Om heilig te houden
Met iets heiligs dienen we met meer zorg, eerbied en ontzag om te gaan.
Ongeveer vijftienhonderd jaar vóór Christus werd een herder naar een brandende braamstruik op de helling van de berg Horeb geleid. Door die goddelijke ontmoeting veranderde Mozes van een herder in een profeet. In plaats van schapen te hoeden ging hij Israël vergaderen. Dertienhonderd jaar later werd een bevoorrechte jonge priester in de hof van de koning geboeid door het getuigenis van een veroordeelde profeet. Door die ontmoeting ontwikkelde Alma zich van ambtenaar tot dienstknecht van God. Ongeveer tweeduizend jaar later ging een veertienjarige jongen het bos in op zoek naar een antwoord op een oprechte vraag. Joseph Smith werd door zijn ontmoeting in het heilige bos profeet en bracht de herstelling tot stand.
Het leven van Mozes, Alma en Joseph Smith veranderde door een goddelijke ontmoeting. Ondanks overweldigende tegenstand en daaropvolgende beproevingen bleven ze door die ervaring hun hele leven trouw aan de Heer en zijn werk.
We hebben misschien niet zo‘n directe of dramatische ervaring met het goddelijke, en onze beproevingen zijn misschien minder zwaar. Maar net als bij de profeten hangt onze kracht om trouw te volharden ervan af of we wat we ontvangen door in aanraking te komen met het goddelijke, erkennen, gedenken en heilig houden.
Heden ten dage zijn gezag, sleutels en verordeningen op aarde hersteld. Ook hebben we de Schriften en bijzondere getuigen. Zij die God ontvangen, kunnen zich laten dopen voor de vergeving van zonden en worden bevestigd ‘door handoplegging voor de doop met vuur en de Heilige Geest’ (LV 20:41). Als we deze kostbare, herstelde gaven ontvangen, komen we vooral in aanraking met het goddelijke door het derde lid van de Godheid, ofwel de Heilige Geest.
Met een zachte stem, zo spreekt de Geest tot mij
Hij leidt mij, Hij helpt mij.
(‘The Still Small Voice’, Children’s Songbook, p. 106)
Neem de Heil’ge Geest tot gids,
laat u leiden door zijn licht.
Hij getuigt ook van de Zoon,
houdt ons oog op Hem gericht.
(‘Neem de Heil’ge Geest tot gids’ lofzang 203)
Als we antwoord van God zoeken, horen we de influisteringen van de stille, zachte stem. Die gevoelens — die ingevingen — zijn zo natuurlijk en subtiel dat we ze soms niet merken, of ze aan logica of intuïtie toeschrijven. Die persoonlijke boodschappen getuigen van Gods liefde en zorg voor ieder van zijn kinderen en hun zending op aarde. Als we dagelijks de ingevingen van de Geest in gedachte houden en ze opschrijven, zien we dat we (1) persoonlijk met het goddelijke in aanraking zijn gekomen en (2) bewaren we ze voor onszelf en onze nakomelingen. Als we ze opschrijven, uiten we onze dankbaarheid naar God, want ‘in niets geeft de mens God aanstoot, ofwel tegen niemand is zijn verbolgenheid ontbrand, dan alleen tegen hen die niet in alle dingen zijn hand belijden’ (LV 59:21).
De Heer zegt over hetgeen we van de Geest ontvangen: ‘Bedenkt dat hetgeen van boven komt, heilig is’ (LV 63:64). Die uitspraak dient niet alleen als geheugensteuntje, maar ook als omschrijving en toelichting. Licht en waarheid uit de hemel zijn heilig. Ze zijn heilig juist omdát ze uit de hemel komen.
Heilig betekent dat iets vereerd en gerespecteerd dient te worden. Door iets als heilig te bestempelen, geeft de Heer te kennen dat iets de hoogste waarde en prioriteit heeft. Met iets heiligs dienen we met meer zorg, eerbied en ontzag om te gaan. Voor de hemel is iets dat heilig is van grote waarde.
Wat God als heilig beschouwt, wordt voor ons alleen heilig als we onze keuzevrijheid gebruiken. Ieder mens dient wat God heilig acht te aanvaarden en heilig te houden. Hij schenkt ons licht en kennis uit de hemel. Hij wil dat we die ontvangen en daar eerbiedig mee omgaan.
Toch is er ‘een tegenstelling in alle dingen’ (2 Nephi 2:11). Tegenover het heilige staat het onheilige of wereldse — de materiële of wereldse dingen. Het wereldse wedijvert voortdurend met het heilige om onze aandacht en prioriteiten. Kennis van wereldse zaken is onontbeerlijk om dagelijks te kunnen overleven. We hebben de opdracht van de Heer gekregen om woorden van wijsheid uit de beste boeken te zoeken en bekend te raken met talen, tongen en volken (zie LV 88:118; 90:15). We moeten dus bij de keuze tussen heilige of wereldse zaken prioriteiten stellen en niet het een of het ander uitsluiten: ‘geleerd zijn is goed indien [wij] naar de raadgevingen Gods luisteren’ (2 Nephi 9:29; cursivering toegevoegd).
Aan het voorbeeld van Mozes en de brandende braamstruik kunnen we zien hoe ieder mens worstelt om tussen het heilige en het wereldse te kiezen. Mozes ontving daar van Jehova de heilige roeping om de kinderen Israëls uit slavernij te verlossen. In het begin twijfelde hij echter omdat hij wereldse kennis bezat van de macht van Egypte en de Farao. Uiteindelijk stelde Mozes zijn wereldse kennis op de tweede plaats, en vertrouwde op het woord van de Heer en wat heilig was. Door dat vertrouwen kreeg hij de macht om stoffelijke beproeving te doorstaan en Israël uit Egypte te leiden.
Toen Alma van Noachs leger ontsnapt was en meteen daarna tot slaaf werd gemaakt door Amulon, had hij aan zijn geestelijke bevestiging kunnen twijfelen die hij had gekregen toen hij naar Abinadi luisterde. Maar toch vertrouwde hij op wat heilig was en kreeg de kracht om te volharden en zijn stoffelijke beproevingen te doorstaan.
Joseph Smith moest een soortgelijke keuze doen toen hij nog maar net bezig was met de vertaling van het Boek van Mormon. Hij wist hoe heilig de vertaling van de platen was. Toch werd hij door Martin Harris overtuigd om voorrang te geven aan de wereldse zorgen vriendschap en financiën boven heilige instructies. Het gevolg was dat een gedeelte van de vertaling verloren ging. De Heer verweet Joseph dat hij ‘dat wat heilig was, aan goddeloosheid’ (LV 10:9) had overgeleverd, en een tijdlang werden hem de platen en de gave om te vertalen afgenomen. Toen Joseph zijn prioriteiten weer op een rijtje had, ontving hij weer wat heilig was en ging het werk voort.
In het Boek van Mormon staan nog meer voorbeelden van de worsteling om de voorrang te geven aan wat heilig is. We kunnen lezen over gelovigen die tot de boom des levens toetraden en van de heilige vrucht ervan namen, die Gods liefde voorstelt. Maar door de spot van de mensen in het grote, ruime gebouw verlegden de gelovigen hun focus van het heilige tot het wereldse. (Zie 1 Nephi 8:11, 24–28.) Later werden de Nephieten hoogmoedig en loochenden de geest van profetie en openbaring en ‘dreven [de spot] met hetgeen heilig was’ (Helaman 4:12). Zelfs enkele ooggetuigen van tekenen en wonderen die met de geboorte van de Heer te maken hadden, geloofden liever in wereldse logica dan in heilige, hemelse manifestaties (zie 3 Nephi 2:1–3).
De strijd gaat in deze tijd door. De stemmen in de wereld nemen toe in volume en intensiteit. Steeds vaker roepen ze gelovigen op hun overtuigingen die de wereld irrationeel en onredelijk vindt, op te geven. ‘[Wij] zien (…) nog door een spiegel, in raadselen’ (1 Korintiërs 13:12) en ‘[kennen] niet de betekenis van alle dingen’ (1 Nephi 11:17), vandaar dat we ons soms kwetsbaar voelen en behoefte hebben aan grotere geestelijke zekerheid. De Heer zei tegen Oliver Cowdery:
‘Indien u een verder getuigenis verlangt, denk dan terug aan de nacht toen u Mij in uw hart aanriep om de waarheid van deze dingen te mogen weten.
‘Schonk Ik u geen vrede in uw gemoed aangaande de aangelegenheid? Welk groter getuigenis kunt u hebben dan van God?’ (LV 6:22–23).
De Heer herinnerde Oliver en ons eraan dat we moeten vertrouwen op geestelijke ervaringen die we eerder hebben ontvangen als ons geloof op de proef wordt gesteld. Evenals bij Mozes, Alma en Joseph dienen deze goddelijke aanrakingen als geestelijke bakens die ons veilig en op koers houden in tijden van beproeving.
We kunnen niet selectief afstand doen van wat heilig is. Als iemand heilige dingen aflegt, wordt zijn verstand verduisterd (zie LV 84:54), en tenzij hij zich bekeert, wordt het licht dat hij heeft hem ontnomen (zie LV 1:33). Hij zal moreel stuurloos op een seculiere zee dobberen, zonder te zijn verankerd aan het heilige. Hij die daarentegen heilig houdt wat heilig is, ontvangt de belofte: ‘Hetgeen van God is, is licht; en wie licht ontvangt en in God blijft, ontvangt meer licht; en dat licht wordt steeds helderder tot de volle dag toe’ (LV 50:24).
Moge de Heer ons zegenen dat we het heilige, hetgeen we van omhoog hebben ontvangen, erkennen, gedenken en heilig houden. Ik getuig dat we, als we dat doen, de kracht zullen hebben om de moeilijkheden van onze tijd aan te kunnen. In de naam van Jezus Christus. Amen.