Gods liefde
Onze Vader en onze Verlosser hebben ons met geboden gezegend. Als we hun geboden gehoorzamen, voelen we hun volmaakte liefde vollediger en intenser.
Onze hemelse Vader houdt intens en volmaakt van ons.1 Uit liefde stelde Hij een plan op, een plan van verlossing en geluk dat ons alle kansen en vreugde biedt die we bereid zijn te ontvangen, tot en met alles wat Hij heeft en is.2 Hij was met dat oogmerk zelfs bereid om zijn geliefde Zoon, Jezus Christus, als onze Verlosser te laten fungeren. ‘Want zo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat ieder die in Hem gelooft, niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft.’3 Zijn Vaderliefde is puur – universeel voor allen, maar persoonlijk voor ieder.
Jezus Christus heeft diezelfde volmaakte liefde als de Vader. Toen de Vader voor het eerst over zijn grote plan van geluk uitweidde, vroeg Hij iemand om als onze Heiland en Verlosser op te treden – een essentieel onderdeel van dat plan. Jezus bood Zich vrijwillig aan: ‘Hier ben Ik; zend Mij.’4 De Heiland ‘doet niets, tenzij het voor het welzijn van de wereld is; want Hij heeft de wereld lief, zodat Hij zelfs zijn eigen leven aflegt teneinde alle mensen tot Zich te kunnen trekken. Daarom gebiedt Hij niemand om geen deel te hebben aan zijn heil.’5
Deze goddelijke liefde zou ons overvloedig troost en vertrouwen moeten geven als we in de naam van Christus tot de Vader bidden. Niet een van ons is een vreemde voor Hen. We moeten God blijven aanroepen, ook als we ons onwaardig voelen. We zullen dankzij de barmhartigheid en verdiensten van Jezus Christus gehoord worden.6 Als we in Gods liefde blijven, laten we ons steeds minder leiden door de goedkeuring van anderen.
Gods liefde vergoelijkt zonde niet, maar biedt wel verlossing aan
Omdat Gods liefde alomvattend is, noemen sommigen die liefde ‘onvoorwaardelijk’. In hun gedachten menen ze misschien dat Gods zegeningen en het eeuwig heil daardoor ‘onvoorwaardelijk’ zijn. Dat zijn ze niet. Sommigen zeggen graag: ‘De Heiland houdt van me zoals ik ben’, en dat is zeker waar. Maar Hij kan niemand van ons in zijn koninkrijk opnemen zoals we zijn, ‘want niets wat onrein is, kan daar wonen, of in zijn tegenwoordigheid wonen’.7 Er moet eerst een oplossing voor onze zonden komen.
Professor Hugh Nibley merkte eens op dat het koninkrijk van God niet kan standhouden als het zelfs maar de kleinste zonde toelaat: ‘Het geringste smetje verdorvenheid betekent dat het hiernamaals niet smetteloos of eeuwig zou zijn. Het miniemste foutje in een gebouw, instelling, code of karakter zal onvermijdelijk fataal blijken op de lange termijn van de eeuwigheid.’8 Gods geboden zijn ‘streng’,9 omdat zijn koninkrijk en de inwoners ervan alleen kunnen standhouden als ze het kwade consequent verwerpen en zonder uitzondering het goede kiezen.10
Ouderling Jeffrey R. Holland heeft gezegd: ‘Jezus begreep als geen ander wat velen in onze hedendaagse cultuur lijken te vergeten: dat er een cruciaal verschil is tussen het gebod om zonde te vergeven (waartoe Hij op oneindige wijze in staat was) en de waarschuwing om ze niet toe te laten (wat Hij nooit en te nimmer heeft gedaan).’11
Ondanks onze huidige onvolmaaktheden mogen we er toch op hopen dat we ‘een naam en status’ verwerven,12 een plek in zijn kerk en in de celestiale wereld. Toen de Heer te kennen gaf dat Hij zonde geenszins kan vergoelijken of toelaten, verzekerde Hij ons:
‘Niettemin, hij die zich bekeert en de geboden van de Heer doet, zal vergeving ontvangen.’13
‘En zo vaak als mijn volk zich bekeert, zal Ik hun hun overtredingen jegens Mij vergeven.’14
Bekering en goddelijke genade lossen het volgende dilemma op:
‘Denk ook aan de woorden die Amulek tot Zeëzrom heeft gesproken in de stad Ammonihah; want hij zei tot hem dat de Heer stellig zou komen om zijn volk te verlossen, maar dat Hij niet zou komen om hen in hun zonden te verlossen, maar om hen van hun zonden te verlossen.
‘En Hem is macht gegeven door de Vader om hen van hun zonden te verlossen op grond van bekering; daarom heeft Hij zijn engelen gezonden om de boodschap te verkondigen van de voorwaarden van bekering, die voert tot de macht van de Verlosser, tot redding van hun ziel.’15
Met de voorwaarde van bekering kan de Heer barmhartigheid schenken zonder de gerechtigheid te beroven, en ‘[houdt] God niet op God te zijn’.16
De weg van de wereld is, zoals u weet, anti-Christus, of ‘alles behalve Christus’. De geschiedenis van het Boek van Mormon herhaalt zich in onze tijd. Charismatische lieden streven naar onrechtvaardige heerschappij over anderen, geven zich over aan seksuele losbandigheid en propageren rijkdom als doel van ons bestaan. Hun filosofieën rechtvaardigen het bedrijven van een beetje zonde,17 of zelfs een heleboel zonde, maar geen ervan kan verlossing bieden. Die komt alleen door het bloed van het Lam. Het beste wat de aanhangers van ‘alles behalve Christus’ of ‘alles behalve bekering’ te bieden hebben, is onterecht roepen dat zonde niet bestaat, of als die wel bestaat, uiteindelijk geen gevolgen heeft. Ik zie dat argument bij het laatste oordeel niet veel bijval krijgen.18
We zullen onze zonden dan onmogelijk kunnen wegredeneren. Bovendien is het net zomin mogelijk om de gevolgen van zonde op eigen kracht uit te wissen. We hebben geen godsdienst van wegredenering of perfectionisme, maar een godsdienst van verlossing – verlossing door Jezus Christus. Als wij ons onder de bekeerlijken bevinden, worden onze zonden met zijn verzoening aan zijn kruis genageld, en ‘door Zijn striemen is er voor ons genezing gekomen’.19
De welwillende liefde van de profeten weerspiegelt Gods liefde
Ik ben al heel lang, ook persoonlijk, onder de indruk van de welwillende liefde van Gods profeten in hun waarschuwingen tegen zonde. Ze zijn niet op veroordeling uit. Hun oprechte verlangen weerspiegelt Gods liefde en is in feite Gods liefde. Ze houden van de mensen naar wie ze gezonden worden, wie of hoe ze ook zijn. Net als de Heer zelf zouden zijn dienstknechten iedereen graag het leed van zonde en slechte keuzes willen besparen.20
Alma werd gezonden om de boodschap van bekering en verlossing te verkondigen aan een haatdragend volk dat bereid was christelijke gelovigen, onder wie Alma zelf, te vervolgen, te martelen en zelfs te doden. Toch hield hij van hen en verlangde hij niets anders dan hun eeuwig heil. Toen Alma het volk van Ammonihah over de verzoening van Christus had geleerd, pleitte hij met ze: ‘En nu, mijn broeders, wens ik uit het diepst van mijn hart, ja, met grote bezorgdheid, ja, zelfs met pijn, dat u naar mijn woorden luistert en uw zonden afwerpt […], opdat u ten laatsten dage zult worden verhoogd en zult ingaan tot [Gods] rust.’21
In president Russell M. Nelsons woorden: ‘Het is juist omdat we zeer begaan zijn met al Gods kinderen dat we zijn waarheid verkondigen.’22
God houdt van u; houdt u van Hem?
De liefde van de Vader en de Zoon wordt vrijelijk gegeven, maar sluit wel hoop en verwachtingen in. Wederom citeer ik president Nelson: ‘Gods wetten zijn volledig ingegeven door zijn oneindige liefde voor ons en door zijn verlangen dat we ons potentieel volledig ontwikkelen.’23
Zij houden van u, daarom willen Zij niet dat u blijft ‘zoals u bent’. Zij houden van u, daarom willen Zij graag dat u vreugde en succes hebt. Zij houden van u, daarom willen Zij graag dat u zich bekeert en het pad naar geluk inslaat. Maar de keuze is aan u – Zij respecteren uw keuzevrijheid. U moet ervoor kiezen om Hen lief te hebben, Hen te dienen en hun geboden te onderhouden. Dan kunnen Zij u overvloediger zegenen én liefhebben.
Zij verwachten bovenal van ons dat wij ook liefhebben. ‘Wie niet liefheeft, kent God niet, want God is liefde.’24 In Johannes staat ook: ‘Geliefden, als God ons zo liefhad, moeten ook wij elkaar liefhebben.’25
Voormalig algemeen jeugdwerkpresidente Joy D. Jones vertelde eens dat zij en haar man als pasgetrouwd stel geroepen werden om een gezin te bezoeken en te bedienen dat jarenlang niet in de kerk was geweest. Het was bij hun eerste bezoek meteen duidelijk dat ze niet welkom waren. Na de frustratie van nog meer mislukte pogingen, en na veel oprecht gebed en overdenking, kregen zuster en broeder Jones een antwoord op het waarom van hun dienstbetoon in dit vers uit de Leer en Verbonden: ‘U zult de Heer, uw God, liefhebben met geheel uw hart, met geheel uw macht, verstand en kracht; en u zult Hem dienen in de naam van Jezus Christus.’26 Zuster Jones vertelde:
‘We beseften dat we oprecht probeerden dit gezin en onze bisschop te dienen, maar dat we ons moesten afvragen of we dat wel uit liefde voor de Heer deden. […]
‘We gingen naar onze bezoekjes aan dat fijne gezin uitkijken vanwege onze liefde voor de Heer [zie 1 Nephi 11:22]. We deden het voor Hem. Hij zorgde ervoor dat de strijd geen strijd meer was. Nadat ze ons maandenlang op de stoep hadden laten staan, begon het gezin ons binnen te laten. Uiteindelijk baden we geregeld samen en praatten we liefdevol over het evangelie. Het was het begin van een jarenlange vriendschap. We aanbaden Hem en hadden Hem lief door zijn kinderen lief te hebben.’27
Met de erkenning dat God ons volmaakt liefheeft, kunnen we ons ook afvragen: In hoeverre heb ik God lief? Kan Hij op mijn liefde rekenen zoals ik op de zijne reken? Zou het geen waardig streven zijn om zo te leven dat God ons niet alleen kan liefhebben ondanks onze tekortkomingen, maar ook dankzij wie we worden? O, dat Hij over u en mij mag zeggen wat Hij bijvoorbeeld over Hyrum Smith zei: ‘Ik, de Heer, heb hem lief wegens de onkreukbaarheid van zijn hart.’28 Laten we aan Johannes’ vriendelijke aansporing denken: ‘Want dit is de liefde tot God, dat wij Zijn geboden in acht nemen; en Zijn geboden zijn geen zware last.’29
Zijn geboden zijn inderdaad geen zware last – integendeel zelfs. Ze markeren het pad van genezing, geluk, gemoedsrust en vreugde. Onze Vader en onze Verlosser hebben ons met geboden gezegend. Als we hun geboden gehoorzamen, voelen we hun volmaakte liefde vollediger en intenser.30
Hier is de oplossing voor onze aanhoudend twistzieke tijden: Gods liefde. De gouden eeuw in de geschiedenis van het Boek van Mormon kenmerkte zich door het feit ‘dat er geen twist in het land was wegens de liefde voor God die de mensen in hun hart koesterden’.31 Bij ons streven naar Zion zijn we de belofte in Openbaring indachtig: ‘Zalig zijn zij die Zijn geboden doen, zodat zij recht mogen hebben op de Boom des levens, en opdat zij door de poorten de [heilige] stad mogen binnengaan.’32
Ik getuig dat onze hemelse Vader en onze Verlosser, Jezus Christus, echt bestaan. Hun liefde is constant en vergaat nimmer. In de naam van Jezus Christus. Amen.