Het geloof om de rivier te doorwaden
‘Hij reikte van omhoog, greep mij, trok mij op uit grote wateren. Hij ontrukte mij aan mijn machtige vijand’ (Psalm 18:16–17).
Rafael Mateo en zijn zoon, Whalincon (beter bekend als ‘Whally’) bleven op een donkere, stormachtige middag naar het wild stromende water van de rivier staan kijken. Het waterpeil was door de regen sterk gestegen. Rafael, eerste raadgever in het gemeentepresidium, en Whally, de ouderlingenquorumpresident, waren na een zondag vol bijeenkomsten in hun kerkgebouw in San José de Ocoa in de Dominicaanse Republiek op weg naar huis.
Ze waren al doornat van het onderweg naar huis van de kerk in de stortregens lopen en het oversteken van de Río Ocoa, die buiten zijn oevers was getreden. In het droge seizoen duurt de tocht van zes kilometer van de kerk door de vallei naar hun huis aan de andere kant meestal een uur. Maar als de rivier in het regenseizoen buiten zijn oevers treedt, moeten Rafael en zijn gezin een drie uur durende omweg van vijftien kilometer maken om een plek te vinden waar ze de rivier enigszins veilig kunnen oversteken.
Rafael had de reis al talloze malen volbracht. Hij had de rivier al twaalf jaar lang elke dag overgestoken om naar zijn werk te gaan. Zes jaar als gemeentepresident, een functie waartoe hij twee maanden na zijn doop was geroepen, verhoogde het aantal reizen alleen maar. Daarna kwam een roeping als ouderlingenquorumpresident. En daarna werd hij weer in het gemeentepresidium geroepen.
Maar het feit dat hij de rivier kende, verminderde het gevaar niet, en de snelstromende hoge wateren in de rivieren konden net zo dodelijk zijn als die in de brede rivier waar ze in uitmondden. Nog maar kort geleden had een rivier die buiten zijn oevers was getreden een buurman gegrepen en hem in een wilde stroming over zijn nauwe bedding gedood.
Vader en zoon aarzelden aan de waterkant. Toen stapte Rafael erin. De rivier was niet breed, maar omdat hij zoveel water vervoerde, was hij verrassend diep. Het koude, snelstromende water trok aan zijn knieën, toen aan zijn middel, en al gauw stroomde het om zijn borst heen.
Rafael wist dat hij in moeilijkheden was. De stroombedding was glad en ongelijk, en de krachtige stroming dreigde hem omver te trekken. Hij was halverwege en zette al zijn krachten in om overeind te blijven, maar hij had niet meer de kracht om vooruit of achteruit te gaan.
Net toen hij dacht dat hij te zwak was geworden om de stroming te weerstaan, kreeg hij een duw in de rug die hem in de richting van de tegenoverliggende oever stuwde. Pas toen hij de overkant had bereikt, besefte hij dat Whally niet zijn redder was geweest, want die was nog aan de andere kant.
Hij schrijft zijn redding toe aan de kracht van diezelfde Redder die hem hielp om de dreigende trekkracht van andere fysieke en geestelijke beproevingen te overleven.
‘In dienst van de Heer heb ik mezelf maar al te vaak tot aan mijn borst in de rivier geworpen’, aldus broeder Mateo. ‘Maar ik sta zwaar in de schuld bij de Heer. Hij heeft mij niet alleen de kans gegeven om Hem te dienen, maar ook de kracht om te volharden.’
Net als koning David weet broeder Mateo dat de Heiland hem ‘greep [en op]trok […] uit grote wateren. Hij ontrukte mij aan mijn machtige vijand’ (Psalm 18:16–17).
Dat getuigenis heeft hem al door beproevingen heen geholpen die subtieler waren, maar net zo werkelijk, als het met Whally oversteken van de rivier op die stormachtige middag.
Ondanks de kosten van de reis, hebben broeder Mateo en zijn vrouw, Altagracia, en hun kinderen zich in 2001 in de tempel aan elkaar laten verzegelen. Sindsdien hebben zij zich de opoffering getroost om ten minste twee keer per jaar terug te gaan naar de tempel.
Broeder Mateo vindt dit het werk en de opoffering, zowel materieel als geestelijk, de moeite waard.
‘Het is niet zo moeilijk als je weet waar het voor is’, zegt hij. ‘We vechten voor hooggestemdere idealen dan wereldse zaken.’