2011
Zijn naam op mij nemen
Augustus 2011


Wij spreken over Christus

Zijn naam op mij nemen

‘Er is geen andere naam gegeven waardoor redding komt; daarom wil ik dat gij de naam van Christus op u neemt’ (Mosiah 5:8).

Ik was enkele weken op zending en begon me eenzaam te voelen en heimwee te krijgen. Ik vond het wel fijn om zendeling te zijn, maar het werk was veel zwaarder dan ik had gedacht. Ik miste mijn vrienden, mijn familie en alle bekende dingen van thuis. Op een ochtend zat ik tijdens mijn persoonlijke studie mijn naamplaatje in mijn handen stilletjes om en om te draaien. Ik dacht daarbij aan mijn verlangen naar iets bekends en vertrouwds. Ik wou maar dat iemand mij gewoon bij de voornaam zou noemen.

Toen ik zo naar het naamplaatje keek, zag ik er weliswaar niet mijn voornaam op staan, maar wel de achternaam van mijn familie, de naam van de kerk en de naam van de Heiland. Ik kwam opeens tot een besef dat mijn kijk en mijn houding veranderde. Ik zag in dat ik daar als zendeling niet was om mijzelf te vertegenwoordigen. Ik was op zending en vertegenwoordigde daarbij mijn familie thuis en, nog belangrijker, ik vertegenwoordigde mijn Heiland en zijn kerk. Ik klemde het naamplaatje in het borstzakje van mijn overhemd, precies op mijn hart. Tegelijkertijd beloofde ik mijn Heiland dat ik in mijn hart en verstand meer plaats voor Hem zou inruimen.

Na die ochtend vond ik het niet erg meer dat ik mijn voornaam niet meer hoorde. Vanaf dat moment ben ik zo goed mogelijk aan het werk gegaan en heb ik mijn naamplaatje elke dag met trots gedragen. Als de ontmoediging de kop opstak, keek ik naar mijn naamplaatje en dacht ik weer aan mijn opdracht om het voorbeeld van Jezus Christus te volgen.

Ik streefde ernaar zijn naam nog meer op mij te nemen en meer op Hem te gaan lijken. Daardoor nam mijn liefde toe voor mijn collega’s en de mensen die ik mocht dienen, werd mijn getuigenis gesterkt en ging ik van het zendingswerk genieten. Ik begon mezelf te vergeten en me op het werk van de Heer te richten.

Ik ben nu een aantal jaren thuis van zending, maar ik kan de naam van de Heiland nog steeds op mij nemen. In feite verplichten wij ons er elke sabbatdag als leden van de kerk allemaal toe om de naam van Christus op ons te nemen door aan het avondmaal deel te nemen. Daarbij beloven we dat we onze Heiland zo goed mogelijk zullen vertegenwoordigen en ernaar zullen streven om steeds meer op Hem te gaan lijken. Koning Benjamin heeft verklaard: ‘Ik [wil] dat gij de naam van Christus op u neemt. (…) Wie ook dat doet, [zal] ter rechterhand Gods (…) worden bevonden, want hij zal de naam kennen waarmee hij wordt aangeduid; want hij zal worden aangeduid met de naam van Christus’ (Mosiah 5:8–9). Als wij zijn naam op ons nemen, krijgt onze aardse zending meer inhoud en vervullen we die met meer vreugde.

De Heiland heeft het avondmaal onder zijn apostelen ingesteld. Hij brak het brood en gaf het hun, zeggende: ‘Dit is mijn lichaam, dat voor u gegeven wordt: doet dit tot mijn gedachtenis. Evenzo de beker, na de maaltijd, zeggende: Deze beker is het nieuwe verbond in mijn bloed, die voor u uitgegoten wordt’ (Lucas 22:19–20).

Walter Rane, Tot mijn gedachtenis, met dank aan het museum voor kerkgeschiedenis