‘Een banier voor de volken, een licht voor de wereld’, 84.

  10. Teachings of Gordon B. Hinckley (1997), 138.

  11. ‘This Is the Work of the Master’, 71.

  12. ‘Een banier voor de volken, een licht voor de wereld’, 83.

  13. ‘De staat van de kerk’, Liahona, november 2004, 6.

Afdrukken