IN AFWACHTING VAN DE OPSTANDING
Toen mijn lieve vrouw naar haar eeuwige bestemming was gegaan, gingen we op zoek naar een laatste rustplaats voor haar. Daarbij stuitte ik op tegenwerking, omdat ik het woord rustplaats op de grafzerk wilde hebben. Dat woord week af van het beleid van de begraafplaats.
Er ontstond een patstelling. Op een gegeven moment vroeg de predikant van de kerk waaraan de begraafplaats toebehoorde naar het woord. Ik was in de gelegenheid om mijn getuigenis te geven dat ik in de letterlijke opstanding van het lichaam geloofde, waarbij ik een tekst uit de Bijbel aanhaalde: ‘Allen, die in de graven zijn, [zullen] naar zijn stem horen, en zij zullen uitgaan, wie het goede gedaan hebben, tot de opstanding ten leven’ (Johannes 5:28–29). Ik getuigde dat het graf voor ons tot de opstanding een gewijde rustplaats is.
Toen deed de predikant een geïnspireerde suggestie: ‘Laat anders de volgende woorden in de grafzerk beitelen: “De families Bohne en Lehmann rusten hier in afwachting van de opstanding.”’ Zo gebeurde het. En daarmee was mijn getuigenis in steen gebeiteld.