De zondag komt
Vanwege het leven en het eeuwige offer van de Heiland van de wereld worden wij herenigd met hen die wij liefhadden.
Ik ben dankbaar dat ik vandaag bij u ben en kracht kan ontlenen aan uw getuigenis. Ik ben u onuitsprekelijk dankbaar voor uw vriendelijke woorden van steun, uw liefdesbetuigingen en uw gebeden.
Ik wil vandaag graag enkele herinneringen ophalen.
Ik ben geboren uit goede ouders. Van mijn vader, Joseph L. Wirthlin, leerde ik hoe belangrijk het is om hard te werken en mededogen te hebben. Hij was bisschop van onze wijk tijdens de grote economische crisis. Hij gaf oprecht om mensen in nood. Hij hielp mensen in nood, niet alleen omdat het zijn plicht was, maar ook omdat hij dat graag wilde.
Hij zorgde onvermoeibaar voor veel mensen die het moeilijk hadden. Hij wilde hen tot zegen te zijn. Ik vond hem de ideale bisschop.
Wie mijn vader kende, wist hoe actief hij was. Iemand zei mij eens dat hij het werk van drie man kon verzetten. Hij deed het zelden rustig aan. In 1938 dreef hij met succes een eigen bedrijf toen hij een telefoontje kreeg van de president van de kerk, Heber J. Grant.
President Grant zei hem dat ze die dag de Presiderende Bisschap zouden reorganiseren en dat ze graag wilden dat mijn vader raadgever van LeGrand Richards werd. Mijn vader was volkomen verrast en vroeg of hij erover mocht bidden.
President Grant zei: ‘Broeder Wirthlin, er rest nog maar een half uur vóór de volgende conferentiebijeenkomst en ik wil graag nog wat rusten. Wat is uw antwoord?’
Uiteraard zei mijn vader ja. Hij deed het 23 jaar, waarvan 9 jaar als presiderende bisschop van de kerk.
Toen mijn vader 69 jaar was, overleed hij. Ik was bij Hem toen hij plotseling in elkaar zakte. Niet lang daarna was hij er niet meer.
Ik denk vaak aan mijn vader. Ik mis hem.
Mijn moeder, Madeline Bitner, heeft ook veel invloed op mij gehad. Zij was in haar jeugd een begaafd atlete en sprintkampioen. Ze was altijd zo lief en aardig, maar ze hield een moordend tempo aan. Vaak zei ze: ‘Haast je’. En als ze dat zei, gingen we iets sneller. Misschien was dat wel een van de redenen dat ik bij American football erg snel was op het veld.
Mijn moeder had hoge verwachtingen voor haar kinderen en ze vroeg hun uiterste inzet. Ik hoor haar nog zeggen: ‘Wees geen lapzwans. Je moet beter je best doen.’ Lapzwans was haar woord voor iemand die lui was en zijn potentieel niet verwezenlijkte.
Mijn moeder overleed op 87-jarige leeftijd en ik denk vaak aan haar en mis haar meer dan ik kan verwoorden.
Mijn jongere zus, Judith, was schrijfster, componiste en lerares. Ze hield van veel verschillende dingen, waaronder het evangelie, muziek en archeologie. Judiths verjaardag was enkele dagen vóór de mijne. Elk jaar gaf ik haar een gloednieuw biljet van één dollar voor haar verjaardag. Drie dagen later gaf zij mij dan vijftig cent als verjaardagscadeau.
Judith ging enkele jaren geleden heen. Ik mis haar en denk vaak aan haar.
En dat brengt mij op mijn vrouw, Elisa. Ik kan me nog goed herinneren dat ik haar voor het eerst zag. Ik deed een vriend een plezier door haar zus, Frances, thuis op te halen. Elisa deed de deur open en het was liefde op het eerste gezicht, althans voor mij.
Ik denk dat zij ook iets gevoeld moet hebben, want de eerste woorden die ze, voor zover ik me herinner, tegen me zei, waren: ‘Ik wist wie u is.’
Elisa studeerde Engels.
Ik koester die woorden nog steeds alsof ze de mooiste in de mensentaal zijn.
Ze speelde graag tennis en had een bliksemsnelle opslag. Ik probeerde tennis met haar te spelen, maar gaf dat uiteindelijk op toen ik inzag dat ik niet kon raken wat ik niet zag.
Zij was mijn bron van kracht en vreugde. Door haar ben ik een betere man, echtgenoot en vader. We trouwden, kregen acht kinderen en brachten 65 levensjaren samen door.
Ik ben mijn vrouw meer verschuldigd dan ik kan uitleggen. Ik weet niet of er wel eens een volmaakt huwelijk is geweest, maar ik denk dat het onze er dichtbij kwam.
Toen president Hinckley bij Elisa’s uitvaartdienst sprak, zei hij dat het verschrikkelijk is als je iemand kwijtraakt van wie je houdt, dat het je verteert. Het vreet aan je ziel.
Hij had gelijk. Daar Elisa mijn grootste vreugde was, is haar verscheiden nu mijn grootste verdriet.
In de eenzame uren die ik heb doorgebracht, heb ik veel aan eeuwige zaken gedacht. Ik heb nagedacht over de troostgevende leer van het eeuwige leven.
Ik heb al veel toespraken over de opstanding gehoord. Net als u, kan ik de gebeurtenissen op die eerste paaszondag uit mijn hoofd opzeggen. In mijn Schriften heb ik tientallen passages over de opstanding gemarkeerd en ik houd veel van de belangrijkste uitspraken van hedendaagse profeten over dit onderwerp bij de hand.
Wij weten wat de opstanding is — de hereniging van geest en lichaam tot de volmaakte vorm.1
President Joseph F. Smith heeft gezegd ‘dat wij hen van wie wij hier afscheid nemen, weer zullen zien zoals zij zijn. We zullen precies dezelfde persoon ontmoeten met wie wij hier in het vlees zijn omgegaan.’2
President Spencer W. Kimball heeft het als volgt nog uitgebreider gezegd: ‘Ik ben ervan overtuigd dat we terugkomen zoals we op ons best zijn — denkt u zich eens in dat u terugkomt in een toestand waarin u fysiek, mentaal en geestelijk op uw best bent.’3
Als wij opstaan, wordt ‘dit sterfelijke lichaam […] opgewekt tot een onsterfelijk lichaam […], zodat [wij] niet meer kunnen sterven.’4
Kun je je dat indenken? In de bloei van ons leven? Nooit meer ziek, nooit meer pijn, nooit meer belast met de kwalen die ons in het sterfelijk leven zo vaak overvallen?
De opstanding staat centraal in onze overtuiging als christenen. Zonder de opstanding is ons geloof zinloos. De apostel Paulus heeft gezegd: ‘Indien Christus niet is opgewekt, dan is immers onze prediking zonder inhoud, en zonder inhoud is ook [ons] geloof.’5
In de hele wereldgeschiedenis zijn er veel grote, wijze zielen geweest en velen van hen hebben beweerd bijzondere kennis van God te hebben gehad. Maar toen de Heiland opstond uit het graf, deed Hij iets wat nooit iemand had gedaan. Hij deed iets wat niemand anders kon doen. Hij verbrak de banden des doods, niet alleen voor zichzelf, maar voor allen die ooit geleefd hebben — zowel de rechtvaardigen als de onrechtvaardigen.6
Toen Christus opstond uit het graf en de eersteling van de opstanding werd, maakte hij die gave beschikbaar voor allen. En met die allesovertreffende daad, verzachtte Hij het verschrikkelijke, verterende verdriet dat knaagt aan de ziel van hen die een dierbare verloren hebben.
Ik bedenk hoe duister die vrijdag was toen Christus aan het kruis werd gehangen.
Op die verschrikkelijke vrijdag beefde de aarde en werd het donker. De aarde werd geteisterd door verschrikkelijke stormen.
De slechte mensen die Hem het leven wilden benemen, verheugden zich. Nu Jezus er niet meer was, zouden zijn volgelingen zich toch vast wel verspreiden. Die dag hadden zij hun overwinning.
Die vrijdag werd de voorhang van de tempel in tweeën gescheurd.
Maria Magdalena en Maria, de moeder van Jezus, waren allebei overmand door verdriet en wanhoop. De buitengewone man die zij hadden liefgehad en geëerd, hing levenloos aan het kruis.
Die vrijdag waren de apostelen volkomen verslagen. Jezus, hun Heiland — de man die op het water had gelopen en de doden had opgewekt, was zelf overgeleverd aan de genade van slechte mensen. Ze keken hulpeloos toe terwijl Hij door zijn vijanden werd overwonnen.
Die vrijdag werd de Heiland van de mensheid vernederd en gewond, mishandeld en bespot.
Het was een vrijdag vol verschrikkelijk, verterend verdriet dat knaagde aan de ziel van hen die de Zoon van God hadden liefgehad en geëerd.
Ik denk dat die vrijdag van alle dagen sinds het begin van de wereldgeschiedenis de zwartste was.
Maar het onheil van die droeve dag was niet blijvend.
De wanhoop bleef niet, want op zondag verbrak de herrijzende Heer de banden des doods. Hij herrees uit het graf en verscheen als de heerlijke Overwinnaar, als de Heiland van alle mensen.
En in een oogwenk droogde de tranenstroom in de ogen op. De lippen die gebeden van smart en rouw hadden gefluisterd, spraken nu verwonderd lof uit, want Jezus Christus, de Zoon van de levende God, stond voor hen als eersteling van de opstanding, het bewijs dat de dood slechts het begin van een nieuw, wonderlijk bestaan is.
Ieder van ons krijgt zijn eigen vrijdag — die dag waarop het heelal in duigen lijkt te vallen en de scherven van onze wereld overal om ons heen liggen. Wij zullen allen die momenten meemaken waarop het lijkt alsof we kapot zijn en niet meer te repareren. We zullen allen onze vrijdag meemaken.
Maar ik getuig tot u in de naam van Degene die de dood heeft overwonnen: de zondag komt. In het duister van ons verdriet: de zondag komt.
Hoe wanhopig we ook zijn, hoeveel verdriet we ook hebben, de zondag komt. In dit leven of hierna, de zondag komt.
Ik getuig tot u dat de opstanding geen fabeltje is. We hebben het getuigenis van hen die Hem hebben gezien. Duizenden in de oude en de nieuwe wereld zagen de herrezen Heiland. Zij voelden de wonden in zijn handen, zijn voeten en zijn zijde. Zij stortten tranen van ongebreidelde vreugde toen ze Hem omhelsden.
Na de opstanding kregen de discipelen een nieuwe impuls. Zij reisden over de hele wereld en verkondigden het heerlijke nieuws van het evangelie.
Als ze hadden gewild, hadden ze kunnen verdwijnen en hun vroegere leven en beroep weer kunnen opnemen. Na een tijdje zou hun omgang met Hem zijn vergeten.
Ze hadden de goddelijke aard van Christus kunnen ontkennen. Maar dat deden ze niet. Geconfronteerd met gevaar, spot en met de dood voor ogen, gingen zij paleizen, tempels en synagogen binnen en verkondigden stoutmoedig Jezus de Christus, de herrezen Zoon van de levende God.
Velen van hen gaven hun dierbare leven als een laatste getuigenis. Zij stierven als martelaar, met het getuigenis van de herrezen Christus op de lippen als zij stierven.
De opstanding veranderde het leven van degenen die er getuige van waren. Zou het ons leven ook niet moeten veranderen?
We staan allemaal op uit het graf. Op die dag zal mijn vader mijn moeder omhelzen. En op diezelfde dag zal ik opnieuw mijn geliefde Elisa in de armen sluiten.
Vanwege het leven en het eeuwige offer van de Heiland van de wereld worden wij herenigd met hen die wij liefhadden.
Die dag zullen wij de liefde van onze hemelse Vader kennen. Die dag verheugen wij ons dat de Messias alles heeft overwonnen opdat wij voor altijd konden leven.
Vanwege de heilige verordeningen die we in de heilige tempel ontvangen, kan ons vertrek uit dit korte sterfelijke leven ons niet lang scheiden van hen met wie we een band hebben voor de eeuwigheid.
Het is mijn plechtig getuigenis dat de dood niet het einde van het bestaan is. ‘Indien wij alleen voor dit leven onze hoop op Christus gebouwd hebben, zijn wij de beklagenswaardigste van alle mensen’7 Vanwege de herrezen Christus wordt ‘de dood […] verzwolgen in de overwinning.’8
Vanwege onze geliefde Verlosser kunnen wij onze stem verheffen, zelfs op onze zwartste vrijdag, en zeggen: ‘Dood, waar is uw prikkel? Dood, waar is uw overwinning?’9
Toen president Hinckley het had over de verschrikkelijke eenzaamheid die je overvalt als je iemand kwijtraakt die je liefhad, beloofde hij ook dat een stille, onhoorbare stem je ziel midden in de nacht toefluistert: ‘Alles wel.’
Ik ben oneindig dankbaar voor de allesovertreffende, ware leerstellingen van het evangelie en de gave van de Heilige Geest, die mijn ziel de troostende, vredebrengende woorden heeft ingefluisterd die onze geliefde profeet heeft beloofd.
Vanuit mijn hartgrondige verdriet verheug ik mij in het heerlijke evangelie. Ik verheug mij erin dat de profeet Joseph Smith is gekozen om het evangelie in deze laatste bedeling op aarde te herstellen. Ik verheug mij erin dat wij een profeet hebben, president Gordon B. Hinckley, die de kerk van de Heer in onze tijd leidt.
Mogen wij begrip krijgen van, en in dankzegging leven voor, de gaven van onschatbare waarde die wij krijgen als zoons en dochters van een liefhebbende hemelse Vader, en voor de belofte van die heerlijke dag waarop wij allen zegevierend uit het graf verrijzen.
Dat wij altijd mogen onthouden dat ongeacht hoe duister onze vrijdag ook is, de zondag komt. In de naam van Jezus Christus. Amen.