De verzoening van Jezus Christus
In de hof van Getsemane
Toen ouderling Orson F. Whitney (1855–1931) van het Quorum der Twaalf Apostelen een jonge zendeling was, had hij een droom die zo indringend was dat die zijn leven voorgoed veranderde. Later heeft hij die droom beschreven:
‘Op zekere nacht droomde ik (…) dat ik in de hof van Getsemane getuige was van de zielenstrijd van de Heiland. (…) Ik stond achter een boom in de voorgrond. (…) Jezus, vergezeld van Petrus, Jakobus en Johannes, kwam rechts van mij door een klein poortje binnen. Na de drie apostelen gezegd te hebben dat ze moesten knielen en bidden, liet Hij hen achter en ging naar de andere kant, waar ook Hij neerknielde en bad (…): “Mijn Vader, indien het mogelijk is, laat deze beker Mij voorbijgaan; doch niet gelijk Ik wil, maar gelijk Gij wilt.”
‘Terwijl Hij bad, stroomden de tranen over zijn gezicht, dat naar mij was toegekeerd. Ik was zo ontroerd door die aanblik dat ik ook weende, uit puur medeleven met zijn grote verdriet. Mijn hele hart ging naar Hem uit. Ik had Hem met heel mijn ziel lief en verlangde er meer dan ooit naar om bij Hem te zijn.
‘Toen stond Hij op en liep naar de plaats waar de apostelen geknield lagen — in diepe slaap! Hij schudde ze voorzichtig wakker en vroeg ze, met een lichte ondertoon van verwijt, maar zonder enig spoor van boosheid of berisping, of ze niet één uur met Hem konden waken. (…)
‘Hij ging terug naar de plek, bad weer, ging weer terug en vond ze weer in slaap. Nogmaals maakte Hij ze wakker, sprak ze moed in, keerde weer terug en bad als daarvoor. Dit gebeurde drie keer, tot ik volkomen bekend was met zijn verschijning — zijn gezicht, gedaante en bewegingen. Hij had een edele gestalte en een majestueus voorkomen (…) de ware God die Hij was en is, maar toch zo zachtmoedig en ootmoedig als een klein kind.
‘Plotseling leek het toneel zich te veranderen. (…) In plaats van ervóór, was het nu na de kruisiging, en de Heiland stond nu links van mij met diezelfde drie apostelen. Zij stonden op het punt te vertrekken en naar de hemel op te varen. Ik kon me niet meer bedwingen. Ik kwam achter de boom vandaan, rende naar Hem toe, liet me aan zijn voeten vallen, omvatte zijn knieën en smeekte Hem om mij mee te nemen.
‘Ik zal nooit vergeten hoe vriendelijk en zacht Hij zich bukte, mij oprichtte en mij omhelsde. Het was zo echt dat ik de warmte van zijn boezem tegen de mijne voelde. Toen zei Hij: “Nee, mijn zoon; dezen hebben hun werk voltooid en mogen met Mij mee, maar jij moet hier blijven en jouw werk afmaken.” Ik bleef mij aan Hem vastklampen. Ik keek op naar zijn gezicht — Hij was langer dan ik — en smeekte Hem oprecht: “Maar beloof me dan dat ik op het laatst tot U mag komen.” Hij keek me liefdevol aan en glimlachte: “Dat zal helemaal van jezelf afhangen.” Ik werd wakker met een brok in mijn keel, en het was ochtend.’1
Waarom een verzoening?
Deze tedere, intieme glimp van het liefdevolle offer van de Heiland is een gepaste introductie tot de betekenis van de verzoening van Jezus Christus. Met recht is de verzoening van de eniggeboren Zoon van God in het vlees het allesbeslissende fundament waarop alle christelijke leerstellingen rusten en de grootste uiting van goddelijke liefde die deze wereld ooit heeft gezien. In De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen is zij van het allergrootste belang. Elk ander beginsel, elk ander gebod en elke andere deugd van het herstelde evangelie ontleent zijn betekenis aan deze cruciale gebeurtenis.2
De verzoening was de voorbestemde doch vrijwillige daad van de eniggeboren Zoon van God, waarmee Hij zijn leven en zielensmart offerde als losprijs voor de gevolgen van de val van Adam op het mensdom en voor de zonden van eenieder die zich bekeert.
De letterlijke betekenis van het woord verzoening is duidelijk: het weer in goede onderlinge verstandhouding brengen. De verzoening van Jezus Christus was noodzakelijk, vanwege de isolerende overtreding, of val, van Adam, die twee soorten dood in de wereld bracht toen Adam en Eva van de vrucht van de boom der kennis van goed en kwaad aten.3 De lichamelijke dood bracht de scheiding van lichaam en geest, en de geestelijke dood bracht de verwijdering van geest én lichaam uit Gods tegenwoordigheid. Door de val krijgt iedere mens die wordt geboren met deze twee soorten dood te maken. We moeten echter niet vergeten dat de val een essentieel onderdeel was van het plan van onze hemelse Vader. Zonder de val hadden Adam en Eva nooit sterfelijke kinderen kunnen krijgen, en was er geen menselijk geslacht geweest om oppositie en groei, morele keuzevrijheid, en de vreugde van de opstanding, verlossing en eeuwig leven te ervaren.4
De noodzaak van deze val en de compenserende verzoening zijn vóór de schepping van de aarde uitgelegd in een raadsvergadering in de hemel, die bezocht is door alle geesten van het menselijk geslacht en die door God de Vader is gepresideerd. Het was op dit voorsterfelijke toneel dat Christus uit eigen beweging aangaf de zonden van het mensdom te willen verzoenen, zonder beperkende eisen aan hun morele keuzevrijheid te stellen. Bovendien zou de Vader alle eer en glorie voor die verlossende liefde krijgen.5
Deze oneindige verzoening van Christus was mogelijk, omdat (1) Hij de enige zondeloze mens was die ooit op aarde heeft geleefd en Hij daardoor niet onderhevig was aan de geestelijke dood die volgt op zonde, (2) Hij de Eniggeborene van de Vader was en daardoor de eigenschappen van een God in Zich had, die Hem macht over de lichamelijke dood gaven,6 en (3) Hij kennelijk de enige in deze voorsterfelijke raadsvergadering was die voldoende nederig en bereidwillig was om tot deze bediening te worden geordend.7
De gaven van Christus’ verzoening
Sommige gaven die afstralen van de verzoening zijn universeel, onbegrensd en onvoorwaardelijk. Het gaat onder andere om zijn losprijs voor Adams oorspronkelijke overtreding, zodat niemand in het menselijk geslacht verantwoordelijk wordt gehouden voor die zonde.8 Een andere universele gave is de opstanding uit de dood van iedere man, vrouw en kind die leeft, heeft geleefd of nog zal leven.
Andere aspecten van Christus’ zoenoffer zijn voorwaardelijk. Ze hangen af van hoe ijverig iemand Gods geboden naleeft. Hoewel bijvoorbeeld alle mensen Adams zonde krijgen kwijtgescholden zonder dat ze daar iets voor hoeven doen, worden hun eigen zonden niet kwijtgescholden, tenzij zij geloof in Christus hebben, zich van die zonden bekeren, zich in zijn naam laten dopen, de gave van de Heilige Geest ontvangen, zich laten bevestigen in Christus’ kerk en de rest van hun leven standvastig voorwaarts streven. Christus heeft over deze uitdaging gezegd:
‘Want zie, Ik, God, heb deze dingen voor allen geleden, opdat zij niet behoeven te lijden als zij zich bekeren;
‘Maar als zij zich niet bekeren, moeten zij lijden zoals Ik.’9
Voorts, hoewel de herrijzenis van het lichaam een vrije en universele gave van Christus is — het gevolg van zijn overwinning op de dood — , is de kwaliteit van het herrezen lichaam (ofwel de ‘graad van heerlijkheid’ die het krijgt), alsmede het tijdstip van iemands opstanding, direct afhankelijk van iemands getrouwheid. De apostel Paulus stelde bijvoorbeeld duidelijk dat wie Christus volledig zijn toegedaan ‘het eerst opstaan’10 in de opstanding. Hedendaagse openbaring verduidelijkt de verschillende klassen van herrezen lichamen,11 waarvan de hoogste graad van heerlijkheid alleen bestemd is voor wie zich houden aan de beginselen en verordeningen van het evangelie van Jezus Christus.12
Uiteraard staan ons zowel de onvoorwaardelijke als de voorwaardelijke zegeningen van de verzoening alleen ter beschikking dankzij de genade van Christus. Het is duidelijk dat we de onvoorwaardelijke zegeningen van de verzoening onverdiend krijgen, en dat geldt ook gedeeltelijk voor de voorwaardelijke. Door getrouw te leven en de geboden van God te onderhouden, kan iemand aanvullende privileges krijgen. Maar gaven blijven het; ze kunnen formeel niet verdiend worden. Het Boek van Mormon stelt uitdrukkelijk dat ‘geen vlees in de tegenwoordigheid Gods kan wonen, behalve door de verdiensten en de barmhartigheid en de genade van de heilige Messias.’13
Uit diezelfde genade voorziet God in het heil van kleine kinderen, van verstandelijk gehandicapten, van mensen die nooit van het evangelie van Jezus Christus vernamen enzovoort. Zij worden verlost door de universele kracht van de verzoening van Christus en krijgen na hun dood de kans om de volheid van het evangelie in de geestenwereld te ontvangen, waar hun geest verblijft in afwachting van de opstanding.14
Smart en zege
Teneinde aan de eisen van de verzoening te voldoen, ging de zondeloze Christus de hof van Getsemane binnen, zoals ouderling Whitney zag in zijn droom, waar Hij de zielensmart onderging die alleen Hij kon dragen. Hij ‘begon zeer ontsteld en beangst te worden’ en vertrouwde Petrus, Jakobus en Johannes toe: ‘Mijn ziel is zeer bedroefd, tot stervens toe.’15 Waarom? Omdat Hij ‘de pijnen van alle mensen, ja, de pijnen van ieder levend schepsel, van alle mannen, vrouwen en kinderen, die tot Adams geslacht behoren’16 leed. Hij onderging ‘verzoekingen […], en lichamelijke pijn, honger, dorst en vermoeidheid, ja, meer dan de mens verdragen kan zonder eraan te sterven; want zie, er komt bloed uit iedere porie, zo groot [was] zijn smart’.17
Met dit lijden verloste Jezus de zielen van alle mannen, vrouwen en kinderen ‘opdat zijn binnenste met barmhartigheid zal worden vervuld, naar het vlees, opdat Hij naar het vlees zal weten hoe zijn volk te hulp te komen naargelang hun zwakheden.’18 Aldoende is Hij ‘onder alle dingen […] neergedaald’ — inclusief alle soorten ziektes, zwaktes en duistere wanhoop waarmee de gemiddelde sterveling strijdt voert — ‘opdat Hij in alle en door alle dingen zou kunnen zijn, het licht der waarheid.’19
De volslagen eenzaamheid en de ondraaglijke pijnen van de verzoening die in Getsemane waren losgebarsten, bereikten hun piek toen Christus, na door de Romeinse soldaten en anderen op schandelijke wijze te zijn gemarteld, aan het kruis uitriep: ‘Eli, Eli, lama sabachtani? Dat is: Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?’20 In het diepst van die zielensmart, raakte zelfs de natuur in beroering. ‘Er kwam duisternis over het gehele land (…), want de zon werd verduisterd.’21 ‘En zie, het voorhangsel van de tempel scheurde van boven tot beneden in tweeën, en de aarde beefde, en de rotsen scheurden’,22 wat velen ertoe bracht uit te roepen: ‘De God der natuur lijdt.’23 Ten slotte sprak Jezus, na zelfs het schijnbaar ondraaglijke getorst te hebben: ‘Het is volbracht!’24 ‘Vader, in uw handen beveel Ik mijn geest.’25 Op zekere dag zal elke mensentong ertoe gebracht worden om, evenals de Romeinse hoofdman die dit alles aanzag, te zeggen: ‘Waarlijk dit was een Zoon Gods.’26
Voor de bedachtzame man en vrouw is het ‘niet minder dan een weergaloos wonder’27 dat het vrijwillige en genadige offer van één persoon aan de oneindige en eeuwige eisen van de gerechtigheid kon voldoen, verzoening kon brengen voor elke menselijke overtreding en wandaad, en daarmee het hele mensdom in de omsluitende armen van zijn genadige omhelzing te brengen. Maar dat is het wel.
Ik citeer president John Taylor (1808–1887): ‘Op een manier die voor ons ondoorgrondelijk en onverklaarbaar is, heeft Hij de last van de zonden van de hele wereld op Zich genomen. Niet alleen die van Adam, maar van al diens nakomelingen. En al doende heeft Hij het koninkrijk der hemelen geopend, niet alleen voor alle gelovigen en allen die de wet van God nageleefd hebben, maar ook voor ruim de helft van het mensdom die is gestorven voordat de jaren van volwassenheid bereikt waren, alsook voor [hen] die […] gestorven […] zijn zonder de wet te kennen.’28
Mogen wij datgene voelen wat ouderling Whitney gevoeld heeft over de Gever en zijn verheven gave: ‘Ik was zo ontroerd door die [gave] dat ik […] weende uit puur medeleven. Mijn hele hart ging naar Hem uit. Ik had Hem met heel mijn ziel lief en verlangde er meer dan ooit naar om bij Hem te zijn.’ Christus, die de verzoening voor ons reeds tot stand heeft gebracht, heeft zijn deel gedaan om dat verlangen werkelijkheid te maken. De rest zal helemaal van onszelf afhangen.