Alleen volgens de beginselen der gerechtigheid
Verstandige ouders bereiden hun kinderen erop voor om het zonder hen te kunnen redden. Ze voorzien in gelegenheden tot groei terwijl de kinderen de geestelijke rijpheid verwerven om hun keuzevrijheid goed te gebruiken.
Toen we ongeveer een maand getrouwd waren, maakten mijn vrouw en ik een lange autorit. Zij reed en ik probeerde me te ontspannen. Ik zeg probeerde want de snelweg waarover we reden stond bekend om zijn snelheidscontroles en mijn vrouw had in die tijd last van een zware rechtervoet. Ik zei: ‘Je rijdt te hard. Ga eens wat langzamer.’
Nou, dacht mijn kersverse bruid, ik rij al bijna tien jaar en behalve mijn rijinstructeur heeft nog nooit iemand me gezegd hoe ik moet rijden. Dus antwoordde ze: ‘Wat geeft jou het recht om mij te zeggen hoe ik moet rijden?’
Dat had ik eerlijk gezegd helemaal niet verwacht. Ik probeerde dus zo goed mogelijk mijn nieuw verworven verantwoordelijkheid van gehuwde man te laten gelden. Dus zei ik: ‘Ik weet het niet — omdat ik je man ben en het priesterschap draag.’
Broeders, een snelle tip: mocht u ooit in zo’n situatie terechtkomen, dan is dat niet de juiste reactie. Ik ben blij dat ik u kan vertellen dat het de enige keer was dat ik die fout maakte.
In de Leer en Verbonden staat dat het recht tot het gebruik van het priesterschap thuis of ergens anders rechtstreeks verband houdt met rechtschapenheid: ‘De machten des hemels kunnen niet beheerst noch aangewend worden, dan alleen volgens de beginselen der gerechtigheid.’1 Verder staat er dat we die macht verliezen als we zeggenschap of heerschappij of dwang op de ziel [van anderen] uitoefenen, in enige mate van onrechtvaardigheid.’2
Die tekst betekent dat we moeten leiden volgens ‘beginselen der gerechtigheid’. Dergelijke beginselen zijn zowel op leiders van de kerk van toepassing als op alle vaders en moeders thuis.3 We verliezen ons recht op de Geest van de Heer en op elke bevoegdheid die we van God hebben ontvangen, als we op een onrechtvaardige manier heerschappij over iemand anders uitoefenen.4 We denken misschien dat dergelijke methoden voor het welzijn van die persoon zijn. Maar altijd als we iemand tot rechtschapenheid dwingen die zijn of haar eigen morele keuzevrijheid kan en zou moeten gebruiken, handelen we onrechtvaardig. Als er voor iemand duidelijke grenzen moeten worden gesteld, moeten we die grenzen altijd met veel liefde en geduld hanteren en wel zo dat er eeuwige beginselen worden geleerd.
We kunnen anderen niet eenmaal niet dwingen om het juiste te doen. De Schriften maken duidelijk dat God geen dwang gebruikt. Dwang leidt tot wrevel. Dwang roept wantrouwen op en geeft mensen het gevoel dat ze onbekwaam zijn. Kansen om te leren gaan verloren als degenen die controle uitoefenen hoogmoedig aannemen dat zij alle goede antwoorden hebben. In de Schriften staat dat ‘het de aard en neiging is van bijna alle mensen’ om dergelijke ‘onrechtvaardige heerschappij’5 uit te oefenen, dus we moeten ons ervan bewust zijn dat we gemakkelijk in die val kunnen lopen. Vrouwen oefenen soms ook onrechtvaardige heerschappij uit, al betreft het probleem in de Schriften vooral mannen.
Onrechtvaardige heerschappij gaat vaak gepaard met voortdurende kritiek en het weerhouden van goedkeuring of liefde. De ander heeft het gevoel dat hij het nooit goed doet bij dergelijke leiders of ouders en altijd in gebreke blijft. Wijze ouders moeten afwegen of hun kinderen klaar zijn om hun eigen keuzes te maken in een bepaald aspect van hun leven. Ouders die alle macht tot besluitvorming naar zich toe trekken en dat als hun ‘recht’ beschouwen, beperken de groei en ontwikkeling van hun kinderen ernstig.
Onze kinderen zijn slechts gedurende een beperkte tijd in ons huis. Als we hun de teugels van hun morele keuzevrijheid pas in handen geven als ze het huis verlaten, hebben we te lang gewacht. Zij ontwikkelen niet opeens het vermogen om verstandige beslissingen te nemen als ze thuis nooit de vrijheid hebben gehad om belangrijke beslissingen te nemen. Dergelijke kinderen komen vaak ofwel in opstand tegen die dwang ofwel zijn ze gehandicapt in hun vermogen om zelfstandig beslissingen te nemen.
Verstandige ouders bereiden hun kinderen erop voor om het zonder hen te kunnen redden. Ze voorzien in gelegenheden tot groei terwijl de kinderen de geestelijke rijpheid verwerven om hun keuzevrijheid goed te gebruiken. En dat betekent inderdaad dat kinderen soms fouten maken en ervan leren.
In ons gezin ontstond er op een gegeven ogenblik een situatie die ons een uitstekende kans bood om onze kinderen te leren hoe ze de juiste keuzes konden maken. Onze dochter blonk in haar kinderjaren uit in voetbal. In een bepaald jaar haalde haar elftal zelfs de finale, en geloof het of niet, die finale zou op zondag worden gespeeld. Als jonge tiener had Mary jarenlang geleerd dat de sabbat voor rust en geestelijke vernieuwing bestemd was, niet voor recreatie. Maar ze werd onder druk gezet door haar coaches en ploeggenoten, en ze wilde haar ploeg niet in de steek laten.
Ze vroeg ons wat ze moest doen. Mijn vrouw en ik hadden die beslissing makkelijk voor haar kunnen maken. Maar na gebedsvolle afweging besloten we dat onze dochter in dit geval klaar was om geestelijk verantwoordelijk te zijn voor haar eigen beslissing. We lazen enkele verzen in de Schriften met haar en moedigden Mary aan om erover te bidden en denken.
Na een paar dagen maakte ze haar beslissing bekend. Ze zou op zondag aan de wedstrijd meedoen. Wat moesten we doen? Nadat we er nog wat over gepraat hadden en door de Geest gerustgesteld waren, deden we wat we beloofd hadden en stonden haar toe om te spelen. Toen de wedstrijd afgelopen was, liep Mary langzaam naar haar moeder. ‘O, mam,’ zei ze, ‘dat was een afschuwelijk gevoel. Zo wil ik me nooit meer voelen. Ik speel nooit meer een wedstrijd op de sabbatdag.’ En dat deed ze ook niet.
Het beginsel van de sabbat heiligen was nu een deel van Mary geworden. Als we haar gedwongen hadden om niet te spelen, hadden we haar een waardevolle, krachtige leerervaring met de Geest onthouden.
U ziet dat we, als we kinderen hun keuzevrijheid goed helpen gebruiken, ze moeten leren hoe ze kunnen bidden en antwoord op hun gebed ontvangen. Ook is onderwijs in de waarde en het doel van gehoorzaamheid noodzakelijk, evenals in andere essentiële beginselen van het evangelie.6
Wij hebben besloten dat bij het grootbrengen van onze kinderen ons belangrijkste doel was om onze kinderen een eigen band met de hemel te laten krijgen. We wisten dat ze uiteindelijk op de Heer moesten vertrouwen en niet op ons. Brigham Young heeft gezegd: ‘Als ik onderscheid moest maken tussen alle taken die de mensenkinderen hebben, (…) dan zou ik de taak om de Here God te zoeken bovenaan zetten, tot wij het communicatiekanaal van de hemel naar de aarde openstellen — van God naar onze ziel.’7
Mary had in andere, eerdere omstandigheden al antwoord op haar gebeden gekregen en we vertrouwden er dus op dat onze dochter dit deel van de communicatie met de hemel aan het ontwikkelen was. Aldus leerde ze iets positiefs uit haar ervaring en was zij toegerust om in de toekomst betere keuzes te maken. Zonder die verbinding met de Geest kunnen zowel kinderen als ouders allerlei slechte beslissingen goedpraten onder het mom van de uitoefening van hun keuzevrijheid. De belofte in de Schriften luidt dat ‘zij die wijs zijn (…) en de Heilige Geest tot hun gids hebben genomen (…) niet misleid [worden].’8
Een andere tragische bijwerking van onrechtvaardige heerschappij kan een verlies van het vertrouwen in Gods liefde zijn. Ik ken mensen die te maken hadden met dwingende, overheersende leiders of ouders, en zij vonden het echt moeilijk om de liefde van onze hemelse Vader te voelen die hen zou steunen en stimuleren op het pad van rechtschapenheid.
Willen we de mensen over wie wij als rentmeester gesteld zijn helpen om die belangrijke band met de hemel te krijgen, dan moeten we een ouder en leider zijn zoals die in Leer en Verbonden 121 wordt beschreven. We moeten ‘alleen [met] overreding, lankmoedigheid, mildheid en zachtmoedigheid, en [met] ongeveinsde liefde’ handelen.9 President Henry B. Eyring heeft gezegd: ‘Van alle hulp die we deze jonge mensen kunnen geven, is de belangrijkste toch wel dat we ze ons vertrouwen laten merken dat ze op het pad terug naar God zijn en dat ze het kunnen halen.’10
Nu we nadenken over de beginselen die ons in de kerk en thuis zouden moeten leiden, wil ik eindigen met een voorbeeld uit de biografie van president Thomas S. Monson. Ann Dibb, dochter van president en zuster Monson, zegt dat haar vader bij haar binnenkomst in het huis waarin ze is opgegroeid nog steeds zegt: ‘Hé, kijk nou eens! Wie hebben we daar? Wat fijn dat je er bent! En wat ben je mooi!’ Ze vervolgt: ‘Mijn ouders geven me altijd een compliment, ongeacht hoe ik eruit zie of wat ik doe (…). Als ik mijn ouders bezoek, weet ik dat ik ze me lief hebben, dat ik complimenten krijg, dat ik me welkom voel, dat ik thuis ben.’11
Broeders en zusters, dat is de methode van de Heer. Zelfs als u in het verleden slecht behandeld bent, weet ik dat de Heer wil dat u tot Hem komt.12 Hij heeft iedereen lief. Hij heet iedereen welkom. In de naam van Jezus Christus. Amen.