Leringen van kerkpresidenten
Hoofdstuk 4: Het pionierserfgoed van geloof en offers


Hoofdstuk 4

Het pionierserfgoed van geloof en offers

‘Of u nu pioniers onder uw voorouders hebt of pas gisteren lid van de kerk werd, u maakt deel uit van dit grote werk waarvan die mensen droomden. […] Zij hebben het fundament gelegd. Het is aan ons om erop voort te bouwen.’

Uit het leven van Gordon B. Hinckley

Bij de inwijding van de Columbustempel (Ohio, VS) dacht president Gordon B. Hinckley aan de pioniers onder zijn voorouders. Later heeft hij daarover gezegd:

‘Toen ik in de celestiale zaal zat, dacht ik aan mijn overgrootvader. […] Ik had zijn graf in Canada, net over de grens met New York, pas bezocht. […] Hij was al op 38-jarige leeftijd overleden.’

Toen de overgrootvader van president Hinckley stierf, was zijn zoon Ira, de toekomstige grootvader van president Hinckley, nog geen drie jaar oud. Ira’s moeder hertrouwde kort daarop en verhuisde een paar jaar later naar Ohio (VS) en vervolgens naar Illinois (VS). Ze stierf in 1842, zodat Ira op dertienjarige leeftijd wees werd. President Hinckley zei verder:

‘Mijn grootvader [Ira Hinckley] liet zich in Nauvoo (Illinois) dopen en […] trok daarna met [de pioniers] de vlakten over. Tijdens die reis in 1850 ‘stierven [Ira’s] jonge vrouw en zijn [halfbroer] op dezelfde dag. Hij maakte ruwe doodskisten en begroef ze. Daarna nam hij hun baby in zijn armen en droeg haar naar [de Salt Lake Valley].

‘Op aanwijzing van Brigham Young bouwde hij Cove Fort, was hij de eerste president van de ring Fillmore (Utah, VS), en deed hij duizend-en-een andere dingen om dit werk te ondersteunen.

‘Toen dacht ik aan mijn vader. […] Hij presideerde de grootste ring in de kerk, die meer dan vijftienduizend leden telde.’

Vervolgens dacht president Hinckley ook aan zijn nageslacht. Hij zei:

‘Toen ik daar in de tempel over het leven van die drie mannen nadacht, keek ik naar mijn dochter en naar haar dochter, mijn kleinkind, en naar haar kinderen, mijn achterkleinkinderen. Ik besefte plots dat ik middenin deze zeven generaties stond: drie vóór mij en drie na mij.

‘Op die heilige plek kreeg ik het overweldigende gevoel dat er een plicht op mijn schouders rustte om alles wat ik als erfgoed van mijn voorouders had gekregen, aan de generaties na mij door te geven.’1

President Hinckley was niet alleen dankbaar voor de pioniers onder zijn eigen voorouders en voor de eerste pioniers van de kerk. Hij beklemtoonde regelmatig dat de leden van de kerk in deze tijd wereldwijd pioniers zijn. In 1997 zei hij tegen de heiligen in Guatemala: ‘Dit jaar staat in het teken van de 150-jarige herdenking van de aankomst van de mormoonse pioniers in de Salt Lake Valley. Ze legden in huifkarren en met handkarren een grote afstand af. Ze waren pioniers. Maar ook in deze tijd wordt er gepionierd. We hebben over de hele wereld pioniers en daartoe behoort u ook.’2 Tot de heiligen in Thailand heeft hij gezegd: ‘U bent pioniers omdat u het werk van de Heer in dit grote land bevordert.’3 Toen hij in 2002 Oekraïne bezocht, zei hij iets vergelijkbaars: ‘De kerk heeft in het begin pioniers gehad en u bent pioniers in deze tijd.’4

Als president Hinckley over de pioniers in de beginjaren van de kerk sprak, wilde hij het niet alleen over het verleden hebben. Hij keek naar de toekomst en hoopte dat het geloof en de offers van die heiligen ‘ons [zou] motiveren, want wij zijn allemaal pioniers, en vaak in onze eigen familie.’5

pioniers verlaten Nauvoo

‘De kracht die onze voorgangers in het evangelie voortstuwde, was de kracht van hun geloof in God.

Leringen van Gordon B. Hinckley

1

De eerste mormoonse pioniers brachten hun geloof in praktijk met hun visie, ijver en vertrouwen in de macht van God die in hun werkte.

Het was dankzij hun geloof dat een kleine groep bekeerlingen [in het oosten van de Verenigde Staten] van New York naar Ohio en van Ohio naar Missouri en van Missouri naar Illinois verhuisde op zoek naar vrede en de vrijheid om God volgens de stem van hun geweten te aanbidden.

Door hun geloof zagen ze een prachtige stad [Nauvoo] toen ze door het moeras van Commerce (Illinois) trokken. Met de overtuiging dat geloof zonder werken dood is, legden ze het moeras droog, ontwierpen een stad, bouwden degelijke huizen, kerken en scholen, en als bekroning een prachtige tempel, het mooiste gebouw in Illinois.

[Kort daarop] kwam er vervolging door godslasterlijke, moordzuchtige bendes. Hun profeet werd vermoord. Hun dromen werden verbrijzeld. En weer was het hun geloof dat hen in staat stelde om moed te verzamelen en zich voor te bereiden op de volgende uittocht.

Met tranen in de ogen en een droef hart verlieten ze hun comfortabele huizen en hun werkplaatsen. Ze keken om naar hun heilige tempel en richtten hun blik vervolgens in geloof op het Westen, op het onbekende, en hoewel winterse sneeuwvlokken op hen neerdwarrelden, staken ze in februari 1846 de Mississippi over en baanden zich een weg door de modder op de vlakte van Iowa (VS).

Dankzij hun geloof vestigden ze Winter Quarters op de oever van de Missouri. Honderden stierven aan de pest, dysenterie en difterie. Maar de overlevenden werden door hun geloof geschraagd. Ze begroeven hun dierbaren aan de oever van de rivier en in het voorjaar van 1847 trokken ze […] naar de bergen in het westen.

Door geloof keek Brigham Young over de hete, dorre Salt Lake Valley uit en verklaarde: ‘Hier is het.’ En weer door geloof prikte hij vier dagen later zijn wandelstok in de grond […] en zei: ‘Hier komt de tempel van onze God.’ De prachtige, heilige [Salt Laketempel] is een bewijs van geloof, niet alleen het geloof van wie hem bouwden, maar ook het geloof van wie er voor het grote onbaatzuchtige liefdewerk gebruik van maken.

De apostel Paulus heeft aan de Hebreeën geschreven: ‘Het geloof nu is een vaste grond van de dingen die men hoopt, en een bewijs van de zaken die men niet ziet.’ (Hebreeën 11:1.) Al die dingen die tot stand zijn gebracht, waren ooit slechts ‘dingen die men hoopt, en een bewijs van de zaken die men niet ziet.’ Maar met visie, ijver en vertrouwen in de macht van God die in hun werkte, brachten ze hun geloof in praktijk.6

De kracht die onze voorgangers in het evangelie voortstuwde, was de kracht van hun geloof in God. Diezelfde kracht maakte de uittocht uit Egypte, de doortocht door de Rode Zee, de lange tocht door de wildernis, en de vestiging van Israël in het beloofde land mogelijk. […]

We hebben dat sterk brandende geloof in de levende God en zijn levende, herrezen Zoon heel hard nodig, want dat was het grote geloof dat onze voorgangers in het evangelie dreef.

Hun visie overtrof alle andere overwegingen en deed ze te niet. Toen ze in de Salt Lake Valley aankwamen, waren ze 1600 kilometer, 1600 vermoeiende kilometers, van de dichtstbijzijnde nederzetting in het oosten en bijna 1300 kilometer van die in het westen verwijderd. Een persoonlijke erkenning van God, hun eeuwige Vader, naar wie ze in geloof konden opkijken, lag aan de basis van hun kracht. Ze geloofden in die grote Schriftuurlijke opdracht: ‘Vertrouw op God en leef.’ (Alma 37:47.) Met geloof probeerden ze zijn wil te doen. Met geloof lazen en aanvaardden ze goddelijke leringen. Met geloof werkten ze tot ze erbij neervielen, altijd met de overtuiging dat ze rekenschap aan Hem, hun Vader en God, moesten afleggen.7

We hebben een heerlijke geschiedenis. Ze is van heldhaftigheid, principiële standvastigheid en onverflauwde loyaliteit doortrokken. Ze is het product van geloof. Er ligt een mooie toekomst in het verschiet. Die begint vandaag. We kunnen niet stoppen. We kunnen niet vertragen. We kunnen onze snelheid niet minderen noch onze stappen verkleinen.8

2

De pioniers in de beginjaren van de kerk blikten met een grootse droom van Zion naar de toekomst.

Het is gepast dat we even stilstaan en eer betuigen aan de mensen die het fundament van dit grote werk gelegd hebben. […] Hun grote doel was Zion [zie LV 97:21; Mozes 7:18]. Ze zongen erover. Ze droomden erover. Zion was hun grote hoop. We moeten hun heroïsche reis voor eeuwig als een onvergelijkbare onderneming eren. De volksverhuizing van tienduizenden naar [het] Westen was vol van allerlei gevaar, en elk huifkarren- en handkarrenkonvooi kreeg met de dood te maken.

Ik heb veel respect voor Brigham Young. Hij had de Salt Lake Valley lang voordat hij die met zijn ogen zag in een visioen gezien. Anders zou hij er volgens mij nooit gestopt zijn. Er waren groenere velden in Californië en Oregon. De bodem was elders vruchtbaarder. Andere plekken hadden grote bossen, veel meer water en een meer gematigd en aangenaam klimaat.

Er waren inderdaad bergstroompjes, maar die waren vrij klein. De bodem was nog onbeproefd. Geen enkele ploeg had ooit het verharde oppervlak opgebroken. Ik bewonder het feit dat president Young een groot gezelschap […] naar een plek leidde waar men nog nooit gezaaid en geoogst had. […]

Die pioniers waren door de reis uitgeput. Ze hadden er 111 dagen over gedaan om van Winter Quarters naar de Salt Lake Valley te reizen. Ze waren moe. Hun kleding was versleten. Hun dieren waren afgemat. Het weer was warm en droog — de typische hitte in juli. Maar daar stonden ze: ze richtten hun oog op de toekomst en droomden een millenniaanse droom, een grootse droom over Zion.9

Ik bevond mij onlangs in de haven van het Engelse Liverpool. Er was die vrijdagochtend bijna geen bedrijvigheid. Maar ooit was het een echte bijenkorf. In de 19e eeuw liepen tienduizenden mensen op diezelfde straatstenen. Het waren bekeerlingen van de kerk uit Groot-Brittannië en andere Europese landen. Ze hadden een getuigenis op de lippen en geloof in het hart. Was het moeilijk voor ze om hun thuis achter te laten en naar een onbekende nieuwe wereld te gaan? Natuurlijk. Maar ze deden het met optimisme en enthousiasme. Ze gingen aan boord van zeilschepen. Ze wisten dat de overtocht gevaarlijk was. Ze ontdekten al gauw dat de overtocht grotendeels ellendig was. Ze verbleven wekenlang in overvolle hutten. Ze doorstonden stormen en ziekte. Velen stierven onderweg en kregen een zeemansgraf. Het was een zware en afschrikwekkende reis. Ze hadden inderdaad twijfels. Maar hun geloof overtrof die twijfels. Hun optimisme overtrof hun angst. Ze droomden van Zion en wilden die droom in vervulling zien gaan.10

3

De reddingsactie van de handkarrenkonvooien van Willie en Martin raakt de kern van het evangelie van Jezus Christus.

Ik neem u in gedachten mee terug naar […] oktober 1856. Op zaterdag [4 oktober] kwamen Franklin D. Richards en een handvol metgezellen in de [Salt Lake Valley] aan. Zij waren met sterke trekdieren en lichte wagens uit Winter Quarters gekomen en hadden de afstand in betrekkelijk korte tijd afgelegd. Broeder Richards zocht meteen president Young op. Hij rapporteerde dat er honderden mannen, vrouwen en kinderen op de lange route naar [de Salt Lake Valley] verspreid waren. De meesten trokken een handkar. […] Vóór hen lag een route die helemaal tot aan de continentale waterscheiding heuvelopwaarts ging, met daarna nog heel veel kilometers voor de boeg. Zij verkeerden in grote nood. […] Ze zouden allemaal omkomen als ze niet gauw gered werden.

Ik denk dat president Young die nacht niet geslapen heeft. Ik denk dat er beelden van die noodlijdende […] mensen door zijn hoofd spookten.

De volgende ochtend […] zei hij tegen de mensen:

‘Ik zal de aanwezigen nu het onderwerp mededelen waarover de ouderlingen mogen spreken. […] De situatie is als volgt: […] velen van onze broeders en zusters bevinden zich op de vlakten met handkarren, en velen bevinden zich nu waarschijnlijk ruim duizend kilometer hier vandaan. Zij moeten hierheen gebracht worden, we moeten hen helpen. Het onderwerp voor vandaag is “hen hierheen halen”.

‘Dat is mijn geloofsovertuiging; dat is wat de Heilige Geest, die ik heb, mij ingeeft. Namelijk om de mensen te redden.

‘Ik doe vandaag een beroep op de bisschoppen. Ik wacht niet tot morgen, of tot overmorgen, maar wil nu zestig goede spannen muildieren en twaalf tot vijftien wagens. Ik wil geen ossen sturen. Ik wil goede paarden en muildieren. Ze zijn er wel in dit gebied en we moeten ze hebben. Verder twaalf ton meel en veertig goede voerlieden, buiten de menners.

‘Ik zal u zeggen dat al uw geloof, godsdienst en het belijden van uw religie nooit uw ziel in het celestiale koninkrijk van God zullen brengen als u niet precies de beginselen uitvoert die ik u nu leer. Ga heen en haal die mensen van de vlakten.’ (In LeRoy R. Hafen en Ann W. Hafen, Handcarts to Zion [1960], 120–121.)

Die middag werden er door de vrouwen grote hoeveelheden voedsel, beddengoed en kleding ingezameld.

De volgende ochtend werden er paarden van hoefijzers voorzien; er werden wagens gerepareerd en geladen.

De daaropvolgende ochtend, op dinsdag, vertrokken zestien muildierspannen oostwaarts. Tegen het einde van oktober waren er 250 spannen op weg om hulp te bieden.11

Toen de redders de uitgeputte heiligen bereikten, was het alsof ze engelen uit de hemel waren. Mensen huilden tranen van dankbaarheid. Het volk van de handkarren werd op de wagens gezet, zodat het sneller in de vallei zou komen.

Tweehonderd mensen vonden de dood, duizend werden er gered.12

redding handkarrenkonvooi

‘Toen de redders de uitgeputte heiligen bereikten, was het alsof ze engelen uit de hemel waren.’

De verhalen van [die] getroffen heiligen en van hun lijden en dood zullen steeds verteld worden. […] De verhalen van hun redding moeten ook steeds herhaald worden. Zij raken de kern van het evangelie van Jezus Christus.

[…] Ik ben dankbaar dat wij geen gestrande broeders en zusters in de sneeuw hebben die bevriezen en sterven in hun pogingen om […] hun Zion in de bergen te bereiken. Maar er zijn wel mensen, en niet weinig, die in wanhopige omstandigheden verkeren en om hulp roepen.

Over de hele wereld zijn er zoveel mensen die honger lijden, volkomen berooid zijn en hulp nodig hebben. Ik ben dankbaar dat ik kan zeggen dat we vele andersgelovigen helpen die in nood verkeren en die we met onze middelen kunnen helpen. Maar we hoeven niet eens ver weg te gaan. Ook sommige van onze eigen mensen roepen in verdriet, lijden, eenzaamheid en angst om hulp. Wij hebben een grote, heilige taak om ze de hand te reiken en ze te helpen, op te bouwen, te voeden als ze honger hebben en hun geest te voeden als ze hongeren naar waarheid en rechtschapenheid.

Er zijn zo veel jonge mensen die doelloos ronddolen op het tragische pad van drugs, bendes, onzedelijkheid en alle ellende die daarmee gepaard gaat. Er zijn weduwen die verlangen naar een vriendelijke stem en naar wat liefdevolle zorg. Er zijn mensen die eens een brandend geloof hadden dat nu gedoofd is. Velen van hen willen terugkomen, maar weten niet precies hoe. Ze hebben een vriendelijke, uitgestoken hand nodig. Met wat moeite kunnen velen van hen naar de feesttafel van de Heer worden teruggebracht.

Broeders en zusters, ik hoop en bid dat ieder van ons […] zich vast zal voornemen om mensen op te zoeken die hulp nodig hebben, die zich in wanhopige en moeilijke omstandigheden bevinden, en hen met een geest van liefde in de schoot van de kerk terug te brengen, waar sterke handen en liefdevolle harten hen verwarmen, troosten, steunen, en hen op het pad naar een gelukkig en productief leven zetten.13

4

We zijn allemaal pioniers.

Het is goed om een blik op het verleden te werpen, zodat we het heden meer waarderen en de toekomst in het juiste perspectief zien. Het is goed om naar de deugden van onze voorgangers te kijken, zodat we sterker in onze schoenen staan voor wat ons nog te wachten staat. Het is goed om na te denken over de inzet van hen die zo hard gewerkt hebben en in deze wereld zo weinig hadden, maar wier dromen en vroegtijdige plannen, die ze zo goed uitvoerden, een grote oogst hebben opgeleverd waar wij baat bij hebben. Hun geweldige voorbeeld kan ons motiveren, want wij zijn allemaal pioniers, en vaak in onze eigen familie. Velen van ons verrichten dagelijks pionierswerk door in afgelegen gebieden het fundament van het evangelie te leggen.14

We verrichten nog steeds pionierswerk. We zijn daar sinds de tijd […] dat ons volk Nauvoo verliet en […] uiteindelijk de Salt Lake Valley bereikte, nooit mee opgehouden. Het was een avontuur. Maar hun doel was een plek te vinden waar ze zich konden vestigen en God volgens de stem van hun geweten konden aanbidden. […]

We proberen vandaag de dag wereldwijd nog steeds plekken te bereiken die [ooit] onbereikbaar leken. […] Ik heb met mijn eigen ogen de groei van de kerk in de Filipijnen aanschouwd. Ik had in 1961 het voorrecht om het zendingswerk daar op te starten. In mei 1961 hielden we er een bijeenkomst waarbij één Filipijns lid van de kerk aanwezig was. [In 1996] waren we in Manilla en hadden we in het grote Araneta Coliseum een publiek […] van ongeveer 35.000 man. […] Dat is voor mij een wonder in vergelijking met de tijd toen we het werk in dat geweldige land opstartten. [Zie pp. 29–30 voor meer informatie over die ervaring.]

We willen de hele wereld bereiken en dat vergt pionierswerk. Onze zendelingen leven in sommige van die gebieden niet in ideale omstandigheden, maar ze gaan voorwaarts en doen het werk, en het werpt vruchten af. Al gauw hebben we er een handjevol leden, vervolgens honderd leden, daarna vijfhonderd leden en dan duizend leden.15

Het is nog steeds een tijd van pionieren in de kerk; het is niet opgehouden na de huifkarren en handkarren. […] Er zijn pioniers onder de zendelingen die in het evangelie onderrichten en onder de bekeerlingen die zich bij de kerk voegen. Het is meestal moeilijk voor ieder van hen. Het vergt altijd opoffering. Ze kunnen zelfs vervolging te verduren krijgen. Maar dat zijn de kosten die bereidwillig gedragen worden; en de prijs die betaald wordt, is net zo reëel als de prijs die de mensen betaald hebben die meer dan een eeuw geleden tijdens de grote pioniersperiode de vlakten overgetrokken zijn.16

Of u nu pioniers onder uw voorouders hebt of pas gisteren lid van de kerk werd, u maakt deel uit van dit grote werk waarvan die mensen droomden. Zij hebben iets enorms ondernomen. Wij hebben nog steeds een grote taak. Zij hebben het fundament gelegd. Het is aan ons om erop voort te bouwen.

Zij hebben het pad aangegeven en zijn ons voorgegaan. Het is onze plicht dat pad te vergroten, verbreden en versterken tot het heel de aarde bedekt. […] Geloof was in die moeilijke dagen het leidende beginsel. Geloof is het leidende beginsel dat we ook nu moeten volgen.17

president Hinckley met Afrikaanse vrouwen, kinderen

‘Of u nu pioniers onder uw voorouders hebt of pas gisteren lid van de kerk werd, u maakt deel uit van dit grote werk.’

5

We eren de offers en het erfgoed van de pioniers door hun voorbeeld te volgen en op hun fundament voort te bouwen.

Wat is het fantastisch om een mooi erfgoed te hebben, broeders en zusters. Wat is het goed om te weten dat we voorgangers hebben die het pad hebben aangegeven en in de grote eeuwige beginselen hebben onderwezen die ons leven en dat van onze nakomelingen moeten leiden. Wij kunnen hun voorbeeld volgen. De pioniers hadden een groot geloof, enorme loyaliteit, onvoorstelbare ijver en rotsvaste, onbuigzame integriteit.18

Wij zijn nu de begunstigden van de grote inspanningen van [de pioniers]. Ik hoop dat we dankbaar zijn. Ik hoop dat we in ons hart grote dankbaarheid koesteren voor al wat ze voor ons gedaan hebben.

[…] Van hen werd veel verwacht, van ons evenzo. En wat ze hebben gedaan, hebben ze gedaan met wat ze hadden. Wij hebben zoveel meer. We hebben dan ook de overweldigende uitdaging om aan het werk te gaan en het koninkrijk van God op te bouwen. Er is heel veel werk te doen. Het is onze goddelijke taak om het evangelie naar elke natie, elk geslacht, elke taal en elk volk te brengen. We hebben de opdracht om in de naam van de Heer Jezus Christus te onderwijzen en te dopen. De herrezen Heiland heeft gezegd: ‘Ga heen in heel de wereld, predik het Evangelie aan alle schepselen’ [Markus 16:15]. […]

Onze voorvaders hebben een stevig en geweldig fundament gelegd. Het is nu aan ons om daar een superbouwwerk op te zetten, dat goed ineensluit, met Christus als de hoeksteen.19

U bent de vrucht van al de planning en al het werk van [de pioniers]. […] Wat waren zij geweldige mensen. Er is in de hele geschiedenis niets wat met hun inspanningen te vergelijken is. […] Moge God de herinnering aan hen voor ons welzijn zegenen. Als ons pad moeilijk lijkt, als we ontmoedigd zijn en denken dat er geen hoop meer is, kunnen we aan hen denken en inzien dat hun omstandigheden veel erger waren. Als we ons zorgen maken over de toekomst, kunnen we aan hen en aan hun grote voorbeeld van geloof denken. […]

Met zo’n geweldig erfgoed moeten we wel voorwaarts gaan. We mogen het nooit opgeven. We moeten ons hoofd opheffen. We moeten integer zijn. We moeten het goede doen en de gevolgen afwachten. (Zie ‘Do What Is Right’, Hymns, 1985, nr. 237.)20

Suggesties voor studie en onderwijs

Vragen

  • Waarom was geloof van essentieel belang voor de pioniers die zich in de Salt Lake Valley wilden vestigen? (Zie onderdeel 1.) Hoe brachten ze hun geloof in de praktijk? Hoe kunnen wij ons geloof in de praktijk brengen om de ‘mooie toekomst in het verschiet’ te verwezenlijken?

  • President Hinckley heeft gezegd dat de eerste pioniers hun oog op de toekomst richtten en dat Zion hun ‘edele doel’, ‘grote hoop’ en ‘droom’ was (onderdeel 2). Waarom was dat zo’n krachtige motivatie voor hen? Welke vergelijkbare hoop motiveert ons vandaag?

  • Wat spreekt u aan in president Hinckleys verhaal over de redding van de handkarrenkonvooien van Willie en Martin? (Zie onderdeel 3.) Hoe geeft Brigham Youngs oproep tot redding blijk van zijn profetische inspiratie? Wat kunnen we leren van de mensen die aan de oproep gehoor gaven? Wat kunnen wij in deze tijd doen om mensen in nood te redden en op te bouwen?

  • Hoe helpt het verleden u om ‘het heden meer [te] waarderen en de toekomst in het juiste perspectief [te] zien’? (Zie onderdeel 4.) In welke opzichten zijn we allemaal pioniers?

  • Waarom doen we er goed aan de eerste pioniers te eren? (Zie onderdeel 5.) In welk opzicht zijn het geloof en de offers van die pioniers alle leden van de kerk tot zegen? Hoe kan het voorbeeld van de eerste pioniers ons sterken als we met moeilijkheden te maken krijgen?

Relevante Schriftteksten

Mattheüs 25:40; Ether 12:6–9; LV 64:33–34; 81:5; 97:8–9; 98:1–3

Onderwijstip

‘Zinvolle besprekingen zijn een belangrijk onderdeel van evangelieonderwijs. […] Door goed geleide besprekingen kunnen de interesse en aandacht van de leerlingen toenemen. Iedereen kan worden aangemoedigd om actief aan het leerproces deel te nemen. […] Stel vragen die doordachte antwoorden aanmoedigen en waardoor de leerlingen over het evangelie zullen nadenken.’ (Onderwijzen — geen grotere roeping [1999], 63.)

Noten

  1. ‘Keep the Chain Unbroken’, (devotional aan de Brigham Young University, 30 november 1999), 2, speeches.byu.edu.

  2. Toespraak gehouden tijdens de regionale conferentie Guatemala-Stad-Noord en -Zuid, 26 januari 1997, 2; Bibliotheek voor kerkgeschiedenis, Salt Lake City.

  3. Toespraak gehouden tijdens een bijeenkomst met leden in Bangkok (Thailand), 13 juni 2000, 2; Bibliotheek voor kerkgeschiedenis, Salt Lake City.

  4. Discourses of President Gordon B. Hinckley, Volume 2: 2000–2004 (2005), 360–361.

  5. ‘The Faith of the Pioneers’, Ensign, juli 1984, 3.

  6. ‘God Grant Us Faith’, Ensign, november 1983, 52–53.

  7. ‘The Faith of the Pioneers’, 5–6.

  8. ‘God Grant Us Faith’, 53.

  9. ‘These Noble Pioneers’, (devotional aan de Brigham Young University, 2 februari 1997), 1–2, speeches.byu.edu.

  10. ‘Stay the Course—Keep the Faith’, Ensign, november 1995, 72.

  11. ‘Reach with a Rescuing Hand’, Ensign, november 1996, 85–86.

  12. ‘Het geloof dat bergen verzet’, Liahona, november 2006, 84.

  13. ‘Reach with a Rescuing Hand’, 86.

  14. ‘The Faith of the Pioneers’, 3.

  15. In Sheri L. Dew, Go Forward with Faith: The Biography of Gordon B. Hinckley (1996), 592.

  16. In Gerry Avant, ‘Present-Day Pioneers: Many Are Still Blazing Gospel Trails’, Church News, 24 juli 1993, 6.

  17. ‘These Noble Pioneers’, 2, 4.

  18. ‘These Noble Pioneers’, 2.

  19. ‘True to the Faith’, Ensign, mei 1997, 66–67.

  20. ‘These Noble Pioneers’, 2, 6.