Ik moest denken aan de Heiland

Iris Adriana Leal Castilla (Colombia)

Enige tijd geleden ging ik door een periode met veel persoonlijke problemen en voelde ik dat niemand mij kon helpen ze op te lossen. Ik ging geregeld naar de kerk, maar kon maar geen oplossingen vinden voor mijn moeilijkheden. Ik werd vaak overmand door angst, vooral ’s nachts. Ik voelde me erg ongelukkig.

Op een dag voelde ik me erg overstuur en probeerde ik contact te krijgen met de zendingspresident. Op een andere dag had ik het sterke verlangen om de president van de kerk te spreken. Ik dacht dat een gesprek of briefwisseling met hem mij wel de antwoorden zou geven die ik zocht.

In deze onrustige gemoedstoestand woonde ik een bijeenkomst van de districtsconferentie in Cúcuta (Colombia) bij. Ik kreeg het antwoord dat ik zocht tijdens een toespraak van de zendingspresident. Toen president Canals vroeg: ‘Wanneer hebt u voor het laatst een geestelijke ervaring gehad?’ besefte ik dat ik zo bezig was geweest om iemand te vinden die mijn problemen kon oplossen, dat ik was vergeten de uitnodiging van de Heiland aan te nemen om tot Hem te naderen (zie LV 88:63). In mijn haastige zoektocht naar een oplossing vergat ik het Wezen dat de macht had om mij vrede te schenken in mijn ellende en mijn gebeden te beantwoorden.

Diezelfde dag nog ben ik begonnen tot mijn hemelse Vader en zijn Zoon, Jezus Christus, te naderen. Ik vertelde mijn hemelse Vader over mijn angst en verdriet, en bad in de naam van Jezus Christus dat ik zijn Geest bij mij mocht hebben. Ik legde al mijn lasten aan de voeten van de Heiland, en dacht aan zijn belofte: ‘Komt tot Mij, allen, die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven’ (Matteüs 11:28).

Ik heb nog steeds niet alle oplossingen voor mijn persoonlijke problemen, maar heb wel kracht en troost ontvangen. Ik heb ook de influisteringen gekregen dat als ik rechtschapen leef, de geboden onderhoud en de Heer met heel mijn hart dien, Hij mij zal helpen met de oplossing van mijn moeilijkheden of mij de kracht zal geven ze te dragen (zie Mosiah 24:14).