2009
Beter dan een tien
augustus 2009


Beter dan een tien

Welke held kan een snoezige zevenjarige negeren?

De woorden tolden in mijn hoofd bij mijn wanhopige pogingen om mij te concentreren op de Hel van Dante. Ik staarde naar de klok in de woonkamer. Het was al tien uur in de avond. Ik had de volgende ochtend een quiz over acht hoofdstukken van de Hel die ik nog niet had gelezen, ik moest nog een samenvatting schrijven voor Engels en ik moest om zes uur ’s morgens in het seminariegebouw zijn. Ik moest ook zo naar bed. Ik las:

Gedreven door liefde tot mijn vaderstad

verzamelde ik de overal verspreid liggende bladeren,

waarna ik ze teruggaf aan de schim,

die inmiddels had opgehouden te spreken.1

Ik had eindelijk de concentratie te pakken om deze lange avond door te komen.

(…) Vervolgens bereikten we de grens

tussen de tweede en de derde cirkel,

een punt vanwaar men de gruwelijke uitwerking van Gods gerechtigheid

in alle duidelijkheid kan aanschouwen. 

‘Hoi Shan’, hoorde ik Shallen, mijn zevenjarige zusje, zeggen.

Ik zuchtte in de hoop dat ze weg zou gaan. Waar was ik gebleven? Hmmm (…) aanschouwen (…) aanschouwen (…) aha!

(…) Om de onvoorstelbare verschrikkingen

van dat gebied goed te beschrijven (…)

Ik kon me niet concentreren. Ik voelde dat Shallens kindersnoet mij voortdurend gadesloeg. Ik voelde me gevangen door de priemende blikken van mijn lastige zusje. Haar sprankelende, smaragdgroene ogen lichtten op toen ze zag dat ik haar aankeek.

‘Vandaag op school zei de juf dat er voor alle leerlingen uit groep vier een heldendag komt, en dat we ons als onze held mogen verkleden en dat we iets mogen vertellen en dat wordt erg leuk, en we mogen de kleren van onze held de hele dag aan, zelfs in de pauze, en we (…)’

Ik wist dat als het geteut van mijn zusje niet ophield, ik mijn hoofdstukken en belangrijke samenvatting nooit af zou krijgen, en allemaal tienen wel kon vergeten.

Ik moest iets doen. Ik moest haar zien kwijt te raken. Haar negeren zou haar hopelijk gaan vervelen, en dan zou ze haar ‘heldendagverhaal’ wel aan iemand anders in het gezin afsteken.

Met mijn wijsvinger keerde ik weer naar mijn plek in de Hel terug:

(…) moet ik zeggen dat we

aan een vlakte kwamen die zo (…)

‘En we gaan tekeningen maken van onze held en (…)’

Waarom zag ze niet in dat ik de hele nacht met mijn huiswerk bezig zou zijn? Ik begon bijna in boosheid uit te barsten, toen ze ineens ophield met praten. Ik was verbouwereerd. Ik hield mijn ogen strak op mijn boek gericht, en hoopte dat ze eindelijk mijn gebrek aan belangstelling had opgemerkt.

‘Shan’, fluisterde ze met haar onschuldige, lieve stemmetje.

Mijn ogen waren nog steeds op de woorden van Dante gericht. Ze wachtte even. Ik blikte omhoog om de wanhoop in haar gebogen hoofd te zien omdat ik haar bleef negeren. Ik begon me schuldig te voelen, maar begroef mijn ogen nog dieper in de letters op de verbleekte bladzijden.

‘Shan, ik wil dat jij mijn held bent. Mag ik jouw strandwachtuniform aan op de heldendag?’

Mijn ogen flitsten van mijn boek naar het goudblonde haar rondom het sippe gezichtje van mijn zusje. Ik had nooit gedacht dat ik Shallens held was — een held die niet eens de tijd nam voor een snoezige zevenjarige. Mijn hart kromp van schuld en schaamte in elkaar toen ik besefte hoe zelfzuchtig ik was.

Ik legde mijn pen en het boek aan de kant. Ik nam mijn lieve kleine bewonderaar aan de hand mee naar mijn kamer. Ik trok haar mijn door de zon verbleekte shirt aan, deed haar mijn zonneklep op en hing haar de door het water aangetaste fluitje om de hals waarop met vage letters ‘Shanda’ stond. Ze keek naar me op en straalde nog meer dan anders. Door haar liefde wist ik dat mijn kleine zusje veel belangrijker was dan welk cijfer dat ik ooit zou kunnen krijgen. ◼

Noot

  1. Zie Dante, Hel, canto 14.

Illustratie Doug Fakkel

Als het geteut van mijn zusje niet ophield, zou ik mijn hoofdstukken en samenvatting nooit af krijgen, en kon ik allemaal tienen wel vergeten. Ik moest iets doen. Ik moest haar zien kwijt te raken.

Afdrukken