In al mijn dagen door de Heer begunstigd
Hoe reageren wij op onze beproevingen? Zijn we dankbaar omdat we meer met onze zegeningen dan onze problemen bezig zijn?
De COVID-19-pandemie is een van de vele beproevingen waarmee Gods kinderen in de wereldgeschiedenis zijn geconfronteerd. Begin dit jaar beleefden mijn dierbare familie en ik een donkere periode. Enkele geliefde familieleden waren aan corona en andere oorzaken overleden, wat ons veel verdriet bezorgde. Ondanks medische zorg, vasten en gebed verwisselden mijn broer Charly, zus Susy en schoonbroer Jimmy in de loop van vijf weken het tijdelijke voor het eeuwige.
Ik vraag me soms af waarom de Heiland weende toen hij Maria’s verdriet om de dood van haar broer, Lazarus, zag. Hij wist dat Hij de macht had om Lazarus op te wekken en zou die macht spoedig gebruiken om zijn vriend uit de dood te redden.1 Ik sta versteld van het medeleven en inlevingsvermogen van de Heiland voor Maria; Hij wist dat Maria door de dood van Lazarus onder onbeschrijflijk verdriet gebukt ging.
Wij ondervinden datzelfde intense verdriet als we tijdelijk van onze dierbaren gescheiden worden. De Heiland heeft volmaakt medeleven met ons. Hij neemt ons onze kortzichtigheid niet kwalijk, noch ons beperkte perspectief van onze eeuwige reis. Integendeel, Hij voelt met ons mee.
Onze hemelse Vader en zijn Zoon, Jezus Christus, willen dat wij vreugde kennen.2 President Russell M. Nelson heeft gezegd: ‘De vreugde die we voelen heeft weinig te maken met onze omstandigheden in het leven en alles met waar we ons in het leven op richten. Als ons leven gericht is op Gods heilsplan, […] kunnen we vreugde voelen ongeacht wat er in ons leven gebeurt – of niet gebeurt.’3
Toen ik een jonge zendeling was, vernam een andere zendeling die ik bewonderde op een dag vreselijk nieuws. Zijn moeder en jonge broer waren in een tragisch ongeluk omgekomen. Onze zendingspresident bood deze zendeling de mogelijkheid om voor de uitvaartdienst naar huis te gaan. Maar na een telefoongesprek met zijn vader besloot hij te blijven en zijn zending af te maken.
Toen we kort daarop in dezelfde zone werkzaam waren, kregen mijn collega en ik een noodoproep. Dieven hadden de fiets van diezelfde zendeling gestolen en hem met een mes verwond. Hij en zijn collega moesten te voet naar het dichtstbijzijnde ziekenhuis, waar mijn collega en ik ook naartoe zouden gaan. Op weg naar het ziekenhuis had ik met deze zendeling te doen. Ik nam aan dat hij terneergeslagen was en dat hij na deze traumatische ervaring vast naar huis wilde terugkeren.
Maar toen we in het ziekenhuis aankwamen, lag de zendeling in zijn bed op zijn operatie te wachten – en glimlachte hij warempel. Ik dacht: hoe kan hij op zo’n moment glimlachen? Terwijl hij in het ziekenhuis revalideerde, deelde hij enthousiast brochures en exemplaren van het Boek van Mormon aan de artsen, verpleegkundigen en patiënten uit. Ondanks zijn beproevingen wilde hij niet naar huis. Integendeel, hij diende vol geloof, energie, kracht en enthousiasme tot de laatste dag van zijn zending.
Aan het begin van het Boek van Mormon zegt Nephi: ‘Ik [heb] in de loop van mijn dagen veel ellende ondervonden, maar [ben] niettemin in al mijn dagen uitermate door de Heer begunstigd.’4
Nephi moest veel beproevingen doorstaan, waarover we in zijn kroniek kunnen lezen. Door zijn beproevingen zien we in dat iedereen weleens donkere dagen meemaakt. Een van die beproevingen vond plaats toen Nephi werd geboden naar Jeruzalem terug te keren om de koperen platen van Laban te bemachtigen. Enkele broers van Nephi hadden weinig geloof en sloegen hem zelfs met een stok. Nephi ondervond nog een beproeving toen hij zijn boog brak en zijn familie geen voedsel kon verschaffen. Toen hem later werd geboden een schip te bouwen, bespotten zijn broers hem en weigerden te helpen. Ondanks deze en veel andere beproevingen erkende Nephi altijd Gods goedheid.
Toen zijn familie op weg naar het beloofde land de oceaan overstak, gingen sommigen van hen plezier maken en ruwe taal uitslaan. Ze vergaten dat de macht van de Heer hen had behouden. Toen Nephi hen kastijdde, voelden ze zich beledigd en bonden hem met touwen vast zodat hij zich niet kon bewegen. In het Boek van Mormon staat dat zijn broers hem ‘met grote hardvochtigheid’ behandelden. Zijn polsen en enkels waren ‘zeer gezwollen, en de pijn daarvan was hevig’.5 Nephi was bedroefd wegens de verstoktheid van hun hart en werd soms door verdriet overmand.6 ‘Niettemin’, zegt hij, ‘vertrouwde ik op mijn God en ik loofde Hem de gehele dag; en ik morde niet tegen de Heer wegens mijn ellende.’7
Geliefde broeders en zusters, hoe reageren wij op onze beproevingen? Morren we tegen de Heer? Of zijn we, net als Nephi en mijn voormalige zendingsvriend, dankbaar in woord, gedachte en daad omdat we meer met onze zegeningen dan onze problemen bezig zijn?
Onze Heiland, Jezus Christus, heeft ons tijdens zijn aardse bediening het voorbeeld gegeven. In moeilijke tijden zijn er maar weinig dingen die ons meer gemoedsrust en voldoening geven dan onze medemens dienen. In Mattheüs lezen we wat er gebeurde toen de Heiland vernam dat zijn neef Johannes de Doper door koning Herodes onthoofd was om de dochter van Herodias te behagen:
‘En zijn discipelen kwamen, namen het lichaam weg en begroeven het; zij gingen heen en berichtten het Jezus.
‘En toen Jezus dit hoorde, vertrok Hij vandaar met een schip naar een eenzame plaats, alleen; en de menigte, die dat hoorde, volgde Hem te voet vanuit de steden.
‘En toen Jezus uit het schip ging, zag Hij een grote menigte, en Hij was innerlijk met ontferming bewogen over hen en genas hun zieken.
‘Toen het avond werd, kwamen Zijn discipelen naar Hem toe en zeiden: Deze plaats is eenzaam en de tijd is nu verstreken; stuur de menigte weg, zodat zij naar de dorpen kunnen gaan om voor zichzelf voedsel te kopen.
‘Jezus zei echter tegen hen: Het is niet nodig dat zij weggaan, geeft u hun te eten.’8
Jezus Christus heeft ons laten zien dat we in tegenspoed de moeilijkheden van anderen kunnen opmerken. Met ontferming bewogen, kunnen we ze de hand reiken en verheffen. Doen we dat, dan verheft ons christelijk dienstbetoon ook ons. President Gordon B. Hinckley heeft gezegd: ‘Het beste tegengif tegen zorgen is werk. Het beste geneesmiddel tegen wanhoop is dienstbetoon. De beste remedie tegen vermoeidheid is iemand helpen die nog meer uitgeput is.’9
Ik heb in de Kerk van Jezus Christus veel gelegenheid gekregen om mijn medemens te dienen. Op zulke momenten voel ik dat mijn hemelse Vader mijn lasten verlicht. President Russell M. Nelson is de profeet van God op aarde. Hij toont ons dat we in moeilijke tijden anderen moeten dienen. Ik getuig samen met veel andere heiligen dat God onze liefdevolle hemelse Vader is. Ik heb zijn oneindige liefde in donkere periodes gevoeld. Onze Heiland, Jezus Christus, kent ons verdriet en onze beproevingen. Hij wil onze lasten verlichten en ons troosten. Wij moeten zijn voorbeeld volgen door mensen met nog grotere lasten te dienen. In de naam van Jezus Christus. Amen.