Michael missen
‘Wie God liefheeft, moet ook zijn broeder liefhebben’ (1 Johannes 4:21).
Gebaseerd op een waar gebeurd verhaal
Daar is de spits! riep Natalie. ze ging graag naar de kerk. zondag was haar lievelingsdag. Er was eigenlijk maar één ding wat ze niet leuk vond: ze was altijd verdrietig als haar broer Michael besloot om niet met de rest van de familie naar de kerk te gaan.
Tijdens de avondmaalsdienst zat Natalie in stilte aan Michael te denken. Toen hij nog naar de kerk kwam, zat Natalie graag naast hem naar haar platenboeken over Jezus te kijken. Na de avondmaalsdienst pakte Michael dan haar hand vast en bracht haar naar het jeugdwerk. ‘Tot straks, zus’, zei hij dan altijd. Maar Michael was al lang niet naar de kerk geweest.
Natalie had hem het liefste met haar springtouw vastgebonden en in haar kleine rode karretje mee naar de kerk getrokken, maar ze wist dat hij dat niet erg leuk zou vinden. Maar wat kon ze anders doen?
In het jeugdwerk begroette zuster Chang haar klas opgewekt. ‘Ik ben zo blij dat jullie er vandaag allemaal zijn’, zei ze. ‘Ik ben blij dat ik jullie lachende gezichtjes zie. Maar ontbreekt er iemand?’
Natalie keek rond. Ze stak haar hand op. ‘Jed’, riep ze. ‘Jed is er vandaag niet.’
‘Je hebt gelijk’, zei zuster Chang. ‘En Jed was er vorige week ook niet.’
‘Misschien is hij ziek’, suggereerde Lisa.
‘Misschien is hij op reis’, zei Boyd.
‘Misschien wilde hij gewoon niet komen’, zei Natalie zachtjes.
‘We moeten hem laten weten dat we van hem houden en dat we hem missen als hij er niet is’, zei zuster Chang.
‘Hoe doen we dat?’ vroeg Natalie.
‘We vertellen het hem’, zei zuster Chang. ‘Kleine dingen maken vaak veel verschil uit. Ik maak een kaart waar jullie je naam op kunnen zetten en dan kunnen jullie allemaal een tekening maken voor Jed.’
Natalie besloot een tekening te maken van een berg met bomen, want ze wist dat Jed graag buiten was. En toen vroeg ze haar lerares of ze nog een andere tekening mocht maken om mee naar huis te nemen.
Toen Natalie uit de kerk thuiskwam, was Michael in zijn kamer naar muziek aan het luisteren. ‘Hallo, zus’, zei hij. ‘Wat is er?’
Natalie gaf hem een opgevouwen stuk papier. ‘Ik heb een kaart voor je gemaakt.’
‘Voor mij?’ vroeg Michael glimlachend. ‘Waarom? Het is niet eens mijn verjaardag of zo.’
‘Zuster Chang heeft me geholpen om te schrijven wat aan de binnenkant staat. Er staat: “Ik mis je als je niet met ons naar de kerk gaat. Ik hou van je.” En ik heb er mijn naam onder gezet.’
‘Dankjewel’, zei Michael zachtjes. ‘Het is een mooie kaart. Je hebt hem goed gemaakt.’
‘Graag gedaan.’ Natalie gaf haar broer een knuffel en ging gauw naar mama om haar te helpen met het eten. Ze was blij van binnen. Ze hield zo veel van haar broer, en nu wist hij dat ook.
De volgende zondag was Natalie erg opgewonden toen Michael besloot mee naar de kerk te gaan. Ze hield zijn hand vast toen ze de kapel inliepen. Ze ging stilletjes naast hem zitten tijdens de dienst. Natalie zag Jed twee rijen verderop zitten en zwaaide naar hem.
Natalie ging graag naar de kerk, vooral omdat al haar vrienden en familie er ook waren. Ze besloot dat ze van nu af aan altijd iets zou zeggen als ze iemand miste, want soms kunnen kleine dingen veel verschil uitmaken.
‘Het is onze taak (…) om ervoor te zorgen dat iemand die is gedoopt, wordt aangemoedigd en dat we hem de heerlijke warmte van dit evangelie van onze Heer laten voelen.’
Zie Gordon B. Hinckley, ‘Zoek de lammeren, hoed de schapen’, De Ster, juli 1999, p. 123.