2011
Reik anderen de reddende hand
Augustus 2011


Evangelieparels

Reik anderen de reddende hand

Gordon B. Hinckley werd op 12 maart 1995 als vijftiende president van de kerk aangesteld. Hij was een pionier in de bouw van kleine tempels. In zijn periode als president kondigde hij 79 nieuwe tempels aan. President Hinckley staat ook bekend om zijn vele reizen onder de heiligen der laatste dagen in ruim zestig landen. Het onderstaande artikel is ontleend aan een toespraak die hij op 6 oktober 1996 in de algemene conferentie heeft gehouden. De hele toespraak is te vinden op conference.lds.org.

President Gordon B. Hinckley

We moeten allemaal aan het verleden herinnerd worden. Uit de geschiedenis putten wij kennis die ons ervan kan weerhouden fouten te herhalen, en kennis waarop we de toekomst kunnen bouwen. (…)

Ik neem u in gedachten mee terug naar de algemene oktoberconferentie van 1856. Op de zaterdag van die conferentie kwamen Franklin D. Richards en een handvol metgezellen in de [Salt Lake Valley] aan. Zij waren met sterke trekdieren en lichte wagens uit Winter Quarters gekomen en hadden de afstand in betrekkelijk korte tijd afgelegd. Broeder Richards zocht meteen president Young op. Hij rapporteerde dat er honderden mannen, vrouwen en kinderen over de lange route verspreid waren, van Scottsbluff tot aan deze vallei. De meesten trokken een handkar. Zij werden vergezeld door twee huifkarkaravanen die de opdracht hadden om hen bij te staan. Ze hadden de laatste oversteek over de rivier de North Platte bereikt. Vóór hen lag een route die helemaal tot aan de continentale waterscheiding heuvelopwaarts ging, met daarna nog vele, vele kilometers voor de boeg. (…)

De volgende ochtend ging [president Young] naar de oude Tabernakel, die toen op [Temple Square] stond. Hij zei tegen de mensen:

‘(…) Velen van onze broeders en zusters bevinden zich op de vlakten met handkarren, en velen bevinden zich nu waarschijnlijk meer dan duizend kilometer hier vandaan. Zij moeten hierheen gebracht worden, we moeten hen helpen. (…)

‘Dat is mijn geloofsovertuiging; dat is wat de Heilige Geest, die ik heb, mij ingeeft. Namelijk om de mensen te redden.

‘Ik zal vandaag een beroep doen op de bisschoppen. Ik zal niet tot morgen wachten, of tot overmorgen, maar wil nu zestig goede spannen muildieren en twaalf tot vijftien wagens. Ik wil geen ossen sturen. Ik wil goede paarden en muildieren. Ze zijn er wel, in dit gebied, en we moeten ze hebben. Verder twaalf ton meel en veertig goede voerlieden, buiten de menners.

‘Ik zal u zeggen dat al uw geloof, godsdienst en het belijden van uw religie nooit uw ziel in het celestiale koninkrijk van God zullen brengen als u niet precies de beginselen uitvoert die ik u nu leer. Ga nu en breng die mensen van de vlakten hierheen!’1

Die middag werden er grote hoeveelheden voedsel, beddengoed en kleding ingezameld door de vrouwen.

De volgende ochtend werden er paarden van hoefijzers voorzien, en werden er wagens gerepareerd en geladen.

De daaropvolgende ochtend, op dinsdag, gingen zestien muildierspannen op weg naar het oosten. Tegen het einde van oktober waren er 250 spannen op weg om hulp te bieden.

Er zijn geweldige toespraken gehouden vanaf dit spreekgestoelte, broeders en zusters. Maar geen ervan was welsprekender dan die van president Young onder die omstandigheden.

(…) De verhalen van hun redding moeten ook steeds herhaald worden. Zij spreken van de werkelijke essentie van het evangelie van Jezus Christus. (…)

(…) Ook sommige van onze eigen mensen roepen in verdriet, lijden, eenzaamheid en angst om hulp. Wij hebben een grote en heilige taak om hun de hand te reiken en ze te helpen, op te richten, te voeden als ze honger hebben, en hun geest te voeden als ze hongeren naar waarheid en rechtschapenheid.

Er zijn zo veel jonge mensen die doelloos ronddolen op het tragische pad van drugs, bendes, onzedelijkheid en alle ellende die daarmee gepaard gaat. Er zijn weduwen die verlangen naar een vriendelijke stem en naar wat liefdevolle bezorgdheid. Er zijn mensen die eens een brandend geloof hadden, maar bij wie het geloof gedoofd is. Velen van hen willen terugkomen, maar weten niet hoe ze dat moeten doen. Ze hebben een vriendelijke, uitgestoken hand nodig. Met wat moeite kunnen velen van hen worden teruggebracht naar de feestdis van de Heer.

Broeders en zusters, ik hoop en bid dat ieder van ons (…) zich vast zal voornemen om mensen op te zoeken die hulp nodig hebben, die zich in wanhopige en moeilijke omstandigheden bevinden, en hen met een geest van liefde terug te brengen in de omhelzing van de kerk, waar sterke handen en liefdevolle harten hen zullen verwarmen, troosten, steunen, en hen op het pad naar een gelukkig en productief leven zetten.

Geliefde vrienden en medewerkers aan dit geweldige doel, ik geef u mijn getuigenis van de waarheid van dit werk, het werk van de Almachtige, het werk van de Verlosser van de mensheid.

Noot

  1. Brigham Young, geciteerd in LeRoy R. Hafen en Ann W. Hafen, Handcarts to Zion (1960), pp. 120–121.

A. D. Shaw, EEN HOOPVOLLE DAGERAAD