De Geest sprak tot mij
Christy Rusch Banz (Utah, VS)
Toen ik mijn roeping ontving om in het zendingsgebied Toulouse (Frankrijk) te dienen, was ik opgetogen dat ik in een vreemd land mocht dienen en een nieuwe taal mocht leren. Hoewel ik nooit Frans had geleerd, had ik er vertrouwen in dat ik de taal gemakkelijk zou leren spreken.
Mijn ringpresident zegende me met de gave van talen toen hij me aanstelde als zendeling. Die zegen sterkte me in mijn vertrouwen dat ik snel Frans zou kunnen leren.
Toen ik op het opleidingscentrum voor zendelingen in Provo (Utah, VS) aankwam, wilde ik graag beginnen, maar mijn verblijf daar maakte me heel erg nederig. Ik was overweldigd en worstelde elke dag. Toen ik het opleidingscentrum verliet, vond ik dat ik weinig vooruitgang met het Frans had gemaakt. Ik vroeg me af wanneer de gave van talen zou komen.
Ik werd in het zendingsveld eerst naar een kleine plaats in Zuid-Frankrijk gestuurd. Op een dag, slechts een paar dagen nadat ik was aangekomen, spraken mijn collega en ik mensen aan op straat. Ik zei niet veel als we met mensen spraken. Ik kon hen nauwelijks verstaan en zij konden mij nauwelijks verstaan.
We benaderden een vrouw en mijn collega begon haar over de kerk te vertellen. De vrouw luisterde een paar minuten en wendde zich toen plotseling tot mij en zei: ‘En wat heb jij te zeggen?’
Angstig en wanhopig probeerde ik me iets te herinneren van wat ik had geleerd. Met bevende stem getuigde ik eenvoudig van onze hemelse Vader en van het Boek van Mormon. Terwijl ik dat deed, getuigde de Geest tot mij dat wat ik gezegd had waar was. Ik weet niet of de vrouw iets voelde, maar ze glimlachte, wendde zich weer tot mijn collega en vroeg haar om verder te gaan met haar boodschap.
Ik leerde hierdoor een belangrijke les. Ik leerde dat, hoewel ik niet goed Frans kon spreken, de Geest wel door mij kon spreken. Ik ontdekte dat de zegen die ik van mijn ringpresident had ontvangen eigenlijk een zegen was die me in staat stelde om de taal van de Geest te spreken.
President Thomas S. Monson heeft gezegd: ‘Er is een taal (…) die alle zendelingen gemeen hebben: de taal van de Geest. Die leren ze niet uit studieboeken geschreven door geleerde mensen, noch leren ze die beheersen door te lezen en uit het hoofd te leren. De taal van de Geest komt tot hen die er met heel hun hart naar streven om God te leren kennen en zijn goddelijke geboden te onderhouden. Beheersing van die taal stelt iemand in staat om door barrières heen te breken, hindernissen te overwinnen en het mensenhart te raken.’ (Zie ‘The Spirit Giveth Life’, Liahona, internationale editie, juni 1997, p. 2.)
Nu, jaren later, heeft die ervaring nog steeds haar uitwerking op mij. Ik hoef het evangelie niet meer in het Frans te prediken, maar ik heb nog steeds de hulp van de Geest nodig als mij gevraagd wordt om in de kerk een les te geven of een toespraak te houden. Als ik merk dat ik moeite heb om me duidelijk uit te drukken, dan vind ik troost in de gedachte dat de Geest in staat is tot het hart van alle kinderen van God te spreken.