2012
De beste voetbalster
Maart 2012


De beste voetbalster

‘Jezus zegt: wees altijd lief, vriendelijk en trouw’ (Kinderliedjes, p. 39).

Ik balde mijn vuisten, beet op mijn lip en gaf een schop tegen de bal die naar me toe kwam rollen. Daarna fronste ik mijn wenkbrauwen toen de bal ver naast het doel over de zijlijn belandde.

Een meisje, Nan, stond al een tijdje bij het hek toe te kijken hoe we aan het spelen waren. Ze rende enthousiast naar de bal toe en struikelde daarbij. Iedereen moest lachen. Niemand bedankte haar dat ze ons de bal toegooide.

Ik voelde me schuldig. Ik wist dat Nan graag wilde meedoen, maar ik wilde haar niet als eerste vragen.

Nan was een stil meisje met slordig bruin haar, dikke brillenglazen en een schrille stem. Ze had helemaal geen vrienden en vriendinnen bij ons in de klas. Het was niet zo dat ik haar niet mocht, ik had alleen nog nooit met haar gepraat.

Die middag kondigde onze juf aan dat ze onze tafels anders ging neerzetten. Ze zou een nieuw overzicht van de indeling maken.

Het klaslokaal gonsde van opwinding. Mijn beste vriendin, LeAnna, en ik glimlachten naar elkaar.

Precies op dat moment fluisterde Caroline me toe: ‘Ik hoorde Nan tegen juffrouw Martin zeggen dat ze naast jou wil zitten. Jakkes!’

Ik was perplex. Waarom ik? vroeg ik me af. Ik had nooit gemeen tegen Nan gedaan, maar ook nooit aardig.

‘Zeg tegen de juf dat je niet naast haar wilt zitten’, voegde Caroline fluisterend toe. ‘Anders wil niemand meer bij jou zitten.’

Ik keek naar Nan. Ze liet haar hoofd hangen. Ze had vast in de gaten wat iedereen in de klas dacht.

Juffrouw Martin riep me bij zich. Ik wist dat Nan een kind van God was en dat Jezus zei dat we iedereen moeten liefhebben. Maar als ik vriendschap sloot met Nan, zou iedereen me voor gek verklaren.

‘Naast wie wil jij zitten?’ vroeg juffrouw Martin aan mij.

‘LeAnna’, zei ik. Dat was makkelijk.

Juffrouw Martin glimlachte. ‘Zou je ook wel naast Nan willen zitten?’

Ik staarde naar de vloer en fluisterde: ‘Liever niet.’

Juffrouw Martin keek verbaasd. ‘Weet je het zeker, Angie?’

‘Ja’, mompelde ik.

De volgende dag stonden onze tafels op hun nieuwe plek. Ik zat naast LeAnna. Nan zat aan de andere kant van het lokaal. De twee meisjes naast haar schoven hun tafel bij haar vandaan zodat het leek alsof ze in haar eentje zat. Het leek wel of ze in huilen kon uitbarsten.

Een paar weken later ging Nan naar een andere school. Een meisje uit mijn wijk zat daar ook op school. Ik vroeg haar of ze een nieuw meisje met de naam Nan had ontmoet.

‘Volgens mij wel. Hoe ziet ze eruit?’ vroeg ze.

‘Nou, ze is heel stil. Haar haar zit in de war en ze heeft dikke brillenglazen. Niemand uit mijn klas vond haar aardig.’

‘Echt waar? Dat kan niet hetzelfde meisje zijn’, zei ze. ‘Het nieuwe meisje dat ik ken, is echt heel leuk. Iedereen mag haar graag. Ze kan ook heel goed voetballen.’

Ik moest denken aan de dag toen Nan toekeek terwijl we aan het voetballen waren. Ze had alleen een kans en een vriendin nodig. En die had ik haar allebei kunnen geven.

Die dag sprak ik met mezelf af dat ik voortaan altijd aardig zou zijn voor iedereen en me een meisje als Nan nooit meer zou laten ontglippen zonder mijn vriendschap aan te bieden.

Illustratie Brad Clark

Afdrukken