2005
Het huis gebouwd op geloof
April 2005


Het huis gebouwd op geloof

Op de avond dat mijn vrouw en ik ons zouden laten dopen — dat was in 1996 — probeerden familie en vrienden dat te voorkomen. We kregen te maken met boze familieleden die ons zwaar bekritiseerden en zeiden dat we onze familie voor de kerk hadden ingeruild en dat ze niet meer van ons konden houden. Uiteindelijk lieten al onze vrienden ons helemaal vallen. Daarna raakte ik mijn baan kwijt en kregen we ook met ziekte te maken.

We gingen ons echter steeds meer thuis voelen in de kerk. We voelden de Geest in elke les steeds sterker. De leden steunden ons. De bisschop kwam bij ons langs en sprak ons moed in. We wisten uit eigen ervaring dat mensen die de kerk kritiseerden het bij het verkeerde eind hadden. De kerk was ons tot zegen. We leerden Jezus Christus kennen. We leerden lief te hebben en te dienen. We kregen een eeuwig perspectief. Hoewel het erop leek dat alles tegen ons was, wisten we heel goed dat we de Heer naar de waarheid van het evangelie hadden gevraagd en dat Hij onze gebeden had verhoord.

Op een keer, niet lang na onze doop, toen we nog bij mijn vader inwoonden, kwam de bisschop ons opzoeken. Mijn vader wees hem de deur. Hij zei dat hij geen lid van de kerk in zijn huis wilde. De bisschop riep ons kort daarna bij zich. Hij zei dat de leden en de zendelingen ons een tijdje niet zouden bezoeken, omdat ze de familie niet tegen de haren in wilden strijken. Hij zei dat we sterk moesten zijn en dat we zeer gezegend zouden worden als we op het rechte en smalle pad bleven.

We konden niet op onszelf gaan wonen, omdat ik geen werk had. Ik kon geen geschikte baan met hetzelfde salaris als mijn vorige vinden. Ik had verschillende niet veel betalende baantjes, maar het lukte ons wel om onze tiende en gaven te betalen, de kerk te bezoeken en levensmiddelen te kopen. De Heer stortte zijn zegen over ons uit en we waren echt gelukkig.

Op de dag van onze tempelverzegeling, toen ik onze twee zoontjes — Luigi, die toen twee was, en Lucas, één jaar oud — de verzegelkamer zag binnenkomen en hun handjes op die van ons zag leggen om die verordening te kunnen voltrekken, huilde ik van geluk. Ik zal dat prachtige tafereel, die heerlijke geest, en het gevoel dat we de juiste beslissing hadden genomen, nooit vergeten.

De beproevingen waren niet ten einde, maar er trad wel verbetering op. Mijn vader en mijn ooms en tantes kritiseerden de kerk niet meer, en onze grootouders respecteerden onze beslissing. We probeerden een voorbeeld te zijn, zodat ze zagen dat de kerk ons veranderde. De steun die we aan elkaar hadden, was heel belangrijk. Toen ik les gaf in het seminarie en werkzaam was als raadgever in de bisschap, heb ik altijd de steun van mijn vrouw gehad.

In het jaar dat we ons lieten dopen had een vriend van ons een stuk bouwgrond gekocht voor zijn gezin en voor ons, door ons een deel van de koopsom te lenen. We begonnen over ons eigen huis te dromen. Uiteindelijk gaf de Geest ons in om eens uit te rekenen hoeveel de bouw van een huis zou gaan kosten. We kregen het gevoel dat het ons best eens zou kunnen gaan lukken om een huis te bouwen, waarin we onze kinderen in het evangelie konden grootbrengen, zendingswerk konden doen en leden konden binnenlaten.

Na verloop van tijd kwam ik in contact met broeder Joel, iemand die zich kort daarvoor had laten dopen in onze wijk. Zijn geloof was verbazingwekkend. Toen we op een keer samen aan een serviceproject werkten, zei broeder Joel tegen me: ‘José Luis, ik denk dat we je huis kunnen bouwen.’ Ik moest er bijna van huilen, maar liet mijn tranen pas de vrije loop toen ik het mijn vrouw vertelde. Het was het antwoord op onze gebeden.

Een paar dagen later zei de vriend die het land voor zichzelf en ons had gekocht dat ik de hele lap grond kon krijgen en later kon betalen. Ik had echter nog steeds geen baan die mij in staat stelde om het bouwmateriaal aan te schaffen, maar ik wist dat de Heer een weg zou bereiden. Een paar weken later kreeg ik een baan bij een groot bedrijf. En daarmee zou het doel om spoedig te beginnen met bouwen, in vervulling gaan.

Voor broeder Joel was het liefdewerk oud papier. Hij deed meer dan een huis bouwen voor mijn gezin. Hij hielp ons op elk denkbare manier. We werkten alleen op zaterdag aan het huis. We hebben er tien maanden over gedaan en ons kerkwerk heeft er niet onder geleden. We kregen ook hulp van andere leden uit de wijk. Mijn vader is een paar keer komen helpen, waardoor hij de leden van de kerk beter leerde kennen. Hij kreeg vooral een goede band met broeder Joel, die onze huisonderwijzer was geworden.

Op zekere zaterdag maakte mijn vader broeder Joel een compliment dat hij zoveel werk verrichtte.

Ik zei: ‘Pa, weet u hoeveel ik hem betaal voor zijn arbeid?’

‘Nee’, zei hij.

‘Geen cent’, zei ik. ‘Hij doet dit omdat hij van ons gezin houdt. Hij is een goed man’.

Ik zag dat mijn vader een brok in zijn keel had, en hij zei er niets over. Ik vermoedde dat hij zich herinnerde hoe hij de bisschop en de zendelingen behandeld had en zich opgelaten voelde. Hij zag dat de leden van de kerk ons altijd goed hadden behandeld.

De dag dat ons huis klaar kwam, waren er zestien mensen, de meesten lid van de kerk. Mijn kennissen en vrienden die geen lid waren, kwamen die dag heel wat te weten.

Toen het huis in aanbouw was, volgden mijn broer en mijn schoonzus de lessen en besloten te trouwen, zodat ze zich konden laten dopen. Op de dag van hun huwelijk, was ik getuige van weer een wonder: er waren vier zendelingen en veel kerkleden in het huis van mijn vader.

We weten dat dit evangelie waar is. Als we ons geloof oefenen, verzet de Heer bergen voor ons. Nu zie ik de muren van mijn huis als een getuigenis dat de Heer van zijn kinderen houdt en op de hoogte is van hun behoeften. Natuurlijk liggen er nog veel bergen voor ons, maar als we getrouw zijn, zullen we daar ook overheen komen. We moeten nooit vergeten wat de Heer voor ons gedaan heeft.

José Luis da Silva is lid van de wijk Jardim Presidente Dutra, ring São Paulo-Guarulhos (Brazilië).

Afdrukken