2010–2019
De wedloop van het leven
April 2012


19:44

De wedloop van het leven

Waar komen we vandaan? Waarom zijn we hier? Waar gaan we heen na dit leven? Deze universele vragen hoeven niet meer onbeantwoord te blijven.

Mijn geliefde broeders en zusters, ik wil vanmorgen tot u spreken over eeuwige waarheden: de waarheden die ons leven verrijken en ervoor zorgen dat wij veilig ons hemels thuis bereiken.

Overal hebben mensen haast. Straalvliegtuigen snellen met hun kostbare menselijke lading over grote continenten en uitgestrekte oceanen zodat men zakenvergaderingen bij kan wonen, aan verplichtingen voldoen, vakanties houden of familieleden bezoeken. Over wegen overal — snelwegen en andere wegen — haasten miljoenen auto’s met miljoenen passagiers zich met allerlei redenen voort in een schijnbaar eindeloze stroom om de zaken van alledag te regelen.

Staan we in dit drukke leven wel eens stil om te mediteren en onze gedachten aan tijdloze waarheden te wijden?

Vergeleken met eeuwige waarheden zijn de meeste vragen en zorgen in het dagelijks leven eigenlijk nogal onbeduidend. Wat eten we vanavond? In welke kleur schilderen we de woonkamer? Geven we Jantje op voor voetbal? Die vragen, en talloze soortgelijke kwesties, zijn ineens niet meer belangrijk als er een noodsituatie ontstaat, als er een dierbare gekwetst of gewond is, als in een huis met gezonde mensen ziekte haar intrede doet, als de levenskaars dooft en het duister dreigend opdoemt. Onze gedachten worden helderder en we kunnen makkelijk vaststellen wat werkelijk belangrijk is en wat slechts onbeduidend is.

Ik bezocht onlangs een vrouw die al meer dan twee jaar worstelt met een levensbedreigende ziekte. Ze zei dat ze haar dagen vóór haar ziekte doorbracht met bezigheden zoals het huis perfect schoonmaken en het vullen met prachtige meubels. Ze ging twee keer per week naar de kapper en gaf elke maand geld uit aan het uitbreiden van haar garderobe. Ze nodigde niet al te vaak haar kleinkinderen uit omdat ze bang was dat die haar bezittingen, die ze als kostbaar beschouwde, zouden breken of beschadigen met hun onvoorzichtige handjes.

En toen kreeg ze het schokkende nieuws dat haar sterfelijk leven gevaar liep en dat ze misschien nog maar weinig tijd had in dit leven. Ze zei dat ze op het moment dat ze van de dokter de diagnose hoorde meteen wist dat ze de resterende tijd met haar familie en vrienden zou doorbrengen, en met het evangelie als middelpunt van haar leven, want die dingen waren haar het dierbaarst.

Wij hebben allemaal wel eens zulke heldere momenten, ook al is het misschien niet altijd door dergelijke dramatische omstandigheden. We zien helder in wat er belangrijk is in ons leven en hoe onze levenswijze moet zijn.

De Heiland heeft gezegd:

‘Verzamelt u geen schatten op aarde, waar mot en roest ze ontoonbaar maakt en waar dieven inbreken en stelen;

‘maar verzamelt u schatten in de hemel, waar noch mot noch roest ze ontoonbaar maakt en waar geen dieven inbreken of stelen.

‘want waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn’1

Op de momenten van onze diepste beschouwingen of grootste nood reikt de mensenziel naar de hemel, op zoek naar een goddelijk antwoord op de grootste levensvragen: Waar komen we vandaan? Waarom zijn we hier? Waar gaan we heen na dit leven?

We vinden de antwoorden op die vragen niet in studieboeken of op het internet. Deze vragen slaan op meer dan alleen het sterfelijk leven. Zij houden verband met de eeuwigheid.

Waar komen we vandaan? Die vraag wordt onvermijdelijk, al dan niet hardop, gesteld door ieder mens.

De apostel Paulus heeft de inwoners van Athene op de Areopagus gezegd dat wij ‘van Gods geslacht zijn’.2 Daar wij weten dat ons stoffelijke lichaam uit onze aardse ouders voortkomt, moeten we de betekenis van Paulus’ uitspraak verder onderzoeken. De Heer heeft verklaard: ‘De geest en het lichaam zijn de ziel van de mens.’3 Het is dus de geest die van God afstamt. De auteur van de brief aan de Hebreeën noemt Hem ‘de Vader der geesten’.4 De geesten van alle mensen zijn letterlijk voor ‘God gewonnen zonen en dochters’.5

Wij merken op dat geïnspireerde dichters voor onze overweging van dit onderwerp ontroerende boodschappen en voortreffelijke gedachten hebben opgeschreven. William Wordsworth schreef deze waarheid:

Geboren worden is slechts vergeten en slapen:

De ziel die met ons verrijst, onze levensster,

Werd elders geschapen,

En komt van ver.

Niet in volslagen vergetelheid,

En niet in volkomen naaktheid,

Maar in wolken van heerlijkheid,

komen wij van God — ons thuis.

De hemel omringt ons in onze kindsheid!6

Ouders overwegen hun plicht om hun kinderen te onderrichten, inspireren, leiden en een voorbeeld voor ze te zijn. En terwijl de ouders dit overwegen, stellen kinderenen met name jongerende doordringende vraag: ‘Waarom zijn we hier?’ Doorgaans stellen we die vraag in gedachten aan onze ziel en verwoorden we ze als ‘Waarom ben ik hier?’

Wat ben ik dankbaar dat een wijze Schepper een aarde heeft geschapen en ons hier heeft geplaatst met een sluier van vergetelheid over ons vorige bestaan zodat we een proefperiode mochten doormaken, een kans om ons te bewijzen en in aanmerking te komen voor alles wat God ons wil geven.

Het is duidelijk dat een van de voornaamste doelen van ons bestaan op aarde is dat we een lichaam van vlees en beenderen krijgen. We hebben ook de gave van keuzevrijheid gekregen. Op wel duizend manieren hebben we het voorrecht om zelf te kiezen. Zo leren we van de strenge leermeester die ervaring heet. We onderscheiden goed van kwaad. We maken onderscheid tussen bitter en zoet. We ontdekken dat er consequenties verbonden zijn aan onze daden.

Door gehoorzaamheid aan Gods geboden kunnen wij in aanmerking komen voor het ‘huis’ waar Jezus het over heeft in deze uitspraak: ‘In het huis mijns Vaders zijn vele woningen (…). Ik ga heen om u plaats te bereiden (…) opdat ook gij zijn moogt, waar Ik ben.’7

Maar hoewel wij dit leven betreden in ‘wolken van heerlijkheid’, gaat het leven meedogenloos verder. Op de kinderjaren volgt de tienertijd en ongemerkt gaat die over in volwassenheid. Uit ervaring leren we hoe noodzakelijk het is dat we de hemel om hulp vragen op onze levensweg.

God, onze Vader, en Jezus Christus, onze Heer, hebben de weg naar volmaking gewezen. Zij wenken ons om eeuwige waarheden te volgen en volmaakt te worden zoals Zij.8

De apostel Paulus vergeleek het leven met een wedloop. Hij spoorde de Hebreeën als volgt aan: ‘Laten (…) wij (…) afleggen alle (…) zonde, die ons zo licht in de weg staat, en met volharding de wedloop lopen, die vóór ons ligt.’9

‘Niet de snelsten [winnen] de wedloop, noch de sterksten de strijd.’10 De prijs gaat in feite naar hem die volhardt tot het einde.

Als ik denk aan de wedloop van het leven, herinner ik me een ander soort wedstrijd uit mijn jeugd. Mijn vriendjes en ik sneden vaak met onze zakmessen uit het zachte hout van een wilgenboom kleine speelgoedbootjes. We zetten er een klein driehoekig katoenen zeiltje op en lieten onze ruw gesneden bootjes voor een wedstrijd te water op de relatief ruwe golven van de Provo River in Utah. We renden over de oever van de rivier en zagen de kleine bootjes soms wild heen en weer slingeren in de stroming en op andere momenten in dieper water heel rustig voortdrijven.

Bij zo’n wedstrijd zagen we dat een van de bootjes voor lag op de rest, op weg naar de finish. Maar plotseling trok de stroming het te dicht naar een draaikolk, waarop het bootje op zijn zij ging en kapseisde. Het ging telkens maar in het rond en kon niet meer terug naar de hoofdstroming. Uiteindelijk bleef het onrustig in het midden van de kolk ronddobberen tussen het omringende drijfhout, vastgehouden door de tentakels van groen mos.

De speelgoedbootjes uit mijn jeugd hadden geen kiel om ze stabiel te maken, geen roer om ze richting te geven, en geen aandrijving. Hun onvermijdelijke bestemming was om stroomafwaarts te gaan, de weg van de minste weerstand.

In tegenstelling tot speelgoedbootjes hebben wij goddelijke eigenschappen gekregen om ons op onze reis te leiden. We betreden de sterfelijkheid niet om ons mee te laten sleuren door de stromingen van het leven, want we hebben het vermogen om na te denken, te redeneren en te presteren.

Onze hemelse Vader heeft ons niet op onze eeuwige reis gestuurd zonder ons de middelen te geven om leiding van Hem te ontvangen die ons van een veilige terugkeer verzekeren. Ik heb het over het gebed. En ik heb het over de influisteringen van de stille, zachte stem; en ik zie ook de heilige Schriften niet over het hoofd, die de woorden van de Heer en de profeten bevatten, die ons zijn verschaft om ons te helpen de finish te halen.

Op een gegeven moment komt er tijdens onze aardse zending een wankelende stap, een wrange glimlach, een ziekte die gepaard gaat met pijnals de zomer ten einde loopt, de herfst zich aankondigt, de winterkou begint en we de ervaring ondergaan die we de dood noemen.

Iedere nadenkend mens heeft zich afgevraagd wat Job in de oudheid het beste verwoord heeft: ‘Als een mens sterft, zou hij herleven?’11 Hoe we ook proberen om die vraag uit onze gedachten te bannen, hij komt altijd weer terug. De dood overkomt ieder mens. Hij overkomt de bejaarden met hun wankele stappen. Hij ontbiedt hen die nog maar nauwelijks halverwege hun levensreis zijn. Soms stilt hij zelfs het gelach van kleine kinderen.

Maar hoe zit het met een bestaan na de dood? Maakt de dood een eind aan alles? Robert Blatchford viel in zijn boek God and My Neighbor heel erg de algemene christelijke overtuigingen aan, zoals God, Christus, gebed en vooral onsterfelijkheid. Hij verklaarde gewoon dat de dood het eind van ons bestaan is en dat niemand het tegendeel kan bewijzen. En toen gebeurde er iets verbazends. Zijn muur van scepticisme brokkelde ineens helemaal af. Hij was kwetsbaar en weerloos. Langzaam ging hij op de tast terug naar het geloof dat hij had bespot en verlaten. Wat had die grote ommekeer in zijn visie teweeggebracht? Zijn vrouw overleed. Met gebroken hart ging hij de kamer in waar alles lag dat van haar sterfelijke staat over was. Hij keek nog eens naar het gezicht dat hij zo liefhad. Toen hij uit de kamer kwam, zei hij tegen een vriend: ‘Zij is het, en toch is ze het niet. Alles is anders. Iets dat er eerst was, is weggenomen. Ze is niet dezelfde. Wat kan er nou weg zijn als het niet de ziel is?’

Later schreef hij: ‘De dood is niet wat de mensen denken dat het is. Het is slechts alsof we naar een andere kamer gaan. In die andere kamer vinden we (…) de lieve vrouwen en mannen en kinderen die wij liefhadden en kwijtraakten.’12

Broeders en zusters, wij weten dat de dood niet het einde is. Die waarheid hebben levende profeten ons door de eeuwen heen geleerd. We lezen dat ook in onze heilige Schriften. In het Boek van Mormon staat een duidelijke uitspraak van troost:

‘Welnu, met betrekking tot de staat van de ziel tussen de dood en de opstanding, zie, het is mij door een engel bekendgemaakt dat de geest van ieder mens zodra hij dit sterfelijke lichaam heeft verlaten, ja, de geest van ieder mens, hetzij die goed of kwaad is, huiswaarts wordt gevoerd naar die God die hem het leven heeft geschonken.

‘En dan zal het geschieden dat de geest van hen die rechtvaardig zijn, wordt ontvangen in een staat van geluk die het paradijs wordt genoemd, een staat van rust, een staat van vrede, waarin hij van al zijn moeiten, en van alle zorg en droefenis zal uitrusten.’13

Toen de Heiland was gekruisigd en zijn lichaam drie dagen in het graf lag, kwam de geest er weer in. De steen werd weggerold en de herrezen Heiland had een onsterfelijk lichaam van vlees en beenderen.

Het antwoord op Jobs vraag ‘Als een mens sterft, zou hij herleven?’ kwam toen Maria en anderen bij het graf kwamen en twee mannen in schitterende kleding zagen, die tot hen spraken: ‘Wat zoekt gij de levende bij de doden? Hij is hier niet, maar Hij is opgewekt.’14

Als gevolg van Christus’ overwinning van het graf, worden wij allen opgewekt. Dat is de verlossing van de ziel. Paulus heeft geschreven: ‘Er zijn hemelse en aardse lichamen, maar de glans der hemelse is anders dan die der aardse.’15

Wij streven de hemelse heerlijkheid na. Wij willen in de tegenwoordigheid van God verkeren. We willen lid zijn van een eeuwige familie. Dergelijke zegeningen verdienen we door er ons leven lang naar te streven en door te zoeken, ons te bekeren en uiteindelijk te slagen.

Waar komen we vandaan? Waarom zijn we hier? Waar gaan we heen na dit leven? Deze universele vragen hoeven niet meer onbeantwoord te blijven. Uit de grond van mijn ziel, en in alle ootmoed, getuig ik dat de woorden die ik heb gesproken waar zijn.

Onze hemelse Vader verheugt zich in hen die zijn geboden onderhouden. Hij is bezorgd om het afgedwaalde kind, de trage tiener, de opstandige jongere, de plichtsverzuimende ouder. De Meester zegt liefdevol tot hen, ja, tot allen: ‘Kom terug. Kom hier. Kom binnen. Kom naar huis. Kom tot Mij.’

Over een week vieren we Pasen. We denken dan aan het leven, de dood en de wederopstanding van de Heiland. Als zijn bijzondere getuige geef ik u mijn getuigenis dat Hij leeft en dat Hij wacht op onze triomfantelijke terugkeer. Dat wij zo’n terugkeer zullen meemaken, bid ik nederig in zijn heilige naam, de naam van Jezus Christus, onze Heiland en Verlosser. Amen.