2006
O, vast als een rotssteen
November 2006


O, vast als een rotssteen

We moeten de funderingen van ons geloof en van ons getuigenis van de waarheid sterken zodat we niet wankelen, niet mislukken.

Geliefde broeders en zusters, zowel binnen oogbereik als over de hele wereld vergaderd, ik doe een beroep op uw geloof en gebeden nu ik de eer heb om u toe te spreken.

In 1959, kort nadat ik aantrad als president van het zendingsgebied Canada in Toronto (Ontario), ontmoette ik N. Eldon Tanner, een vooraanstaande Canadees die luttele maanden later geroepen zou worden als assistent van het Quorum der Twaalf Apostelen, vervolgens als lid van het Quorum der Twaalf, en daarna als raadgever van vier presidenten van de kerk.

Toen ik hem ontmoette, was president Tanner algemeen directeur van het mammoetbedrijf Trans-Canada Pipelines Ltd. en tevens president van de ring Calgary (Canada). Hij stond in Canada bekend als ‘Mister Integrity’. Bij die eerste ontmoeting bespraken we onder andere de koude Canadese winters vol stormen met temperaturen die wekenlang onder het vriespunt kunnen blijven en ijzige winden die de gevoelstemperatuur nog meer laten zakken. Ik vroeg president Tanner waarom de wegen en snelwegen in het westen van Canada vrijwel intact bleven in dergelijke winters, met weinig of geen tekens van scheuren of breuken, terwijl het wegdek in veel andere gebieden waar de winters minder koud en streng zijn, scheuren en gaten vertoont.

Hij antwoordde: ‘Dat komt door de diepe bedding van het wegdek. Om het wegdek sterk en heel te houden, is het nodig om de funderingen erg diep te gieten. Als de funderingen niet diep genoeg zijn, is het wegdek niet bestand tegen extreme weersomstandigheden.’

In de loop der jaren heb ik vaak over dat gesprek en de uitleg van president Tanner nagedacht. Ik zie er namelijk een onderliggende toepassing voor ons eigen leven in. Eenvoudig gezegd: als we geen diep fundament van geloof en een sterk getuigenis van de waarheid hebben, kan het in het leven moeilijk worden om bestand te blijven tegen de harde stormen en ijzige winden van tegenspoed die ieder van ons onvermijdelijk zullen treffen.

Het sterfelijk leven is een proeftijd waarin we moeten bewijzen dat we in aanmerking komen om na dit leven terug te keren naar onze hemelse Vader. En beproevingen zijn alleen mogelijk als we te maken krijgen met problemen en moeilijkheden. Die kunnen ons breken en het oppervlak van onze ziel doen scheuren en afbrokkelen — althans, als de fundering van geloof, ons getuigenis van de waarheid, niet diep genoeg in ons is ingebed.

Op het geloof en het getuigenis van een ander kunnen we niet lang teren. Uiteindelijk moeten we een eigen, sterke, diepgewortelde fundering krijgen, anders zijn we niet bestand tegen de levensstormen die beslist zullen komen. Die stormen manifesteren zich op verschillende manieren. We kunnen verdriet en hartzeer hebben vanwege een afgedwaald kind dat besluit zich af te wenden van het pad dat naar de eeuwige waarheid leidt en zich liever begeeft op het gladde, hellende vlak van dwaling en ontluistering. Ziekte kan ons of een dierbare treffen en lijden en soms zelfs de dood tot gevolg hebben. Ongelukken kunnen hun wrede littekens achterlaten of de levensvlam uitblazen. De dood treft mensen op leeftijd die wankelen op hun benen. Hij ontbiedt ook hen die nog maar nauwelijks halverwege de levensreis zijn. En vaak stilt hij zelfs het gelach van kleine kinderen.

Soms lijkt er geen licht op te doemen aan het eind van de tunnel, geen ochtendgloren na een donkere nacht. We voelen ons ingesloten door de pijn van een gebroken hart, de teleurstelling van stukgeslagen dromen en de vertwijfeling van vervlogen hoop. Met de Bijbel smeken wij: ‘Is er geen balsem in Gilead?’ (Jeremia 8:22.) We zijn geneigd onze tegenspoed door het vervormende prisma van het pessimisme te zien. We voelen ons verlaten, diepbedroefd en alleen.

Hoe leggen we een sterke fundering die standhoudt tegen de grillen van het leven? Hoe bewaren we het noodzakelijke geloof en getuigenis om de vreugde te voelen die de getrouwen beloofd is? Dat vereist voortdurend onverminderde inzet. De meesten onder ons hebben wel eens inspiratie gekregen die zo duidelijk was dat ons de tranen in de ogen schoten en we vastbesloten waren om altijd trouw te blijven. Ik heb wel eens iemand horen zeggen: ‘Als ik dergelijke gevoelens altijd zou hebben, zou ik er nooit moeite mee hebben om te doen wat ik moet doen.’ Maar dergelijke gevoelens kunnen vluchtig zijn. De inspiratie die we tijdens deze conferentiebijeenkomsten voelen, kan afnemen en wegsterven als de maandag aanbreekt en we weer geconfronteerd worden met de routine van werk, school, huishouden en gezin. Die dingen kunnen onze aandacht makkelijk afleiden van het heilige naar het alledaagse, van wat ons opbouwt naar wat – mits we dat toelaten – ons getuigenis, die sterke geestelijke fundering, wegvreet.

Natuurlijk leven wij niet in een wereld waarin we alleen maar geestelijke ervaringen hebben, maar we kunnen onze funderingen van geloof en van ons getuigenis van de waarheid sterken, zodat we niet wankelen, niet mislukken. U kunt zich dan afvragen hoe we op de meest doeltreffende wijze die fundering verkrijgen en onderhouden die we nodig hebben om in de wereld waarin wij leven geestelijk te overleven.

Ik wil drie richtlijnen aanreiken die ons daarbij kunnen helpen.

Ten eerste: versterk uw funderingen door gebed. ‘Wat is ’t gebed? D’oprechte wens, door ons tot God gericht.’ (Wat is ’t gebed’, lofzang 100.)

Als we bidden, laten we dan écht communiceren met onze Vader in de hemel. We kunnen onze gebeden makkelijk vullen met herhalingen en woorden die niet of nauwelijks doordacht zijn. Maar als we eraan denken dat ieder van ons letterlijk een geestzoon of -dochter van God is, zullen we het niet moeilijk vinden om Hem in gebed te benaderen. Hij kent ons; Hij heeft ons lief; Hij wil alleen het beste voor ons. Laten wij oprecht en betekenisvol bidden, onze dank uitspreken en vragen om wat wij nodig hebben. Laten wij luisteren of er antwoord komt en het herkennen als het komt. Als we dat doen, worden we gesterkt en gezegend. We leren Hem kennen en komen te weten wat Hij wil dat wij doen in ons leven. Als we Hem kennen en op zijn wil vertrouwen, wordt onze fundering van geloof versterkt. Als er iemand onder ons niet goed geluisterd heeft naar de raad om altijd te bidden, dan is er geen beter moment om daar mee te beginnen dan nu. William Cowper heeft gezegd: ‘Satan beeft als hij de zwakste heilige op zijn knieën ziet’ (William Neil, samensteller, Concise Dictionary of Religious Quotations [1974], p. 144).

Laten we het gezinsgebed niet verwaarlozen. Gezinsgebed is een goed verdedigingswapen tegen de zonde en biedt ons veel vreugde en geluk. Het oude gezegde ‘Het gezin dat samen bidt, blijft samen’, is nog steeds waar. Als we onze kinderen een voorbeeld in bidden geven, helpen we hen om aan hun eigen diepe fundering van geloof en getuigenis te werken: ze zullen die hun leven lang nodig hebben.

Mijn tweede richtlijn: laten we de Schriften bestuderen en ze ‘dag en nacht’ overpeinzen, zoals de Heer ons in het boek Jozua aanraadt (1:8).

In 2005 namen honderdduizenden heiligen der laatste dagen president Gordon B. Hinckley’s uitdaging ter harte om vóór het eind van het jaar het Boek van Mormon te lezen. Ik geloof dat in december 2005 wel alle records gebroken moeten zijn van uren besteed aan het voldoen aan die uitdaging. We werden gezegend bij het uitvoeren van onze taak: ons getuigenis werd versterkt en onze kennis vergroot. Ik moedig iedereen aan om de Schriften te blijven lezen en bestuderen zodat we ze mogen begrijpen en de lessen die we eruit halen in ons leven kunnen toepassen. Een vrije weergave van de woorden van de dichter James Phinney Baxter is:

Wie leert en leert maar nooit weet

Is net als hij die ploegt en ploegt maar nooit zaait.

(‘The Baxter Collection’, Baxter Memorial Library, Gorham, Maine.)

Als we dagelijks tijd besteden aan schrifstudie zal dat zonder enige twijfel onze fundering van geloof en ons getuigenis van waarheid versterken.

Denk nu met mij eens aan de vreugde die Alma voelde toen hij van het land Gideon zuidwaarts reisde naar het land Manti, waar hij de zoons van Mosiah tegenkwam. Alma had ze een tijdlang niet gezien en was buitengewoon verheugd dat ze ‘nog steeds zijn broeders in de Heer [waren]; ja, en zij waren sterk geworden in de kennis der waarheid, want het waren mannen met een zuiver begrip en zij hadden de Schriften zorgvuldig onderzocht om het woord Gods te leren kennen’ (zie Alma 17:1–2).

Moge ook wij het woord Gods leren kennen en dienovereenkomstig leven.

Mijn derde richtlijn voor het opbouwen van een sterke fundering van geloof en getuigenis heeft te maken met dienstbaarheid.

Toen ik op een ochtend naar kantoor reed, kwam ik langs een stomerij die een bord voor het raam had. Daar stond op: ‘Wij zijn u graag van dienst.’ Ik kon de eenvoudige boodschap van dat bord maar niet uit mijn hoofd zetten. Plotseling besefte ik waarom. Het gaat inderdaad om dienstbaarheid — ja, dat wij de Heer van dienst zijn.

In het Boek van Mormon lezen we over de edele koning Benjamin. Met de ware ootmoed van een geïnspireerd leider sprak hij over zijn verlangen om zijn volk van dienst te zijn en hen op de paden van rechtschapenheid te leiden. Vervolgens zei hij tegen hen:

‘Hoewel ik u heb gezegd mijn dagen in uw dienst te hebben doorgebracht, [wens] ik niet […] te roemen, want ik ben louter in dienst van God geweest.

‘En zie, ik vertel u deze dingen opdat gij wijsheid zult leren; opdat gij zult leren dat wanneer gij in dienst van uw medemensen zijt, gij louter in dienst van uw God zijt’ (Mosiah 2:16–17).

Dat is de dienstbaarheid waar het echt om draait, de dienstbaarheid waartoe wij allen zijn geroepen: de dienst aan de Heer Jezus Christus.

Op het pad van het leven zult u merken dat u niet de enige reiziger bent. Er zijn andere mensen, die uw hulp nodig hebben. Er zijn benen te schragen, handen vast te pakken, geesten te bemoedigen, harten te inspireren en zielen te redden.

Dertien jaar geleden had ik het voorrecht om een knappe jongedame van twaalf jaar, Jami Palmer, te zalven. Ze had net te horen gekregen dat ze kanker had en was bang en in de war. Na de ziekenzalving onderging ze een operatie en pijnlijke chemotherapie. Nu is de kanker weg en is zij een opgewekte, knappe 26-jarige die in haar leven al veel heeft bereikt. Een tijd geleden hoorde ik dat ze op het allermoeilijkste moment van haar ziekte, toen haar toekomst er somber uitzag, vernam dat het been waar de kanker in zat meerdere malen geopereerd moest worden. Een reeds lang geplande, zware trektocht met haar jongevrouwenklas naar de Timpanogos Cave in het Wasatchgebergte, ongeveer 65 kilometer ten zuiden van Salt Lake City, was onmogelijk, meende ze. Jami zei tegen haar vriendinnen dat ze de tocht zonder haar moesten ondernemen. Ik ben ervan overtuigd dat haar stem stokte en er teleurstelling in haar hart was. Maar de andere jongevrouwen reageerden vol medeleven: ‘Nee, Jami, jij gaat met ons mee!’

‘Maar ik kan niet lopen’, antwoordde ze gekweld.

‘Dan dragen we je naar boven, Jami!’ En dat deden ze.

Nu is die tocht nog slechts een herinnering, maar in werkelijkheid is zij veel meer. James Barrie, de Schotse dichter, heeft gezegd: ‘God heeft ons herinneringen gegeven opdat wij zomerrozen mochten hebben in de winter van ons leven’ (parafrase van James Barrie. In: Laurence J. Peter, samensteller, Peter’s Quotations: Ideas for Our Time [1977], p. 335). Geen van die fijne jongevrouwen zal ooit die gedenkwaardige dag vergeten waarop een liefhebbende hemelse Vader dat tafereel ongetwijfelend met goedkeuring heeft gadegeslagen.

Als Hij ons werft voor zijn zaak, nodigt Hij ons uit om nader tot Hem te komen en zijn Geest te voelen.

Laten wij bij het leggen van sterke funderingen voor ons leven denken aan de volgende dierbare belofte van Hem:

‘Vat moed! Ik ben met u, o, weest niet verschrikt,

want Ik ben uw God die uw lot hier beschikt.

Ik sterk u en help u en waarschuw voor ‘t kwaad,

als gij vol vertrouwen Mij nimmer verlaat.’

(‘O, vast als een rotssteen’, lofzang 53.)

Moge ieder van ons in aanmerking komen voor die zegening bid ik nederig in de naam van Jezus Christus, onze Heiland. Amen.

Afdrukken