De arbeiders in de wijngaard
Luister alstublieft naar de ingevingen van de Heilige Geest die u nu, op dit moment, influistert dat u het zoenoffer van de Heer Jezus Christus dient te aanvaarden om de vruchten te kunnen plukken van zijn arbeid.
In het licht van de roepingen en ontheffingen die het Eerste Presidium zojuist heeft bekendgemaakt, wil ik namens iedereen zeggen dat we met genoegen en in liefde zullen terugdenken aan hen die zo getrouw hun functie hebben vervuld, zoals we ook hen die nu deze functies gaan bekleden, onmiddellijk in liefde verwelkomen. Onze welgemeende dank voor u allen.
Ik wil het hebben over een van Jezus’ gelijkenissen, waarin een heer des huizes ‘des morgens vroeg arbeiders voor zijn wijngaard ging huren.’ Na de eerste groep om zes uur ’s ochtends te hebben ingehuurd, ging hij om negen uur, om twaalf uur, en om drie uur ’s middags terug om meer arbeiders in te huren omdat de oogst groot was. Dan lezen we in de Schrift dat hij nog een laatste keer terugkwam,‘omstreeks het elfde uur’ (ongeveer vijf uur ’s middags) om een laatste groep arbeiders in te huren. Ruim een uur later verzamelden zich alle arbeiders om hun dagloon in ontvangst te nemen. Het verrassende was dat alle arbeiders hetzelfde loon kregen, hoewel zij op verschillende tijdstippen met hun arbeid waren begonnen. Wie als eersten waren ingehuurd, begonnen meteen te morren. Ze zeiden: ‘Deze laatsten hebben een uur gewerkt en gij hebt hen met ons gelijkgesteld, die een zware dag en de hitte hebben doorstaan.’1 Misschien kreeg u bij het lezen van deze gelijkenis evenals die arbeiders ook wel het gevoel dat hen onrecht was gedaan. Laat ik het daar kort over hebben.
Ten eerste is het van belang om op te merken dat niemand oneerlijk was behandeld. De eerste arbeiders waren een dagloon overeengekomen en hadden dat uitbetaald gekregen. Verder waren ze, veronderstel ik, heel dankbaar dat ze werk kregen. In de tijd van Jezus moest de gemiddelde man zien rond te komen van wat hij op een dag verdiende. Als je niet op het land werkte of viste of koopwaar verkocht, had je waarschijnlijk die dag niets te eten. Met meer arbeiders dan werkgelegenheid waren deze eerste mannen die morgen het fortuinlijkst van alle arbeiders.
Als er al iemand enige medelijden verdient, dan zijn dat, in eerste instantie, de mannen die niet werden gekozen, omdat ook zij monden te vullen en voeten te schoeien hadden. Het geluk leek hen nooit toe te lachen. Bij elk bezoek van de opzichter later op de dag moesten zij gelaten toezien hoe er altijd anderen werden ingehuurd.
Maar tegen het einde van de werkdag verscheen de opzichter tot ieders verrassing ‘ter elfder ure’ nog een vijfde keer. Deze laatsten en sombersten van alle arbeiders, die alleen te horen kregen dat ze billijk zouden worden behandeld, aanvaardden het werk zonder zelfs te weten wat hun zou worden uitbetaald, in het besef dat iets beter was dan niets, wat tot nu toe het geval lijkt te zijn geweest. Toen zij echter werden uitbetaald, wisten ze niet wat ze zagen, want ze kregen hetzelfde loon als alle anderen! Ze zullen zeker sprakeloos zijn geweest en ongelooflijk dankbaar. Nooit hadden ze van enige andere werkgever zoveel mededogen gekregen.
En tegen die achtergrond moeten we, denk ik, het gemor van de eerste arbeiders zien. Want de heer des huizes zegt in de gelijkenis tegen hen (en ik gebruik hier en daar mijn eigen woorden): ‘Beste mannen, ik behandel u niet onrechtvaardig. U hebt ingestemd met het loon voor één dag, een goed loon. U was heel blij dat ik u werk aanbood, en ik ben heel blij dat u dat werk goed hebt verricht. Ik heb u er goed voor betaald. Neem dan aan wat u toekomt en geniet ervan. En wat de andere arbeiders betreft, het is aan mij om mijn geld te besteden zoals ik dat wil.’ Daarna volgt er een indringende vraag voor ieder, toen en nu, die hem willen horen: ‘Waarom zou u jaloers zijn omdat ik verkies mild te zijn?’
Broeders en zusters, er zullen momenten in ons leven komen waarin iemand een onverwachte zegen krijgt of bijzondere lof krijgt toegezwaaid. Ik verzoek u dringend u niet gekwetst te voelen — en zeker niet jaloers te zijn — als het geluk iemand anders toelacht. Wij hoeven ons zeker niet minder te voelen als het een ander voor de wind gaat. We doen niet mee aan een wedstrijd in wie het rijkst is of het getalenteerdst, of het mooist, of zelfs wie het meest gezegend wordt. De wedstrijd waaraan we wel meedoen, is de wedstrijd tegen zonde, en afgunst is zeker een van de meest universele.
Afgunst is een fout die keer op keer opduikt. Het is duidelijk dat we lijden als het noodlot ons treft, maar afgunst zorgt ervoor dat we lijden onder al het geluk dat anderen ten deel valt! Nou, wat een stralend vooruitzicht — een liter azijn naar binnen klokken elke keer als wie dan ook een gelukkig moment heeft! Om nog maar te zwijgen van de teleurstelling als we er aan het eind van ons leven achter komen dat God zowel rechtvaardig als barmhartig is, en allen aan zijn zijde, ‘over al zijn bezit zal stellen’2, zoals de Schrift zegt. Les nummer één over de wijngaard van de Heer is dus: begeren, pruilen of anderen afkraken, voegt niets toe aan uw status, noch gaat uw zelfbeeld erop vooruit als u iemand hekelt. Wees dus mild en dankbaar dat God goed is. Zo leidt u een gelukkig leven.
De tweede les die ik uit deze gelijkenis wil trekken is de droevige vergissing die sommigen kunnen maken door aan het eind van de dag hun loon mis te lopen, omdat ze eerder op de dag in beslag werden genomen door denkbeeldige problemen. Er staat hier niet dat er iemand was die zijn schelling voor de voeten van de heer des huizes gooide en platzak wegging, maar ik veronderstel dat dat het geval had kunnen zijn.
Geliefde broeders en zusters, wat er in dit verhaal om negen uur, twaalf uur of drie uur gebeurde, gaat aan het eind van de dag volkomen op in de grootsheid van de royale uitbetaling aan alle arbeiders. De geloofsformule is vol te houden, door te gaan en het af te maken, en de eerder geleden pijn — echte of ingebeelde — op te laten gaan in de overvloed van de uiteindelijke beloning. Blijf niet hangen in oude klachten of grieven — niet wat uzelf betreft, niet wat uw naasten betreft, en zelfs niet wat deze ware en levende kerk betreft. De grootsheid van uw leven, van het leven van uw naasten en van het evangelie van Jezus Christus zullen op de laatste dag duidelijk worden, zelfs als die grootsheid aanvankelijk niet door iedereen wordt opgemerkt. Maak u dus niet druk over iets dat om negen uur ’s ochtends is gebeurd als de genade Gods u om zes uur ’s avonds probeert te belonen — wat voor werkzaamheden u die dag ook hebt verricht.
We verbruiken kostbare emotionele en geestelijke energie als we ons verliezen in de herinnering dat we als kind op een pianorecital een valse noot hebben aangeslagen, of in iets wat onze partner twintig jaar geleden heeft gezegd of gedaan, en dat hij of zij nog minstens twintig jaar van ons te horen krijgt, of in een voorval uit de kerkgeschiedenis dat min of meer bewijst dat stervelingen nooit helemaal zullen kunnen voldoen aan wat God van hen vergt. Zelfs als een van die grieven niet bij u is begonnen kan die wel bij u eindigen. En wat zult u daarvoor worden beloond als de Heer van de wijngaard u na dit leven in de ogen kijkt en de rekening wordt vereffend.
Wat mij bij mijn derde en laatste les brengt: Deze gelijkenis — zoals alle gelijkenissen — gaat eigenlijk niet over arbeiders of daglonen, net zo min als de andere over schapen en geiten, vijgen en vissen gaan. Dit is een verhaal over Gods goedheid, zijn geduld en vergiffenis, en de verzoening van de Heer Jezus Christus. Het is een verhaal over milddadigheid en mededogen. Het is een verhaal over genade. Het onderschrijft de gedachte die ik lang geleden hoorde, dat wat God het mooist vindt aan God zijn, is de sensatie van barmhartig zijn, in het bijzonder aan wie het niet verwachten en vaak het gevoel hebben dat ze het niet verdienen.
Ik weet niet of er iemand in dit grote publiek is die wellicht de boodschap van vergiffenis, vervat in deze gelijkenis, nodig heeft, maar hoezeer u ook achterop bent geraakt, hoeveel kansen u ook denkt gemist te hebben, hoeveel fouten u ook denkt gemaakt te hebben, of hoezeer u ook denkt dat het u ontbreekt aan talent, of hoever u ook denkt weg te zijn van huis, familie en God, ik getuig tot u dat u niet buiten het bereik van de goddelijke liefde bent. Het is voor u niet mogelijk om verder in de duisternis weg te kruipen dan het oneindige licht van Christus’ verzoening kan schijnen.
Of u nu nog niet tot ons geloof bent gekomen, of u eens bij ons was en niet bij ons bent gebleven, er is in beide gevallen niets wat u gedaan kunt hebben, dat niet ongedaan kan worden gemaakt. Er is geen probleem dat u niet kunt oplossen. Er is geen droom die met het verstrijken van tijd en eeuwigheid niet alsnog kan worden verwezenlijkt. Zelfs als u het gevoel hebt dat u de verloren en laatste arbeider van het elfde uur bent, staat de Heer van de wijngaard naar u wenken. Ga dan ‘met vrijmoedigheid (…) tot de troon der genade’3 en val daar aan de voeten van de Heilige Israëls neer. Kom en vergast u ‘zonder geld en zonder prijs’4 aan de tafel van de Heer.
Ik roep vooral de echtgenoten en vaders op, priesterschapsdrager of toekomstige priesterschapsdrager, om naar de woorden van Lehi, te ontwaken en u uit het stof te verheffen (…), en mannen te zijn.5 Niet altijd maar vaak wel zijn het de mannen die ervoor kiezen de oproep om ‘de gelederen te versterken’6 naast zich neerleggen. Vrouwen en kinderen lijken vaak gewilliger te zijn. Broeders, kom in actie. Doe het voor uw eigen bestwil. Doe het omwille van hen die u liefhebben en die bidden dat u in actie komt. Doe het omwille van de Heer Jezus Christus, die een onpeilbare prijs heeft voldaan om u de toekomst te geven die Hij voor ogen heeft.
Geliefde broeders en zusters, tot u voor wie het evangelie al vele jaren een zegen is, omdat u het tot uw geluk vroeg in uw leven heeft gevonden, tot u voor wie het evangelie geleidelijk in uw leven is gekomen, en tot u — lid van de kerk of niet — die nog steeds op afstand toekijkt, tot ieder van u getuig ik van de hernieuwende kracht van Gods liefde en het wonder van zijn genade. Hij bekommert zich om het geloof dat u zich ten slotte eigen maakt, niet om het uur of de dag dat u dat verwezenlijkt.
Als u dus verbonden hebt gesloten, kom die dan na. Als u geen verbonden hebt gesloten, sluit ze dan. Als u ze wel hebt gesloten en ze hebt gebroken, bekeer u dan en herstel ze. Het is nooit te laat zolang de Meester van de wijngaard zegt dat er tijd is. Luister alstublieft naar de ingevingen van de Heilige Geest die u nu, op dit moment, influistert dat u het zoenoffer van de Heer Jezus Christus dient te aanvaarden om de vruchten te kunnen plukken van zijn arbeid. Stel het niet uit. De tijd begint te dringen. In de naam van Jezus Christus. Amen.