Reddingswerk en echte groei
Zielen redden is het werk waartoe de Heiland ons allen heeft geroepen.
In de afgelopen maanden is er in de kerk steeds meer nadruk komen te liggen op ‘echte groei’, door iedereen die daarvoor openstaat tot de heilsverordeningen en -verbonden te brengen en tot een machtige verandering van hart, zoals beschreven door Alma (zie Alma 5:14). Een van de zinvolste en belangrijkste manieren om die ‘echte groei’ in de kerk te bevorderen is door de reddende hand toe te steken aan hen die zijn gedoopt maar niet actief zijn en aan wie de zegeningen en heilsverordeningen voorbijgaan. Ongeacht welke roeping we ook hebben — huisonderwijzer of huisbezoekster, zondagsschoolleerkracht, bisschop, vader, moeder of algemene autoriteit — iedereen kan iets belangrijks bijdragen aan deze reddingsactie. In feite is het ieders goddelijke roeping om allen — ons gezin, niet-leden, minderactieve leden en zondaars — tot Christus te brengen om de heilsverordeningen te ontvangen.
Zo’n dertig jaar geleden, toen ik deel uitmaakte van een ringpresidium, kregen we op zondagochtend een telefoontje van een van onze trouwe bisschoppen. Hij gaf aan dat zijn wijk zo snel was gegroeid dat hij geen zinvolle roepingen meer aan alle goede leden kon geven. Hij verzocht ons om de wijk te splitsen. Na daarvoor een aanvraag te hebben ingediend, besloten we als ringpresidium om de wijk te bezoeken en al die geweldige broeders en zusters als ringzendeling te roepen.
De derde persoon waar ik langsging, was een jonge studente aan de plaatselijke universiteit. Na een inleidend gesprekje riep ik haar als zendelinge. Het was even stil. Toen zei ze: ‘President, weet u niet dat ik niet meer naar de kerk ga?’
Toen was ik het die even stil was, waarna ik zei: ‘Nee, dat wist ik niet.’
Ze ging verder: ‘Ik ben al jaren inactief.’ Toen zei ze: ‘Weet u niet dat het best moeilijk is om terug te komen als je inactief bent?’
Ik zei: ‘Nee. De dienst begint om negen uur. Als je komt, hoor je erbij.’
Daarop zei ze: ‘Nee, zo makkelijk gaat dat niet. Er zijn zoveel belemmeringen. Je vraagt je af of ze je wel zien staan en of ze je niet aan je lot overlaten. En je vraag je toch onwillekeurig af of je wel in de groep past en of je nieuwe vrienden krijgt.’
De tranen rolden over haar wangen. Ze ging verder: ‘Ik weet dat mijn vader en moeder al jaren bidden dat ik terug naar de kerk zal komen.’ Ze zweeg en zei vervolgens: ‘De afgelopen drie maanden bid ik al om moed, kracht en leiding omdat ik weer actief wil worden.’ Toen vroeg ze: ‘President, denkt u dat deze roeping misschien een antwoord op mijn gebed is?’
Ik kreeg tranen in mijn ogen toen ik zei: ‘Ik geloof dat de Heer je gebeden heeft verhoord.’
Ze aanvaardde de roeping niet alleen, maar werd ook een goede zendelinge. Ik weet zeker dat ze niet alleen zichzelf maar ook haar ouders blij maakte, en waarschijnlijk ook andere familieleden.
Ik leerde het een en ander uit dit en soortgelijke gesprekken.
-
Bijvoorbeeld dat veel mensen dagelijks bidden en de Heer om hulp smeken om hun dierbaren te redden.
-
En dat het makkelijker gezegd dan gedaan is voor een minderactief lid om weer naar de kerk te gaan. Zij hebben hulp nodig. Zij hebben steun nodig. Zij hebben begeleiding nodig.
-
Dat neemt niet weg dat er minderactieve leden zijn die goedsmoeds proberen weer actief te worden.
-
En het is mij duidelijk geworden dat veel minderactieve leden best een roeping willen als men dat hun vraagt.
-
En ook dat een minderactief lid het verdient om als gelijke behandeld te worden en om als zoon of dochter van een liefdevolle God beschouwd te worden.
Door de jaren heen heb ik me wel eens afgevraagd hoe dit gesprek was verlopen als ik haar als minderactief lid had benaderd. Die afweging laat ik aan u over.
Heractivering is sinds jaar en dag een belangrijk onderdeel van het werk van de Heer. Hoewel redden een taak van ieder lid is, is het de taak van Aäronisch- en Melchizedeks-priesterschapsdragers om hier leiding aan te geven. Ten slotte gaat het daar allemaal om in de priesterschap — alle mensen tot de verbonden brengen die tot verhoging leiden; gemoedsrust, geluk en eigenwaarde brengen.
U herinnert zich vast wel het verhaal van Alma de jonge in het Boek van Mormon, dat hij erachter kwam dat de Zoramieten van de kerk waren weggevallen. Hij vormde een heractiveringsteam om die mensen te redden. Voordat ze op pad gingen, richtte Alma de volgende smeekbede tot de Heer:
‘O Heer, wilt Gij ons geven dat wij erin zullen slagen hen wederom tot U te brengen in Christus.
‘Zie, o Heer, hun ziel is kostbaar en velen van hen zijn onze broeders; daarom, o Heer, geef ons kracht en wijsheid om dezen, onze broeders, wederom tot U te kunnen brengen’ (Alma 31:34–35; cursivering toegevoegd).
Een paar maanden geleden sprak ik na een bijeenkomst met nieuwe en minderactieve leden. Een geheractiveerde man van mijn leeftijd kwam naar me toe en zei: ‘Ik ben het grootste gedeelte van mijn leven minderactief geweest. Ik ging in mijn jeugd al niet meer naar de kerk. Nu ben ik terug en verricht ik tempelwerk met mijn vrouw.’
Om hem te laten voelen dat het in orde was, zei ik tegen hem: ‘Eind goed, al goed.’
Daarop antwoordde hij: ‘Nee, het is niet al goed. Ik ben weer actief, maar ik ben al mijn kinderen en kleinkinderen kwijt. En nu ervaar ik het verlies van mijn achterkleinkinderen — geen van hen gaat naar de kerk. Het is niet al goed.’
In onze familie hebben we een voorouder die in Europa lid werd toen de kerk nog maar net bestond. Eén zoon werd weer actief. Mijn vrouw en ik hebben geprobeerd om de inactieve nakomelingen van die voorouder te traceren.
Op basis van deze gerede aannames kwamen mijn vrouw en ik echter tot de conclusie dat er gedurende zes generaties een verlies van wel zo’n drieduizend familieleden te betreuren valt. Voeg daar nog eens twee generaties aan toe. Theoretisch zou het verlies dan kunnen oplopen tot tussen de twintig- en dertigduizend kinderen van onze hemelse Vader.
De opdracht om te redden is op een van de meest fundamentele leerstellingen van de kerk gebaseerd.
‘Bedenkt dat de waarde van zielen groot is in de ogen van God;
‘Want ziet, de Here, uw Verlosser onderging de dood in het vlees; aldus leed Hij de pijnen van alle mensen, opdat alle mensen zich mochten bekeren en tot Hem komen. (…)
‘En al ware het zo dat u al uw dagen arbeidde om dit volk bekering toe te roepen, en slechts één ziel tot Mij bracht, hoe groot zal dan uw vreugde met hem zijn in het koninkrijk van mijn Vader!’ (LV 18:10–11, 15; cursivering toegevoegd)
Ik heb door de jaren heen het voorrecht gehad om een paar minderactieve leden te redden. En als ik er eentje terug naar de kerk begeleid, zie ik het niet als één ziel terugbrengen — dan zie ik zes, zeven of meer generaties — duizenden zielen. Dan denk ik aan de tekst: ‘Al ware het zo dat u (…) slechts één ziel tot Mij bracht, hoe groot zal dan uw vreugde (….) zijn’ (LV 18:15).
De Heer zei tegen zijn discipelen: ‘De oogst is wel groot, maar arbeiders zijn er weinig.’ (Matteüs 9:37). Dat hoeft niet zo te zijn. We beschikken over duizenden capabele, waardige priesterschapsdragers en miljoenen toegewijde leden in alle delen van de wereld. We hebben goed functionerende wijkraden, priesterschapsdragers, de ZHV, en andere organisaties die de opdracht hebben gekregen om te redden. Zielen redden is het werk waartoe de Heiland ons allen heeft geroepen.
Even hiervoor verwees ik naar het gebed dat Alma uitsprak voordat hij en zijn collega’s aan hun reddingsactie onder de Zoramieten begonnen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden ongeveer vijfhonderd Amerikaanse soldaten en pro-geallieerde plaatselijke bewoners in een gevangenenkamp vastgehouden. Omdat de gevangenen werden afgebeuld en men voor hun leven vreesde, werd er een reddingsteam van zo’n honderd Amerikaanse soldaten ingezet om ze te bevrijden. Toen het reddingsteam klaar was om tot actie over te gaan, gaf de commandant het volgende bevel: ‘Mannen, ga vanavond naar jullie religieuze leider, kniel neer en zweer aan God dat je, zolang je nog niet je laatste adem hebt uitgeblazen, die mannen geen minuut langer laat lijden.’ (Zie Hampton Sides, Ghost Soldiers: The Forgotten Epic Story of World War II’s Most Dramatic Mission [2001], pp. 28–29.) Deze reddingsactie had hun bevrijding tot gevolg. Moeten we soms minder moedig te werk gaan met het redden van hen die geestelijke en eeuwige gevolgen kunnen ondervinden? Moeten we soms minder toegewijd aan de Heer zijn?
Tot slot ontstaat onze toewijding als lid van de ware en levende kerk van Christus uit het feit dat de Heer voor ieder individu geleden heeft — niet-leden, minderactieve leden, zelfs voor de zondaar, en al onze familieleden. Ik geloof dat wij de vreugde, gemoedsrust en het geluk van het evangelie over kunnen dragen aan duizenden, en honderd duizenden en miljoenen van de daaropvolgende generaties. Ik geloof dat we succesvol kunnen zijn omdat dit de kerk van de Heer is, en omdat we vanwege ons priesterschap en lidmaatschap geroepen zijn om te slagen. Ik geef u dat getuigenis in de naam van Jezus Christus. Amen.