2006
Hij geneest de belasten
November 2006


Hij geneest de belasten

De genezende kracht van de Heer Jezus Christus (…) staat ons voor iedere kwelling in het sterfelijk leven ter beschikking.

De Heiland heeft gezegd: ‘Komt tot Mij, allen, die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven’ (Matteüs 11:28).

Veel mensen dragen zware lasten. Sommigen hebben een dierbare verloren door een sterfgeval of zorgen voor een gehandicapte. Sommigen zijn gekwetst door een echtscheiding. Anderen verlangen naar een eeuwig huwelijk. Sommigen zijn in de greep van een verslaving aan zaken zoals alcohol, tabak, drugs of pornografie. Anderen hebben ernstige fysieke of mentale handicaps. Sommigen worstelen met aantrekking tot mensen van hetzelfde geslacht. Sommigen hebben een zware depressie of voelen zich ernstig tekortschieten. Veel mensen dragen op de een of andere manier een zware last.

De Heiland geeft ieder van ons deze liefdevolle uitnodiging:

‘Komt tot Mij, allen, die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven;

‘neemt mijn juk op u en leert van Mij, want Ik ben zachtmoedig en nederig van hart, en gij zult rust vinden voor uw zielen;

‘want mijn juk is zacht en mijn last is licht’ (Matteüs 11:28–30).

In de Schriften staan veel beschrijvingen van hoe de Heiland de belasten genas. Hij liet de blinden zien, de doven horen, genas de verlamden, verschrompelden of verminkten, reinigde de melaatsen en wierp onreine geesten uit. Vaak lezen we dat degene die van deze fysieke kwalen werd genezen, ‘behouden’ werd (zie Matteüs 14:36; 15:28; Marcus 6:56; 10:52; Lucas 17:19; Johannes 5:9).

Maar terwijl Jezus velen van lichamelijke ziekten genas, onthield hij hen die verlost wilden worden van andere kwalen zijn genezing evenmin. Matteüs schrijft dat Hij onder het volk elke ziekte en kwaal genas (zie Matteüs 4:23; 9:35). Grote menigten volgden Hem en ‘Hij genas hen allen’ (Matteüs 12:15). Tot die genezen mensen zullen beslist ook zij hebben behoord die een emotionele, mentale of geestelijke ziekte hadden. Hij genas de zieken.

Jezus las in zijn eerste rede in de synagoge deze profetie van Jesaja voor: ‘Hij [heeft] Mij gezalfd […] om aan armen het evangelie te brengen; en Hij heeft Mij gezonden om aan gevangenen loslating te verkondigen en aan blinden het gezicht, om verbrokenen heen te zenden in vrijheid’ (Lucas 4:18). Toen Jezus verklaarde dat Hij gekomen was om die profetie te vervullen, bevestigde Hij uitdrukkelijk dat Hij mensen met fysieke kwalen zou genezen en bovendien de gevangenen zou verlossen, de gekwetsten genezen en degenen met een gebroken hart helen.

In het evangelie van Lucas staan veel voorbeelden van die bediening. Er staat ook dat ooit ‘vele scharen [samen] stroomden […] om [Jezus] te horen en zich te laten genezen van hun ziekten’ (Lucas 5:15). Bij andere gelegenheden, staat er, ‘genas Hij velen van ziekten’ (Lucas 7:21) en ‘die genezing van node hadden, maakte Hij gezond’ (Lucas 9:11). Er staat ook dat er op een keer uit Judea, Jeruzalem en van de kust bij Sidon ‘vele scharen [samen] stroomden […] om [Jezus] te horen en zich te laten genezen van hun ziekten’ (Lucas 6:17).

Toen de Heiland in de nieuwe wereld aan de rechtschapenen verscheen, riep Hij mensen die verlamd of blind waren, of die andere lichamelijke kwalen hadden, op om naar voren te komen. En diezelfde uitnodiging deed Hij aan hen ‘die op enigerlei wijze lijdende zijn’ (3 Nephi 17:7). ‘Brengt hen hierheen’, zei Hij, ‘en Ik zal hen genezen’ (vs. 7). In het Boek van Mormon staat dat de menigte ‘allen die op enigerlei wijze lijdende waren’ naar voren brachten (vs. 9). Onder hen moeten zich mensen bevonden hebben met allerlei lichamelijke, emotionele of mentale kwalen zoals wij die tegenwoordig ook hebben. En de Schrift getuigt: Jezus ‘genas hen, ja, ieder van hen’ (vs. 9).

De Heiland leert ons dat wij in de wereld weliswaar verdrukking lijden, maar dat wij ‘goedsmoeds’ moeten zijn, want Hij heeft ‘de wereld overwonnen’ (Johannes 16:33). Zijn verzoening strekt zich niet alleen uit tot zonde en is niet alleen krachtig genoeg om de prijs daarvoor te betalen, maar ook om elke kwaal in het sterfelijk leven te genezen. Het Boek van Mormon leert ons: ‘Hij zal uitgaan en pijnen en benauwingen en allerlei verzoekingen doorstaan; en wel opdat het woord wordt vervuld dat zegt dat Hij de pijnen en ziekten van zijn volk op Zich zal nemen’ (Alma 7:11; zie ook 2 Nephi 9:21).

Hij kent ons lijden en Hij staat voor ons klaar. Net als de barmhartige Samaritaan in de gelijknamige gelijkenis, verbindt Hij onze wonden en zorgt Hij voor ons als Hij ons gewond langs de weg tegenkomt (zie Lucas 10:34). Broeders en zusters, de genezingskracht van zijn verzoening is voor u, voor ons, voor iedereen.

Zijn allesomvattende genezingskracht wordt aangeroepen in deze gebedvolle woorden in onze lofzang ‘Meester, de stormwinden woeden’:

Meester, verslagen van geeste

buig ’k heden in smart mij neer.

Mijn hart is ten diepste bekommerd,

word wakker en red mij, Heer!

Ik lig in de golven der zonde

waarin ’k al dieper zink.

Ik verga hier, ’k verga! O, mijn Meester,

kom, red mij voordat ’k verdrink!

(Lofzang 71.)

Wij kunnen genezen worden krachtens het Melchizedeks priesterschap. Jezus gaf zijn apostelen deze macht ‘om alle ziekte en alle kwaal te genezen’ (Matteüs 10:1; zie ook Marcus 3:15; Lucas 9:1–2) en zij gingen heen, ‘overal het evangelie predikende en genezingen doende’ (Lucas 9:6; zie ook Marcus 6:13; Handelingen 5:16). De Zeventig werden ook uitgestuurd met de kracht en de opdracht om de zieken te genezen (zie Lucas 10:9; Handelingen 8:6–7).

Hoewel de Heiland ieder kon genezen die Hij wilde genezen, geldt dat niet voor hen die zijn priesterschapsgezag dragen. Uitoefening van dat gezag door sterfelijke personen is beperkt tot de wil van Hem van wie dit priesterschap is. Daarom is ons gezegd dat sommige mensen die door de ouderlingen gezalfd worden niet genezen omdat zij ‘ten dode [zijn] bestemd’ (LV 42:48). En toen de apostel Paulus genezen wilde worden van de ‘doorn in het vlees’ (2 Korintiërs 12:7) die hem kwelde, weigerde de Heer hem te genezen. Later schreef Paulus dat de Heer het als volgt uitgelegd had: ‘Mijn genade is u genoeg, want de kracht openbaart zich eerst ten volle in zwakheid’ (vs. 9). Paulus antwoordde gehoorzaam dat hij zich ‘zeer gaarne […] dus in […] zwakheden nog meer [zou] roemen, opdat de kracht van Christus over mij kome (…) want als ik zwak ben, dan ben ik machtig’ (vss. 9–10).

We kunnen de zegeningen van genezing op vele wijzen krijgen en elk is afgestemd op onze individuele behoeften, zoals Hij weet die ons het meeste liefheeft. Soms heelt een ‘genezing’ onze ziekte of verlicht zij onze last. Maar soms worden wij ‘genezen’ door bepaalde kracht te ontvangen, of begrip, of geduld om onze lasten te dragen.

Het volk van Alma was in slavernij, overheerst door kwade onderdrukkers. Toen zij baden om hulp zei de Heer dat Hij hen uiteindelijk zou verlossen, maar in de tussentijd zou Hij hun lasten verlichten ‘zodat gij ze zelfs niet op uw rug kunt voelen, ja, zolang gij in knechtschap leeft; en dat zal Ik doen opdat gij voortaan als getuige voor Mij zult staan (…) dat Ik, de Here God, omzie naar mijn volk in hun ellende’ (Mosiah 24:14). In dat geval werd de last van de mensen niet weggenomen, maar sterkte de Heer hen wel, zodat ‘zij hun lasten met gemak konden dragen, en zij onderwierpen zich welgemoed en met geduld aan de gehele wil des Heren’ (vs. 15).

Dezelfde belofte en uitwerking is van kracht voor u, moeders die weduwe zijn geworden of gescheiden zijn, alleenstaanden die eenzaam zijn, zwaar belaste thuisverzorgers, verslaafden, en voor iedereen die een last te dragen heeft. ‘Komt tot Christus’, zegt de profeet, ‘en wordt in Hem vervolmaakt’ (Moroni 10:32).

Soms is de wanhoop zo groot dat onze last te zwaar is. Wanneer er een storm in ons leven lijkt te woeden, voelen we ons misschien verlaten en roepen we uit, net als de discipelen in de storm: ‘Meester, trekt Gij u er niets van aan, dat wij vergaan?’ (Marcus 4:38.) Dan moeten wij aan zijn antwoord denken: ‘Waarom zijt gij zó bevreesd? Hoe hebt gij geen geloof?’ (vs. 40).

De genezende kracht van de Heer Jezus Christus — of die onze lasten nu wegneemt of ons de kracht geeft ze te doorstaan en met ze te leven, net als de apostel Paulus — staat ons voor iedere kwelling in het sterfelijk leven ter beschikking.

Toen ik tijdens een algemene conferentie een toespraak had gehouden over het kwaad van de pornografie (zie ‘Pornografie’, Liahona, mei 2005, pp. 87–90), kreeg ik veel brieven van mensen die met deze verslaving worstelden. Sommige van die brieven kwamen van mannen die hun pornoverslaving hadden overwonnen. Eén man schreef:

‘Ik heb enkele lessen geleerd toen ik uit het duister van de zonde kwam die het leven van de verstrikten zo domineert: (1) Het is een groot probleem dat ongelooflijk moeilijk te overwinnen is. (…) (2) De Heiland is de belangrijkste bron van steun en kracht in het bekeringsproces. (…) (3) Intensieve, dagelijkse schriftstudie, geregelde aanbidding in de tempel en serieuze, weloverwogen deelname aan de verordening van het avondmaal zijn alle onmisbare onderdelen van een oprecht bekeringsproces. Ik neem aan dat dit komt doordat al deze activiteiten iemands band met de Heiland uitbreiden en versterken, alsmede zijn begrip van diens zoenoffer en zijn geloof in diens geneeskracht.’ (brief gedateerd 24 oktober 2005.)

De Heiland zei: ‘Komt tot Mij, (…) en gij zult rust vinden voor uw zielen’ (Matteüs 11:28–29). Die zwaar belaste man wendde zich tot de Heiland, en wij kunnen dat ook doen.

Een vrouw wier huwelijk bedreigd werd door de pornoverslaving van haar man beschreef hoe ze hem vijf jaren vol kwelling bijstond totdat, zoals ze schreef, ‘[mijn man] door de gave van de heerlijke verzoening van onze dierbare Heiland en wat Hij ons over vergiffenis heeft geleerd, eindelijk vrij is — en ik ook.’ Zij die zelf niet van zonde gereinigd hoefde te worden, maar slechts wilde dat haar dierbare man verlost werd van de slavernij, schreef het volgende advies:

‘Spreek met de Heer. (…) Hij is je beste vriend! Hij kent je verdriet, want Hij heeft dat verdriet al namens jou gevoeld. Hij is bereid om die last te dragen. Vertrouw hem voldoende om de last aan zijn voeten te leggen en Hem die te laten dragen. Dan kan jouw smart plaats maken voor zijn gemoedsrust, tot in de diepten van je ziel’ (brief gedateerd 18 april 2005).

Een man schreef aan een algemeen autoriteit hoe de kracht van de verzoening hem had geholpen met zijn probleem op het gebied van aantrekking tot zijn eigen geslacht. Hij was geëxcommuniceerd wegens ernstige overtredingen waarmee hij zijn tempelverbonden en zijn verplichtingen tegenover zijn kinderen had geschonden. Hij moest kiezen of hij zou proberen het evangelie na te leven of dat hij een koers zou aanhouden die in strijd was met de evangelieleringen.

‘Ik wist dat het moeilijk zou zijn,’ schrijft hij, ‘maar ik besefte toch niet wat ik zou moeten doormaken.’ In zijn brief beschrijft hij de leegte, de eenzaamheid en de onbeschrijflijk diepgaande zielenpijn die hij voelde toen hij probeerde terug te komen. Hij bad vurig om vergiffenis, soms uren achtereen. Hij vond steun in het lezen van de Schriften, in de vriendschap van een liefhebbende bisschop en in zegens van de priesterschap. Maar wat uiteindelijk de doorslag gaf was de hulp van de Heiland. Hij legde uit:

‘Alleen door Hem en zijn verzoening. (…) Nu heb ik een intens gevoel van dankbaarheid. Mijn leed was soms erger dan ik kon verdragen, maar toch was het zo weinig in vergelijking met wat Hij heeft geleden. Terwijl mijn leven eens duisternis bevatte, is er nu liefde en dankbaarheid.’

Hij vervolgt: ‘Sommigen geven toe dat verandering mogelijk is en zeggen dat therapie de enige oplossing is. Zij hebben het onderwerp uitgebreid bestudeerd en hebben hen die ermee worstelen zo veel te bieden (…), maar ik vraag me bezorgd af of ze niet vergeten om onze hemelse Vader erbij te betrekken. Als er verandering moet plaatsvinden, zal dat gebeuren volgens Gods wil. Ik maak me ook zorgen over de vele mensen die zich concentreren op de oorzaken van [aantrekking tot hetzelfde geslacht]. (…) Het is niet nodig om vast te stellen waarom ik [dit probleem heb]. Ik weet niet of het aangeboren is of dat omgevingsfactoren ertoe bij hebben gedragen. Feit is in elk geval dat ik hiermee worstel, en het gaat erom wat ik er van nu af aan mee doe’ (brief gedateerd 25 maart 2006).

De mensen die deze brieven schreven, weten dat de verzoening van Jezus Christus en de genezing die deze biedt veel meer doen dan alleen de kans scheppen om zich van zonde te bekeren. De verzoening geeft ons ook de kracht om ‘pijnen en benauwingen en allerlei verzoekingen [te] doorstaan’, want onze Heiland heeft ook ‘de pijnen en ziekten van zijn volk op Zich’ genomen (Alma 7:11). Broeders en zusters, als uw geloof en uw gebeden en de kracht van het priesterschap u niet genezen van een kwelling, dan zal de kracht van de verzoening u vast en zeker de kracht geven om de last te dragen.

‘Komt tot Mij, allen, die vermoeid en belast zijt,’ heeft de Heiland gezegd, ‘en Ik zal u rust geven (…) voor uw zielen’ (Matteüs 11:28–29).

Ik bid dat ieder van ons in zijn worsteling met de moeilijkheden van dit sterfelijk leven mag ondervinden waar de profeet Mormon om bad voor zijn zoon, Moroni: ‘(…) moge Christus u verheffen, en mogen zijn lijden en dood (…) en zijn barmhartigheid en lankmoedigheid, en de hoop op zijn heerlijkheid en op het eeuwige leven, u voor eeuwig bijblijven’ (Moroni 9:25).

Ik getuig van Jezus Christus, onze Heiland, die ons allen uitnodigt om tot Hem te komen en in Hem vervolmaakt te worden. Hij zal onze wonden verbinden en de belasten genezen. In de naam van Jezus Christus. Amen.