Met psychische problemen omgaan
Ik wil enkele dingen vertellen die mij zijn opgevallen bij beproevingen die we in mijn gezin hebben meegemaakt.
Hoewel ons gezin bij het bewandelen van het verbondspad vreugde en rijke zegeningen heeft ontvangen, hebben we op onze reis ook bijzonder hoge bergen moeten beklimmen. Ik wil enkele uiterst persoonlijke ervaringen met psychische problemen bespreken. Ik heb het over een klinische depressie, ernstige angstaanvallen, een bipolaire stoornis, ADHD – en soms een combinatie van allemaal. Ik vertel u over die moeilijke ervaringen met toestemming van de betrokkenen.
In mijn werk voor de kerk ben ik honderden mensen en gezinnen tegengekomen die soortgelijke dingen meemaakten. Soms vraag ik me af of de verwoestende ziekten die volgens de Schriften het land zouden teisteren1 onder meer psychische problemen zouden kunnen zijn. Deze problemen komen wereldwijd voor, treffen elk werelddeel en elke cultuur, en raken alle mensen: jong, oud, rijk en arm. Ook leden van de kerk worden erdoor getroffen.
Maar volgens onze leer moeten we er ook naar streven om zoals Jezus Christus te worden en in Hem vervolmaakt te worden. Onze kinderen zingen ‘Ik wil graag als Jezus worden.’2 Wij willen net zo volmaakt worden als onze hemelse Vader en Jezus Christus.3 Omdat psychische problemen ons beeld van volmaaktheid kunnen beïnvloeden, blijven ze al te vaak taboe. Het gevolg is dat er te veel onwetendheid heerst, te veel lijden in stilte, en te veel wanhoop. Veel mensen voelen zich overvraagd omdat ze niet aan vermeende normen voldoen en ten onrechte menen dat ze niet in de kerk thuishoren.
Om die misvattingen tegen te gaan, moeten we bedenken dat ‘de Heiland ieder kind van zijn Vader liefheeft. Hij begrijpt het verdriet en de worsteling die veel mensen met een breed scala aan psychische problemen doormaken volkomen. Hij heeft de “pijnen en benauwingen en allerlei verzoekingen doorstaan; en […] de pijnen en ziekten van zijn volk op Zich [genomen]” (Alma 7:11; cursivering toegevoegd; zie ook Hebreeën 4:15–16; 2 Nephi 9:21). Omdat Hij alle benauwingen begrijpt, weet Hij hoe Hij “de gebrokenen moet genezen” (Lukas 4:18; zie ook Jesaja 49:13–16).’4 Als we problemen hebben, geeft dat vaak aan dat we gewoon meer vaardigheden en steun nodig hebben, en dat is geen karaktergebrek.
Ik wil enkele dingen vertellen die mij zijn opgevallen bij beproevingen die we in mijn gezin hebben meegemaakt.
Allereerst dat veel mensen met ons meevoelen; ze oordelen ons niet. Onze zoon kwam na slechts vier weken wegens ernstige paniekaanvallen, angsten en depressie van zijn zending terug. Als ouders vonden wij het moeilijk om de teleurstelling en het verdriet te verwerken, want we hadden zo hard voor zijn welslagen gebeden. Net als alle ouders willen wij dat het onze kinderen goed gaat, en dat ze gelukkig zijn. Een zending zou voor onze zoon een belangrijke mijlpaal zijn. We vroegen ons bovendien af wat andere mensen ervan zouden denken.
Maar zonder dat wij het wisten, was de terugkeer van onze zoon voor hem oneindig veel erger. Ik merk daarbij op dat hij de Heer liefhad en Hem graag wilde dienen, maar toch lukte dat niet, om redenen die hij moeilijk kon begrijpen. Al gauw bereikte hij een stadium waarin hij totaal geen hoop meer had en met een groot schuldgevoel worstelde. Hij voelde zich niet meer geaccepteerd maar geestelijk verdoofd. Hij werd verteerd door terugkerende gedachten aan de dood.
In die toestand van irrationeel denken, meende onze zoon dat hij maar één uitweg had, namelijk om zich het leven te benemen. Alleen de Heilige Geest en een legioen engelen aan beide zijden van de sluier konden hem redden.
Terwijl hij in die ontzaglijk moeilijke periode voor zijn leven vocht, deden onze familieleden, wijkleiders, medeleden en vrienden extra moeite om ons te steunen en te dienen.
Ik had nog nooit zo’n uitstorting van liefde meegemaakt. Ik had nog nooit zo sterk en zo persoonlijk gevoeld wat het inhoudt om mensen die dat nodig hebben te troosten. Onze familie zal altijd dankbaar zijn voor die uitstorting van liefde.
De talloze wonderen die met deze gebeurtenissen gepaard gingen, zijn onbeschrijflijk. Gelukkig heeft onze zoon het overleefd, maar er was veel langdurige medische, therapeutische en geestelijke zorg nodig voordat hij genas en accepteerde dat anderen hem liefhadden, waardeerden en nodig hadden.
Ik erken dat niet al dergelijke gevallen een uitkomst hebben als het onze. Ik rouw met hen die dierbaren veel te vroeg verloren hebben, en nu vol verdriet met onbeantwoorde vragen zitten.
Het volgende dat ik opmerk, is dat het voor ouders moeilijk kan zijn om te ontdekken waar hun kinderen mee worstelen. Maar we moeten leren hoe we dat kunnen doen. Hoe zien we het verschil tussen de moeilijkheden die een normale ontwikkeling met zich meebrengt, en tekens van ziekte? Als ouders is het onze heilige taak om onze kinderen te helpen de moeilijkheden op hun levenspad te doorstaan. Maar slechts weinigen onder ons zijn deskundig op het gebied van psychische problemen. Niettemin moeten wij voor onze kinderen zorgen door ze te leren om genoegen te nemen met hun oprechte pogingen om aan de juiste normen te voldoen. Ieder van ons weet door zijn eigen tekortkomingen dat geestelijke groei een continu proces is.
We begrijpen nu dat ‘er […] geen eenvoudig wondermiddel voor emotioneel en mentaal welzijn [is]. We maken stress en onrust mee doordat we met een gevallen lichaam in een gevallen wereld leven. Daarnaast zijn er veel factoren die de diagnose van een psychische aandoening in de hand kunnen werken. Ongeacht ons psychische en emotionele welzijn is het gezonder om onze groei voor ogen te houden dan onze tekortkomingen steeds breed uit te meten.’5
Het enige dat mijn vrouw en mij altijd hielp, was zo dicht mogelijk bij de Heer blijven. Achteraf gezien onderwees de Heer ons geduldig in tijden van grote onzekerheid. Zijn licht leidde ons stap voor stap door de donkerste tijden heen. De Heer liet ons inzien dat de waarde van één ziel in het eeuwig bestel veel groter is dan welke aardse taak of prestatie ook.
Nogmaals, we moeten ons informeren over psychische ziekten om ons erop voor te bereiden onszelf en andere mensen die daarmee worstelen te helpen. Openhartige, oprechte gesprekken zullen ertoe bijdragen dat dit belangrijke onderwerp de aandacht krijgt die het verdient. Tenslotte gaat informatie aan inspiratie en openbaring vooraf. Deze problemen, die maar al te vaak onzichtbaar zijn, kunnen iedereen raken. En als we ermee geconfronteerd worden, kunnen ze onoverkomelijk lijken.
Een van de eerste dingen die we moeten leren, is dat we er niet alleen voor staan. Ik moedig u aan om het onderwerp ‘Mental Health’ te bestuderen in de Engelstalige Gospel Library-app. Leren leidt tot meer begrip, meer aanvaarding, meer mededogen en meer liefde. Het kan tragedies draaglijker maken en ons helpen om gezonde verwachtingspatronen en omgangsvormen te ontwikkelen.
Het laatste wat ik opmerk: we moeten voortdurend over elkaar waken. We moeten elkaar liefhebben en minder oordelen, met name als er niet meteen aan onze verwachtingen wordt voldaan. We moeten onze kinderen en jongeren helpen om de liefde van Jezus Christus te voelen, zelfs als ze het moeilijk vinden om van zichzelf te houden. Ouderling Orson F. Whitney, die lid van het Quorum der Twaalf Apostelen was, heeft eens tegen ouders gezegd hoe ze kinderen kunnen helpen die het moeilijk hebben: ‘Bid voor uw […] kinderen; houd ze vast met uw geloof.’6
Ik heb vaak nagedacht over de vraag wat het inhoudt om ze met geloof vast te houden. Ik denk dat het eenvoudige daden van liefde, zachtmoedigheid, vriendelijkheid en respect inhoudt. Het betekent dat we toelaten dat ze zich op hun eigen tempo ontwikkelen, en dat we ze ons getuigenis geven zodat ze de liefde van onze Heiland beter kunnen voelen. Daarvoor moeten we meer aan hen denken, en minder aan onszelf of aan anderen. Doorgaans houdt dit in dat we minder zeggen, en dat we véél meer luisteren. We moeten van ze houden, ze weerbaar maken, en ze regelmatig prijzen voor hun pogingen om te slagen en God trouw te blijven. En tot slot moeten we alles doen wat in ons vermogen ligt om een nauwe band met ze te onderhouden, net als wij een nauwe band met God onderhouden.
Tot allen die zelf door een psychische ziekte getroffen zijn: houd u vast aan uw verbonden, zelfs als u momenteel Gods liefde niet voelt. Doe alles wat in uw vermogen ligt, en hou dan ‘stil […] om het heil van God te zien, en in afwachting van de openbaring van zijn arm’.7
Ik getuig dat Jezus Christus onze Heiland is. Hij kent ons. Hij heeft ons lief en zal op ons wachten. Ik ben in de beproevingen van ons gezin te weten gekomen hoe dicht Hij bij ons is. Zijn beloften komen uit:
Vat moed! Ik ben met u, o, weest niet verschrikt,
want Ik ben uw God die uw lot hier beschikt.
Ik sterk u en help u en waarschuw voor ’t kwaad […]
als gij vol vertrouwen Mij nimmer verlaat.
Als wij weten hoe vast onze rotssteen is, mogen wij dan vreugde vinden in deze verklaring:
Als door bitter lijden Ik u roep te gaan,
en gij veel verdriet ondervindt op uw paân,
zo zal Ik in smarten van u geenszins vliên […]
maar bijstand en hulpe in kommer u biên.8
In de naam van Jezus Christus. Amen.