We zijn allemaal schoenen
‘De Here God geeft licht aan het verstand; want Hij spreekt tot de mensen in hun eigen taal, om hun begrip te verruimen’ (2 Nephi 31:3).
De kinderen in Ryans nieuwe buurt kwamen uit veel verschillende landen: Australië, Canada, Egypte, Engeland, India, Koeweit, Mexico, Saoedi-Arabië, Schotland, de Verenigde Staten en Vietnam.
Ryan was verbaasd dat hij mensen uit zoveel landen ontmoette, maar hij merkte dat de kinderen in het park soms alleen met kinderen speelden die dezelfde taal spraken. Ryan begreep niet waarom ze niet met elkaar wilden spelen, ongeacht hun afkomst of taal. Soms waren kinderen uit het ene land gemeen tegen kinderen uit een ander land. Dat maakte Ryan verdrietig.
Ryan vroeg zich af wat hij kon doen, maar dat was erg moeilijk. Hij kon niet tegen iedereen zeggen dat ze vriendschap moesten sluiten — omdat ze zoveel verschillende talen spraken, zouden ze hem niet verstaan.
Op een dag liep Ryan met zijn ouders op straat. Ook enkele van de gemene jongens waren buiten. Een van hen had een voetbal vast. Ryan voetbalde graag. Hij verzamelde wat moed en liep naar de jongens toe. Hij kende een paar woorden in hun taal, en zij in zijn taal. Ryan en de jongens glimlachten en lachten toen ze de verschillende talen probeerden. Toen wees Ryan naar de voetbal. ‘Zullen we samen voetballen?’, vroeg hij langzaam, in de hoop dat ze hem zouden begrijpen. Hij glimlachte breeduit.
De jongens keken naar hem en toen naar elkaar. Ze spraken even met elkaar. Ryan kon niet verstaan wat ze zeiden. Toen keken ze we weer naar Ryan en knikten. Ryan lachte, en ze renden naar het park. Ryan zwaaide naar zijn vrienden die Engels spraken, en een beetje verlegen kwamen zij ook. Een van de jongens legde de voetbal neer en de wedstrijd begon.
Even later rende Ryan naar huis om even wat te drinken.
‘Hoe gaat het daar?’ vroeg zijn moeder.
‘Geweldig!’ zei Ryan. ‘Het is leuk, mam. We zijn allemaal schoenen!’
‘Schoenen?’ vroeg zijn moeder.
‘Natuurlijk. We zijn allemaal anders, maar we hebben allemaal wel twee schoenen aan — en meer heb je voor voetballen niet nodig.
‘Dat is waar’, zei ze. ‘Jullie zijn allemaal kinderen van onze hemelse Vader, en jullie lijken meer op elkaar dan je denkt.’
Ryan zwaaide toen hij door de achterdeur naar buiten rende om weer met zijn nieuwe vrienden te spelen.
Daarna gingen de buurtkinderen iedere donderdag naar het park om te voetballen. Het maakte niet uit wat voor taal ze spraken of waar ze vandaan kwamen — ze waren allemaal schoenen, en dat was genoeg.