Participatieperiode
Ik heb een Vader in de hemel die mij liefheeft
‘Allen [kinderen] des Allerhoogsten’ (Psalm 82:6).
Hoe kun je zeker weten dat je een kind van God bent? Veel kinderen weten niet dat ze een Vader in de hemel hebben die hen liefheeft en hen kan helpen. Veel kinderen weten niet dat ze bij hun hemelse Vader woonden voordat ze naar de aarde gingen. Ze weten niet dat ze tot Hem kunnen bidden. Net als jij zijn ze vergeten hoe het was om in de hemel te wonen.
Jij hebt Schriften, profeten, de Heilige Geest en gezinsleden om je te leren en je te herinneren hoe het was om als kind bij je hemelse Vader te wonen. In de Schriften staat dat je in de hemel je eerste lessen kreeg en dat je werd voorbereid om naar de aarde te gaan (zie LV 138:56). Er staat ook dat de Heilige Geest ‘getuigt met onze geest, dat wij kinderen Gods zijn’ (Romeinen 8:16). De liedjes ‘Ik ben een kind van God’ en ‘Lang geleden in de hemel’ (Kinderliedjes 2 en 144), kunnen je herinneren aan wie je bent en waar je vandaan gekomen bent.
Je hemelse Vader wil dat je onthoudt dat Hij de Vader van je geest is; Hij heeft je geschapen. Als je je gebeden opzegt, vraag je hemelse Vader dan om je te helpen eraan te denken dat je zijn kind bent. De Heilige Geest kan je helpen om na te denken en je te gedragen als een kind van God.
Activiteit
Knip de bladwijzer op pagina K4 uit en plak die op stevig papier. Vouw hem dubbel. Plak de ruggen aan elkaar en pons een gaatje in de bovenkant. Knoop er een stukje lint of garen door. Gebruik de bladwijzer in je Schriften om je eraan te herinneren dat je een hemelse Vader hebt die jou kent, liefheeft en die altijd je gebeden zal aanhoren en beantwoorden.
Ideeën voor de participatieperiode
-
Maak aan de hand van pagina 2 van Jeugdwerk 6 tekeningen en woordstroken van de heilsplanfiguren en stal die op volgorde uit. Vertel de kinderen eerst dat onze hemelse Vader van ons houdt en dat Hij ons een volmaakt plan heeft gegeven. Jezus Christus is de centrale figuur in dat plan, en als we Hem volgen, kunnen we terugkeren naar onze Vader in de hemel om bij Hem te wonen. Deel de klas op in vier groepen en wijs iedere groep een ander onderdeel van het bestaan toe. Deel papier, potloden of krijtjes, schriftverwijzingen en een liedje of handeling uit (zie onder). Laat elke groep de toegewezen teksten lezen en daarna iets tekenen dat in die fase van het plan gebeurt. Als de groepen klaar zijn, presenteert u het heilsplan in volgorde en laat de groepen helpen met de les. Voorsterfelijk leven: LV 138:56; Mozes 4:2; Abraham 3:22–23 (actie: handen opsteken en fluisteren: ‘Hoera!’) Aardse leven: Abraham 3:24–25; Geloofsartikelen 1:3 (liedje: ‘Wees gehoorzaam aan de geboden’, Kinderliedjes 68–69). Geestenwereld: Alma 40:11–14; LV 138:30–32. Koninkrijken van heerlijkheid: telestiaal—D&C 76:81; terrestriaal — D&C 76:71; celestiaal — D&C 76:92–96 (liedje: ‘Ons gezin kan eeuwig zijn’ Kinderliedjes, 98)
-
Laat een plaat van een tempel zien. Vraag: ‘Waar denk je aan als je een tempel of een plaat van een tempel ziet? Waarom zouden mensen zo veel moeite doen om de tempel mooi en schoon te houden?’ Leg uit dat een tempel een heilige plek is.
Help de kinderen om 1 Korintiërs 3:16 uit het hoofd te leren. Leg uit dat ons lichaam net als de tempel heilig is. We moeten er goed voor zorgen. Laat Evangelieplaat 114 zien (Daniël weigert het voedsel en de wijn van de koning). Vertel wat er met Daniël en zijn vrienden gebeurde toen zij hun lichaam als een tempel behandelden (zie Daniël 1:5–20). Laat voorwerpen zien die slaap, goed voedsel, lichaamsoefening, schoon zijn en fatsoenlijke kleding voorstellen (voorbeelden: een kussen, fruit, een bal, een kam en een stropdas). Laat de kinderen de voorwerpen doorgeven terwijl ze een liedje over de tempel zingen. Zet de muziek geregeld stil en nodig de kinderen die het voorwerp vasthouden uit om iets te vertellen dat ze kunnen doen om hun lichaam als een tempel te behandelen. Getuig dat ons lichaam net als de tempel heilig is.